OPEL ASTRA K 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 261 of 327
Verzorging van de auto259Nr.Stroomkring51Linker dimlicht (led)52Motorregelmodule / transmissie‐
regelmodule53Dieseluitlaatsysteem54Voorruitwissers55Rugleuning achterbank elek‐
trisch neerklappen56–57–
Klik na het vervangen van kapotte
zekeringen de afdekking van de
zekeringenkast weer vast.
Wanneer u het deksel van het zeke‐ ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast instrumentenpaneel
De zekeringendoos zit achter een
afdekking.
Trek aan de afdekking aan de linker‐ kant om te verwijderen.
Page 262 of 327
260Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Achterbankverwarming (alleen
voor auto's zonder alarmclaxon)2Verwarming en ventilatie / venti‐ lator3Elektrisch bediende stoel
bestuurderskant4Elektrisch bediende stoel passa‐ gierskant5–6Elektrisch bediende ruit, voor7ABS8Verwarmd stuurwiel9Carrosserieregelmodule 810Elektrisch bediende ruit, achter11Zonnedak12Carrosserieregelmodule 413Stoelverwarming (alleen bij
auto's zonder alarmclaxon)14Buitenspiegel15Carrosserieregelmodule 116Carrosserieregelmodule 7Nr.Stroomkring17Carrosserieregelmodule 618Carrosserieregelmodule 319Datalinkconnector20Airbagsysteem21Verwarming en ventilatie22Centrale vergrendeling / achter‐
klep23Elektronisch sleutelsysteem24Geheugenfunctie elektrisch
bediende stoel25Airbagsysteem stuurwiel26Contactslot / stuurslot27Carrosserieregelmodule 228USB-poort29Aansteker / stroomaansluiting
voor30Schakelhendel31Achterruitwisser32Transmissieregelmodule33Diefstalalarmsysteem / alarmsi‐
reneNr.Stroomkring34Parkeerhulp / dodehoeksys‐
teem / Infotainmentsysteem /
USB-poort35OnStar36Info-Display / instrumenten‐
groep / cd-speler37Infotainmentsysteem / radio
Sluit het deksel van de zekeringen‐
kast na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen weer:
1. Breng de afdekking aan de rech‐ terkant aan.
Page 263 of 327
Verzorging van de auto2612. Klap de linkerkant van de afdek‐king naar voren. Geleid de beves‐tigingsklem omlaag; zie de illu‐stratie.
Zekeringenkast in bagageruimte
De zekeringenkast zit links in de
bagageruimte achter een deksel.
Verwijder het deksel.
Maak het deksel van de zekeringen‐
kast los en verwijder het.
Page 264 of 327
262Verzorging van de autoNr.Stroomkring1–2–3Aanhangermodule4–5–6–7–8–9–10Service11–12Voorstoelverwarming (bij auto's
met een alarmclaxon)13Achterbankverwarming (bij
auto's met een alarmclaxon)14Contact15Stoelventilatie16Aanhangeraansluiting17Aanhangeraansluiting18–Nr.Stroomkring19–20–21–22–
Klik na het vervangen van kapotte
zekeringen de afdekking van de
zekeringenkast weer vast.
Bij de accu zitten nog meer zekerin‐
gen.
Nr.Stroomkring1Brandstofpomp2Motorregelmodule3Voeding
Page 265 of 327
Verzorging van de auto263Boordgereedschap
Gereedschap 5-deurs hatchback met
reservewiel
Open de vloerplaat van de bagage‐ ruimte 3 84.
De krik, het sleepoog en het gereed‐
schap treft u aan in de gereedschaps‐
koffer onder het reservewiel.
Reservewiel 3 276.
Sports Tourer met reservewiel
Open de vloerplaat van de bagage‐
ruimte 3 84.
De krik, het sleepoog en het gereed‐
schap treft u aan in de gereedschaps‐ koffer onder het reservewiel.
Reservewiel 3 276.
5-deurs hatchback zonder
reservewiel
Open het deksel in de rechter wand
van de bagageruimte.
Bepaald gereedschap en het sleep‐
oog bevinden zich samen met de
bandenreparatieset in een gereed‐
schapskoffer.
Page 266 of 327
264Verzorging van de autoSports Tourer zonder reservewiel
Open het deksel aan de rechterkant
van de bagageruimte.
Het gereedschap en het sleepoog
bevinden zich samen met de banden‐
reparatieset in een koffertje.
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Winterbanden
Winterbanden verhogen de veiligheid bij temperaturen onder 7 °C enmoeten daarom op alle wielen
worden gemonteerd.
De sticker met de maximumsnelheid in overeenstemming met de geldende
wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Alle bandenmaten zijn toegestaan als winterbanden 3 303.Aanduidingen op banden
Bijv. 215/50 R 16 95 H215:Bandbreedte in mm50:Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:Type koordlagen: RadiaalRF:Type: RunFlat16:Velgdiameter in inches95:Kengetal voor draagvermo‐
gen, 95 komt bijv. overeen met
690 kgH:Kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q:maximaal 160 km/uS:maximaal 180 km/uT:maximaal 190 km/uH:maximaal 210 km/uV:maximaal 240 km/uW:maximaal 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van de auto. Raadpleeg
de EEG-conformiteitsverklaring die
bij de auto is geleverd, of andere
landelijke registratiedocumenten.
