OPEL AMPERA E 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 221 of 283
Rijden en bediening219Trekken
Algemene informatie
De auto is niet ontworpen of geschikt
voor het trekken van een aanhang‐
wagen of een andere auto.
Page 222 of 283
220Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................221
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 221
Auto optakelen ........................ 221
Auto stallen .............................. 222
Verwerking van sloopauto .......223
Controle van de auto .................223
Werkzaamheden uitvoeren .....223
Motorkap ................................. 224
Koelsysteem ............................ 224
Sproeiervloeistof ......................226
Remmen .................................. 227
Remvloeistof ............................ 227
Accu ........................................ 228
Wisserblad vervangen .............229
Koplampafstelling ....................230
Gloeilamp vervangen .................230
Halogeenlampen .....................230
Xenonkoplampen ....................231
Richtingaanwijzers vooraan ....231
Achterlichten ............................ 231
Zijrichtingaanwijzers ................232
Kentekenverlichting .................232Elektrisch systeem .....................233
Hoogspanningsapparaten en bedrading ............................... 233
Overbelasting elektrisch systeem .................................. 233
Zekeringen .............................. 234
Zekeringenkast in motorruimte 235
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................238
Boordgereedschap ....................240
Gereedschap ........................... 240
Velgen en banden .....................241
Banden .................................... 241
Winterbanden .......................... 241
Aanduidingen op banden ........241
Bandenspanning .....................242
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 243
Profieldiepte ............................ 246
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 246
Wieldoppen ............................. 246
Sneeuwkettingen .....................247
Bandenreparatieset .................247
Starthulp gebruiken ...................251
Trekken ...................................... 253
Auto slepen ............................. 253
Andere auto slepen .................254Verzorging van uiterlijk ..............254
Verzorging exterieur ................254
Verzorging interieur .................256
Page 223 of 283
Verzorging van de auto221Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
We adviseren u alleen gebruik te
maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Ook kunnen zulke wijzigingen van
invloed zijn op de bestuurdersonder‐
steuningssystemen en het energie‐
verbruik. Hierdoor kan ook de
gebruikslicentie van de auto komen te
vervallen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto optakelen
9 Waarschuwing
Bij het onjuist opheffen van de
auto kan er ernstig letsel en
schade aan de auto ontstaan.
Laat de auto alleen door goed
opgeleid personeel in een erkende werkplaats heffen.
Krikpositie voor liftplatform
Achterarmpositie van het liftplatorm
op de carrosserie onderaan.
Page 224 of 283
222Verzorging van de autoDe positie van de voorste arm van hethefplatform aan de onderzijde van de
auto.
Wellicht zijn er onder de voorbanden oprijhellingen nodig voor de beno‐
digde speling voor bepaalde hefbrug‐
gen op deze locatie.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.● Auto in een droge en goedgeventileerde ruimte parkeren.
Schakel P in. Voorkom dat de
auto wegrolt.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.Maximaal vier weken
Sluit de oplaadkabel aan.Vier weken tot twaalf maanden ● Ontlaad de hoogspanningsaccu totdat er twee of drie balken op deactieradiusindicator van de accu
(accusymbool) op de instrumen‐
tengroep resteren.
● Sluit de oplaadkabel niet aan.
● Stal de auto altijd op een locatie met temperaturen tussen -10 °C
en 30 °C.
● Bij het stallen van de auto bij extreme temperaturen kan de
hoogspanningsaccu beschadigd
raken.
● Ontkoppel de zwarte minkabel (-)
van de 12 V auto-accu en sluit en
druppellader aan op de accupo‐
len of laat de 12 V-accukabelsaangesloten en de druppellader
van de pluspool (+) en de
minpool (-) in de motorruimte.Voorzichtig
De auto is uitgevoerd met een
AGM 12 V-autoaccu, die bij het
gebruik van een onjuiste druppel‐
lader beschadigd kan raken.
Gebruik een met AGM compatibel oplaadapparaat en stel dit goed in.
Neem de instructies van de fabri‐
kant van de druppellader ter harte.
Nadat de 12 V-accukabel van de auto weer is aangesloten, is het mogelijk
dat de auto niet werkt. Als dat het geval is, moet de hoogspanningsaccu
wellicht worden opgeladen.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Sluit de klem aan op de minpool van de 12 V-auto-accu. Elektro‐
nica voor de elektrische ruitbe‐
diening inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
Page 225 of 283
Verzorging van de auto223●Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Indien nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Gevaar
Probeer niet zelf onderhouds‐
werkzaamheden aan hoogspan‐
ningscomponenten te verrichten.
