OPEL CASCADA 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: CASCADA, Model: OPEL CASCADA 2016Pages: 269, PDF Size: 7.73 MB
Page 191 of 269

Rijden en bediening189Raadpleeg voor de waarden die spe‐cifiek voor uw voertuig gelden het
'EEC Certificate of Conformity' dat bij
uw voertuig werd geleverd of de
andere nationale autopapieren.
Algemene informatie Het officiële brandstofverbruik en de
specifieke cijfers voor de CO 2-emis‐
sie zoals vermeld zijn conform het
EU-basismodel met standaarduitrus‐
ting.
Brandstofverbruikgegevens en CO 2-
emissiegegevens worden bepaald
volgens verordening
R (EG) nr. 715/2007 (in de meest re‐
cente van toepassing zijnde versie),
waarbij rekening wordt gehouden met
het gewicht van de auto in bedrijfs‐
toestand, zoals voorgeschreven door
de verordening.
De cijfers dienen uitsluitend ter ver‐
gelijking van de diverse modelvarian‐ ten en bieden geen garantie voor het
werkelijke brandstofverbruik van een
specifiek model. De vermelde cijfers
voor het verbruik en de CO 2-emissie
kunnen door accessoires iets hoger uitvallen. Het brandstofverbruik hangtbovendien af van de persoonlijke rij‐
stijl, de staat van het wegdek en de
verkeersomstandigheden.Trekhaak
Algemene informatie Alleen een trekhaak gebruiken die
voor uw auto is goedgekeurd. Het in‐
bouwen van een trekhaak door een
werkplaats laten uitvoeren. Zo nodig
wijzigingen in de auto aanbrengen,
zoals in het koelsysteem, de hitte‐
schilden of andere uitrusting.
De lamp-uitvaldetectie van het aan‐
hangerremlicht constateert geen indi‐
vidueel uitgevallen lampen. Bij bijv. 4
x 5 W wordt er pas uitval geconsta‐
teerd als alleen een lamp van 5 W of
geen lampen aan blijven.
Bij het monteren van een trekhaak
kan de opening voor het sleepoog worden afgedekt. In dat geval de trek‐
haakstang gebruiken voor het slepen.
De trekhaakstang na gebruik altijd in
de auto bewaren.
Rijgedrag en aanhangertips
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐
demper die slingerbewegingen
Page 192 of 269

190Rijden en bedieningdempt en op de koppelingskogel in‐werkt, mag de kogel niet worden ge‐
smeerd.
Wanneer u een instabiele aanhanger of een caravan met een max. toelaat‐
baar totaalgewicht van meer dan
1200 kg trekt, is het uiterst raadzaam
een stabilisator te gebruiken wanneer u sneller rijdt dan 80 km/u.
Als de aanhanger begint te slingeren,
langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐ ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling in‐
schakelen als bergopwaarts en onge‐ veer dezelfde snelheid aanhouden.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 254.
Aanhanger trekken
Trekgewicht
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de mo‐ tor en mag niet worden overschre‐
den. Het werkelijke trekgewicht is het
verschilt tussen het werkelijke totaal‐gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐ pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren ver‐
meld. Het geldt normaal bij hellings‐
percentages tot maximaal 12%.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte
van 1000 meter boven de zeespiegel. Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de lagere lucht‐
dichtheid daalt en het klimvermogen
daardoor afneemt, moet het maxi‐
maal toelaatbare treingewicht voor
elke 1000 meter hoogtetoename met
10 % worden verminderd. Bij het rij‐
den op wegen met een gering hel‐
lingspercentage (minder dan 8%, bijv.
snelwegen) hoeft het maximaal toe‐
laatbare treingewicht niet te worden
verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 243
vermeld.Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het la‐
den van de aanhanger is van invloed
op de kogeldruk.
De maximaal toelaatbare kogeldruk (75 kg) staat op het typeplaatje van de
trekhaak en in de autopapieren ver‐
meld. Altijd de maximale kogeldruk
nastreven, vooral bij zware aanhan‐
gers. Nooit rijden met een kogeldruk
lager dan 25 kg.
Achterasbelasting Bij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de auto,
mag de toelaatbare achterasbelas‐
ting (zie typeplaatje of autopapieren)
met 100 kg overschreden worden en
ook het toelaatbare totaalgewicht
mag met 100 kg worden overschre‐ den. Wordt de toelaatbare achteras‐
belasting overschreden, dan geldt
een maximumsnelheid van 100 km/u .
Page 193 of 269

Rijden en bediening191TrekhaakVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger,de kogelstang demonteren.
Kogelstang opbergen
De kogelstang wordt opgeborgen ineen zak en moet in de bagageruimte
worden vastgezet.
Auto met reservewiel
De zak met de kogelstang wordt bij
het reservewiel onder de afdekplaat
bagageruimte geplaatst.
Geleid de riem door de velg en
rondom het wiel, wikkel deze rondom
de kogelstang en trek de band aan
om de zak vast te zetten.
Auto’s met bandenreparatieset
De zak met de kogelstang wordt bij de doos van de bandenreparatieset on‐
der de afdekplaat bagageruimte ge‐
plaatst.
De riem wordt rondom de schroef‐
draadbout onder de doos van de ban‐
denreparatieset geleid. Wikkel de
riem rondom de kogelstang en trek de riem aan om de zak vast te zetten.
Auto's met een vlakke
bagageruimtevloer
De zak met de kogelstang wordt
rechts op de bagageruimtevloer op‐
geborgen.
Geleid de riem door het sjoroog
rechtsachter, wikkel deze twee keer
rondom de kogelstang en trek de riem aan om de zak vast te zetten.
Page 194 of 269