Door optionele uitrusting kan de
topsnelheid van de auto afnemen.
Page 267 of 327
Verzorging van de auto265Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden
moeten zo worden gemonteerd dat
ze in de juiste richting draaien. De
juiste draairichting is herkenbaar aan
een symbool (bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten.
Dit geldt ook voor auto's met een bandenspanningscontrolesysteem.Bandenspanning 3 303.
Het informatie-etiket bandenspan‐
ning op het portierframe links
vermeldt de originele bandenmaat en de bijbehorende bandenspannings‐
waarden.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
Bij de ECO-bandenspanning is het
brandstofverbruik zo laag mogelijk.
Zorg dat de instelling draagvermogen
band overeenkomt met de huidige
bandenspanning.
Draagvermogen band 3 266.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de
bandenslijtage.
De bandenspanningswaarden
verschillen afhankelijk van de diverse opties.Ga voor de juiste bandenspannings‐waarde als volgt te werk:
● Bepaal de code van de motor-ID.
Motorgegevens 3 297.
● Bepaal de desbetreffende band. ● De bandenspanningswaardeta‐ bellen vermelden alle mogelijke
bandencombinaties 3 303.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐ verklaring die bij uw auto is geleverd,
of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk voor het juist instellen van de banden‐
spanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Page 268 of 327
266Verzorging van de auto9Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Schakel het contact uit als de
bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd op een auto met bandenspanningscontrolesysteem.
Afhankelijkheid van temperatuur De bandenspanning hangt af van de
temperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning van de band op. De bandenspannin‐
gen op de bandinformatiesticker en in
de bandenspanningentabel verwijzen naar koude banden, dus bij een
temperatuur van 20 °C.
De druk wordt voor iedere tempera‐
tuurstijging van 10 °C met bijna
10 kPa verhoogd. Houd hiermee
rekening wanneer u warme banden
controleert.
De bandenspanningswaarde die u op
het Driver Information Center ziet, is
de werkelijke bandenspanning. Bij
een afgekoelde band is deze waarde
iets lager, maar is de band niet lek.
Bandenspanningscontrole‐systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de
bandenspanning van alle vier de
banden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een spanningssensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, vervalt de typegoedkeu‐
ring van de auto bij het gebruik van wielen zonder spanningssensoren.
U kunt de actuele bandenspannings‐
waarden bekijken op het Driver Infor‐
mation Center.
Midlevel-display:
Page 269 of 327
Verzorging van de auto267Selecteer de pagina
Bandenspanningscontrole in het
menu Informatie- menu voertuig ?
op het Driver Information Center
3 118.
Uplevel-display:
Selecteer de pagina
Bandenspanningscontrole in het
menu Info op het Driver Information
Center 3 118.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen worden
samen met het desbetreffende wiel
aangegeven in een bericht op het
Driver Information Center.
Voor de waarschuwingen kijkt het
systeem ook naar de temperatuur
van de band.
Afhankelijkheid van temperatuur
3 265.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 116.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 303.
Als w 60-90 seconden knippert en
daarna continu wordt verlicht, is er
een fout in het systeem. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij kan w oplichten.
Als
w bij lagere temperaturen oplicht
en na het rijden dooft, kan dit duiden
op een naderende te lage banden‐
spanning. Bandenspanning controle‐
ren.
Boordinformatie 3 127.
Schakel het contact uit wanneer de bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen spanningssensor. Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze banden. Het
controlelampje w brandt. Voor de
overige drie banden blijft het systeem
in werking.
Gebruik van standaard verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Page 270 of 327
268Verzorging van de autoAls u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspannings‐
controlesysteem verstoren.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensoren
moet de hele ventielsteel worden
vervangen.
Gebruik alleen de originele kunststof
ventieldoppen om de ventielen tegen eventuele schade te beschermen.Voorzichtig
Gebruik geen metalen ventieldop‐ pen omdat de ventielen hierdoor
kunnen oxideren en beschadigd
kunnen raken.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto3 303 en selecteer de juiste instelling
in Bandenbelasting binnen
Informatie- menu voertuig 3 118.
Deze instelling bepaalt de referentie‐
spanningswaarden voor waarschu‐
wingen over de bandenspanning.
Het menu Bandenbelasting verschijnt
alleen wanneer de auto stilstaat en de
parkeerrem ingeschakeld is. Bij
auto's met een automatische versnel‐
lingsbak moet de schakelhendel op
P staan.
Midlevel-display:
Selecteer de pagina Bandbelasting in
het menu Informatie- menu
voertuig ? op het Driver Informa‐
tion Center 3 118.
Kies ● Licht voor een comfortabele
spanning tot drie inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden.
● Max voor volledige belading.
Uplevel-display: