OPEL CASCADA 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 201 of 269

Verzorging van de auto199
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan mo‐
torolie bijvullen.
Het wordt geadviseerd dezelfde kwa‐
liteit olie te gebruikt als bij de laatste
olieverversing.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Inhouden 3 253.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof
De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. -28 °C. In noordelijke lan‐
den met extreem lage temperaturen
biedt de af fabriek bijgevulde koel‐
vloeistof vorstbescherming tot ca.
-37 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries ge‐ bruiken.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.

Page 202 of 269

200Verzorging van de auto
Bij een koud koelsysteem moet de
koelvloeistof boven de vulstreep staan. Bijvullen als het peil te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1:1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid goedge‐
keurde sproeiervloeistof bijvullen die
antivries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met vol‐
doende antivries biedt voldoende
bescherming bij lage temperatu‐
ren of een plotselinge daling van
de temperatuur.
Het gebruik van sproeiervloeistof
dat isopropanol bevat, kan de bui‐ tenlampen beschadigen.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐male dikte heeft, hoort u een piepend
geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk ver‐
vangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.

Page 203 of 269

Verzorging van de auto201Remvloeistof9Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 241.
Accu
Auto's zonder stop-startsysteem zijn uitgerust met een loodzuuraccu. Au‐
to's met stop-startsysteem zijn uitge‐
rust met een AGM-accu die geen
loodzuuraccu is.
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij mits uw rijstijl zo is dat de accu
voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan de
accu ontladen raken. Vermijd het ge‐
bruik van onnodige elektrische ver‐
bruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan 4 weken
achtereen stilstaat, kan de accu ont‐
laden raken. Poolklem van de min‐
pool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging accu 3 129.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling van het
stop- startsysteem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied
een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan
worden gemonteerd.
Zorg bij auto's met een Stop/Start-
systeem dat de AGM-accu (Absorp‐
tive Glass Mat) weer wordt vervangen door een AGM-accu.

Page 204 of 269

202Verzorging van de auto
U kunt een AGM-accu herkennen aan
het label op de accu. Wij bevelen het
gebruik aan van een originele Opel
accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐
bruikt dan de originele Opel accu is
het mogelijk dat het Stop/Start-sys‐
teem slechter presteert.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop-startsysteem 3 144.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 233.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen: ● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen aan‐
leiding geven tot blindheid of let‐
sel.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat blindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.
● Zie de gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.

Page 205 of 269

Verzorging van de auto203Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet het dieselbrandstofsysteem worden ontlucht. Het contact driemaal
15 seconden per keer inschakelen.
Motor vervolgens maximaal
40 seconden starten. Deze procedure na minstens 5 seconden herhalen.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.
Wisserblad vervangenTil de ruitenwisserarm op tot hij om‐
hoog blijft staan, druk op de knop om
het wisserblad los te maken en ver‐
wijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐
arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig naar omlaag.Gloeilamp vervangen
Contact uitschakelen en desbetref‐
fende schakelaar uitschakelen of por‐
tieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting
vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de kop‐
lampen vanuit de motorruimte.
Lampcontrole Schakel het contact in na het vervan‐
gen van een lamp en bedien en con‐
troleer de lichten.

Page 206 of 269

204Verzorging van de autoHalogeenkoplampen
Bi-halogeenkoplamp (1) met één
lamp voor dim- en grootlicht.
Zijmarkeringslicht/dagrijlicht (2) .
Dimlicht/grootlicht (1)
1.Draai de kap (1) naar links en ver‐
wijder.
2. De lamphouder naar links los‐ draaien. Lamphouder met gloei‐
lamp uit het reflectorhuis nemen.
3. Klik de lamphouder los van de stekker door op de borgnok te
drukken.
4. Vervang de lamp en klik de lamp‐
fitting vast aan de stekker.
5. Lamphouder zo monteren dat de twee lipjes in de uitsparingen vanhet reflectorhuis vallen. Rechtsom
vastdraaien.
6. Breng de kap aan en draai deze rechtsom.

Page 207 of 269

Verzorging van de auto205Zijmarkeringslicht/dagrijlicht (2)
1. Lampfitting (2) linksom los‐draaien. Lampfitting met lamp uit
het reflectorhuis nemen.
2. Haal de lamp uit de fitting door deze eruit te trekken.
3. Plaats een nieuwe lamp in de fit‐ ting.
4. Draai de lampfitting rechtsom in de reflector vast.
Adaptief rijlicht (AFL)9 Gevaar
Het adaptieve rijlicht (AFL) is uit‐
gerust met Xenonkoplampen.
Xenonkoplampen werken onder
een extreem hoog voltage. Niet
aanraken. Lampen door een werk‐
plaats laten vervangen.
De lampen van richtingaanwijzers
en hoekverlichting kunt u wel zelf
vervangen.
Zijmarkeringslicht/dagrijlichten zijn
uitgevoerd met led's en kunnen niet
worden vervangen.
Afslagverlichting
1. Draai de kap naar links en verwij‐ der deze.

Page 208 of 269

206Verzorging van de auto2. De lamphouder naar links los‐draaien. Lamphouder met gloei‐
lamp uit het reflectorhuis nemen.
3. Trek de lamp uit de stekker.
4. Vervang de lamp en klik de lamp‐
fitting vast aan de stekker.
5. Lamphouder zo monteren dat de twee lipjes in de uitsparingen vanhet reflectorhuis vallen. Rechtsom
vastdraaien.
6. Breng de kap aan en draai deze rechtsom.
Mistlampen
U kunt de lampen bereiken langs de
onderkant van de auto.
1. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze uit de reflector.
2.Klik de lampfitting los van de stek‐
ker door op de borgnok te druk‐
ken.
3. Vervang de lamp in de lampfitting
en klik deze weer vast aan de
stekker.
4. Plaats de lampfitting in de reflec‐ tor door hem rechtsom te draaien
en zet hem vast.
Richtingaanwijzers vooraan
1. Draai kap (1) naar links en verwij‐
der deze.

Page 209 of 269

Verzorging van de auto207
2. Op de afbeelding ziet u de versiemet halogeenkoplampen.
Op de afbeelding ziet u de versie
met koplampen met Adaptive For‐ ward Lighting.
Draai de lampfitting linksom los uit
de reflector.
3. Haal de gloeilamp uit de fitting door deze naar links te draaien.
4. Plaats een nieuwe lamp door deze naar rechts in de fitting te
draaien.
5. Draai de lampfitting rechtsom in de reflector vast.
6. Breng de kap aan en draai deze rechtsom.
Achterlichten
1. Open en verwijder de afdekking aan de binnenkant van het koffer‐
deksel door de schroef met een
munt los te draaien.
2. De remlichten, de achterlichten en de mistlamp zijn uitgevoerd alsLED's en kunnen niet worden ver‐ vangen.

Page 210 of 269

208Verzorging van de auto
Draai de gloeilamphouder
linksom eruit.
Richtingaanwijzers ( 1)
Achteruitrijlichten ( 2)
3. Verwijder de gloeilamp en ver‐
vang deze
4. Steek de gloeilamphouder in het achterlicht compleet en draai
deze vast.
5. Sluit de afdekking door eerst de bevestigingsclips erin te steken.
Sluit de afdekking door de schroef
met een munt rechtsom te
draaien.
Extra verlichting in het frame van
het kofferdeksel
1. Open het kofferdeksel.
2. Maak de kap in het zijbekledings‐ paneel los en verwijder deze.
3. Draai de gloeilamphouder linksom eruit.

Page:   < prev 1-10 ... 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 ... 270 next >