U kunt letsel oplopen en de auto
kan beschadigd raken. Laat deze
hoogspanningscomponenten
uitsluitend door geschoolde
onderhoudsmonteurs met de
juiste kennis en gereedschappen
onderhouden en repareren. Bloot‐
stelling aan hoogspanning kan
elektrische schokken, brandwon‐
den en zelfs de dood tot gevolg
hebben. Laat de hoogspannings‐
componenten in de auto uitslui‐
tend door specifiek opgeleide
monteurs onderhouden.
Hoogspanningscomponenten zijn
voorzien van labels. U mag deze
componenten niet uitbouwen,
openen, uiteen nemen of modifi‐
ceren. Hoogspanningskabels of -
bedrading heeft een oranje
mantel. U mag hoogspanningska‐
bels of -bedrading niet doormeten, manipuleren, doorknippen of
modificeren.9 Waarschuwing
Voer de motorruimtecontroles
alleen uit wanneer de auto is uitge‐ schakeld.
De koelventilator kan ook starten
als de auto is uitgeschakeld.
Page 226 of 283
224Verzorging van de autoVoorzichtig
Zelfs geringe hoeveelheden vuil
kunnen schade aan boordsyste‐
men veroorzaken. Voorkom
vervuiling van vloeistoffen, reser‐ voirdoppen of peilstaven.
Motorkap
Openen
1. Trek aan de ontgrendelhendel voor de motorkap en zet deze in
de oorspronkelijke stand terug.
2. Leg de veiligheidsgrendel links opzij en open de motorkap.
3. Haal de motorkapsteun uit de houder boven de radiateursteun
en zet deze stevig in de sleufvor‐
mige houder in de motorkap.
Sluiten Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in
het slot vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Koelsysteem
De auto heeft drie verschillende koel‐
systemen.
Controleer het koelvloeistofpeil van
de betreffende koelsystemen regel‐
amtig en laat de oorzaak van mogelijk lekkende koelvloeistof door een werk‐
plaats verhelpen.
Page 227 of 283
Verzorging van de auto225Voorzichtig
Laat de auto nooit met te weinig
koelvloeistof werken.
Bij een laag koelvloeistofpeil kan
de auto beschadigd raken.
Verwarmingskoelsysteem
Het koelvloeistofreservoir bevindt
zich in de motorruimte.
De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. -28 °C.
Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Bij een koud motorkoelsysteem moet de koelvloeistof boven de vulstreep
staan. Bijvullen als het peil te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een goedgekeurde geconcen‐
treerde koelvloeistof met kraanwater; verhouding 1:1. Dop goed vast‐
draaien.
Koelsysteem
hoogspanningsaccu9 Gevaar
Laat de koelvloeistof van de hoog‐
spanningsaccu uitsluitend door
een erkende monteur controleren.
Ondeskundig werken kan ernstig
letsel of de dood tot gevolg
hebben.
Het koelvloeistofreservoir van de
hoogspanningaccu zit aan de voor‐
kant van de motorruimte.
Page 228 of 283
226Verzorging van de autoGa na of u koelvloeistof in het koel‐
vloeistofreservoir van de hoogspan‐
ningsaccu ziet. Als er koelvloeistof
zichtbaar is maar het koelvloeistof
onder het vulmerkje voor koud blijft,
lekt het koelsysteem wellicht.
Raadpleeg een werkplaats als het
koelvloeistofpeil te laag is.
Koelsysteem
vermogenselektronica en
opladermodules9 Gevaar
Laat de elektronica van het
oplaadsysteem en de oplaadmo‐
dules uitsluitend door een erkende monteur onderhouden.
Ondeskundig werken kan ernstig
letsel of de dood tot gevolg
hebben.
De vermogenselektronica en de opla‐
dermodules worden gekoeld met
hetzelfde koelvloeistofcircuit.
Het koelvloeistofreservoir van de
vermogenselektronica en de oplader‐ modules bevindt zich aan de voorkant
van de motorruimte.
Ga na of er koelvloeistof zichtbaar is
in het koelvloeistofreservoir van de
vermogenselektronica en de oplader‐ modules. Als er koelvloeistof zicht‐baar is maar het koelvloeistof onder
het vulmerkje voor koud blijft, lekt het
koelsysteem wellicht.
Raadpleeg een werkplaats als het
koelvloeistofpeil te laag is.
Sproeiervloeistof
Schoon water bijvullen, vermengd
met een passende hoeveelheid goed‐ gekeurde sproeiervloeistof die anti‐
vries bevat.
Lees bij het bijvullen van ruitensproei‐
ervloeistof vóór gebruik altijd eerst de
instructies van de fabrikant.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Page 229 of 283
Verzorging van de auto227● Vermeng geconcentreerdesproeiervloeistof volgens de
instructies van de fabrikant met
water.
● Meng geen water met sproeier‐ vloeistof die klaar voor gebruik is.Door dit water kan de oplossing
bevriezen en het sproeiervloei‐
stofreservoir en andere delen
van het sproeiersysteem bescha‐
digen.
● Vul het sproeiervloeistofreservoir
bij zeer lage temperaturen voor
slechts driekwart. Zo kan de
vloeistof bij vorst uitzetten en
wordt er schade door een volle tank voorkomen.
● Gebruik geen motorkoelvloeistof (antivries) in de voorruitsproeier.
Deze kan het ruitensproeiersys‐
teem en de lak beschadigen.
Sproeiervloeistof 3 258.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐
male dikte heeft, hoort u een piepend geluid wanneer u remt.Verder rijden is mogelijk maar laat de
remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
Wanneer de motor ten minste 1
minuut niet heeft gedraaid, is het
maximale vloeistofpeil bovenaan het
reservoirhuis. Wanneer de auto is
ingeschakeld, moet het remvloeistof‐
peil tussen de markeringen MIN en
MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
remvloeistofpeil lager dan MIN is.
Controleer na werkzaamheden aan
het hydraulische remsysteem of het
vloeistofpeil bij een ingeschakelde
auto op het juiste peil tussen de merk‐ tekens MIN en MAX staat. Gebruik
uitsluitend hoogwaardige, voor de
auto goedgekeurde remvloeistof. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Remvloeistof 3 258.
Page 230 of 283
228Verzorging van de autoAccu9Gevaar
Alleen een geschoolde onder‐
houdsmonteur met de juiste
kennis en gereedschappen mag
de hoogspanningsaccu inspecte‐
ren, testen of vervangen.
Raadpleeg een werkplaats als de
hoogspanningsaccu onderhoud
vergt.
Deze auto heeft een hoogspannings‐
accu en een standaard 12 V-auto‐
accu.
Na een botsing kan het sensorsys‐
teem het hoogspanningssysteem
afsluiten. In dit geval wordt de hoog‐
spanningsaccu ontkoppeld en start
de auto niet.
Er verschijnt een servicebericht op
het Driver Information Center
verschijnen.
Bied de auto bij een werkplaats aan
voor onderhoud voordat u deze weer
gebruikt.
Airbagsysteem 3 45.
Voor minder direct zonlicht op uw
auto en een langere levensduur van
de hoogspanningsaccu is er een
dekzeil bij uw Opel Ampera Service
Partner verkrijgbaar.
Uw erkende Opel Ampera reparatie‐
werkplaats kan u vertellen hoe u de
hoogspanningsaccu kunt recyclen.
Laat de auto op het stopcontact
aangesloten, ook na het volledig
opladen, om de hoogspanningsaccu
voor de volgende rit op temperatuur
te houden. Dit is met name bij
extreem hoge of lage temperaturen
van belang.
Vermeld het vervangingsnummer op
het label van de originele 12 V-auto‐
accu als u een nieuwe 12 V -autoaccu
nodig hebt. De auto heeft een Absor‐
bed Glass Mat (AGM) 12 V -autoaccu.
Als er een standaard 12 V-autoaccu wordt ingebouwd, is de levensduur
van de 12 V-autoaccu korter. Let op:
bij het gebruik van een 12 V-oplaad‐
apparaat op de 12 V-AGM-accu,
heeft het oplaadapparaat wellicht een stand voor AGM-accu's. Gebruik een
eventueel beschikbare AGM-standop het oplaadapparaat, om de
oplaadspanning te beperken tot
14,8 V.
Ga te werk volgens de instructies van
de fabrikant van de oplader.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
In de motorruimten zijn aansluitpun‐
ten aangebracht voor het starten met
hulpstartkabels.
Starthulp gebruiken 3 251.
Koppel de zwarte minkabel (-) van de
12 V-autoaccu los van de 12 V-auto‐
accu om te voorkomen dat de 12 V-
autoaccu wordt ontladen of sluit een
accudruppellader aan.
Sluit de 12 V-autoaccu alleen aan en
ontkoppel deze alleen wanneer de
auto is uitgeschakeld.
Auto stallen 3 222.