192Rijden en bedieningKogelstang monteren
Stekkerdoos ontgrendelen en om‐
laagklappen. Afsluitplug uit kogel‐
stangopening trekken en opbergen.
Spanstand kogelstang controleren
● Het rode merkteken op de draai‐ knop moet naar het groene merk‐
teken op de kogelstang gericht
zijn.
● De opening tussen de draaiknop en de kogelstang moet ca.
6 mm bedragen.
● De sleutel moet in stand c staan.
Anders moet de kogelstang vóór het
monteren worden aangespannen:
● Ontgrendel de kogelstang door de sleutel naar stand c te
draaien.
● Draaiknop uittrekken en zover mogelijk rechtsom draaien.
Kogelstang monteren
Page 195 of 269

Rijden en bediening193Aangespannen kogelstang in de trek‐
haakopening steken en stevig om‐ hoogduwen totdat deze hoorbaar
vastklikt.
De draaiknop springt automatisch te‐
rug in de uitgangspositie en rust zon‐
der speling tegen de kogelstang.9 Waarschuwing
Draaiknop bij het monteren niet
aanraken.
Vergrendel de kogelstang door de
sleutel naar stand e te draaien. Sleu‐
tel verwijderen en beschermkapje dichtdrukken.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Correcte montage van de kogelstang
controleren
● Het groene merkteken op de draaiknop moet naar het groenemerkteken op de kogelstang ge‐
richt zijn,
● Tussen de draaiknop en de ko‐ gelstang mag geen speling zit‐
ten,
● De kogelstang moet stevig in de trekhaakopening vergrendeld
zijn,
● De kogelstang moet zijn en de sleutel moet verwijderd zijn.9Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is al‐
leen toegestaan bij een correct ge‐ monteerde kogelstang. Als u de
kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐ plaats inroepen.
Kogelstang demonteren
Page 196 of 269

194Rijden en bedieningOpen de beschermende klep en draai
de sleutel naar stand c om de kogel‐
stang te ontgrendelen.
Draaiknop uittrekken en zover moge‐ lijk rechtsom draaien. Kogelstang
naar onderen toe lostrekken.
Afsluitplug in de trekhaakopening
aanbrengen. Stekkerdoos inklappen.
De kogelstang zoals bovenstaand be‐
schreven opbergen en vastzetten.
Page 197 of 269

Verzorging van de auto195Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................196
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 196
Auto stallen .............................. 196
Verwerking van sloopauto .......197
Controle van de auto .................197
Werkzaamheden uitvoeren .....197
Motorkap ................................. 197
Motorolie .................................. 198
Koelvloeistof ............................ 199
Sproeiervloeistof ......................200
Remmen .................................. 200
Remvloeistof ............................ 201
Accu ........................................ 201
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 203
Wisserblad vervangen .............203
Gloeilamp vervangen .................203
Halogeenkoplampen ...............204
Adaptief rijlicht (AFL) ...............205
Mistlampen .............................. 206
Richtingaanwijzers vooraan ....206
Achterlichten ............................ 207
Zijrichtingaanwijzers ................209Kentekenverlichting .................210
Binnenverlichting .....................210
Instrumentenverlichting ...........210
Elektrisch systeem .....................211
Zekeringen .............................. 211
Zekeringenkast in motorruimte 212
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................214
Zekeringenkast in bagageruimte ......................... 215
Boordgereedschap ....................216
Gereedschap ........................... 216
Velgen en banden .....................217
Winterbanden .......................... 217
Aanduidingen op banden ........218
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 218
Bandenspanning .....................221
Profieldiepte ............................ 222
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 223
Wieldoppen ............................. 223
Sneeuwkettingen .....................224
Bandenreparatieset .................224
Wiel verwisselen ......................227
Reservewiel ............................. 230
Starthulp gebruiken ...................233Trekken...................................... 235
Auto slepen ............................. 235
Andere auto slepen .................236
Verzorging van uiterlijk ..............237
Verzorging exterieur ................237
Verzorging interieur .................239
Page 198 of 269

196Verzorging van de autoAlgemene informatieAccessoires en modificatiesvan auto
Wij raden u aan alleen gebruik te ma‐
ken van originele onderdelen, acces‐
soires en andere uitdrukkelijk door de fabriek voor uw autotype goedge‐
keurde onderdelen. Voor andere on‐
derdelen kunnen wij – ook als deze
door autoriteiten of anderszins zijn
goedgekeurd – niet beoordelen of
deze betrouwbaar zijn en er evenmin garant voor staan.
Geen aanpassingen in het elektrische
systeem aanbrengen, zoals wijzigin‐
gen in de elektronische stuurappara‐
ten (chip-tuning).Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een ta‐ kelwagen kunnen de spatlappen
beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Was de auto. Breng was op het lakwerk van de auto aan. Verzor‐
ging exterieur 3 237.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en con‐ serveren.
● Brandstoftank volledig vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed ge‐ ventileerde ruimte parkeren. Eer‐
ste versnelling of achteruitver‐
snelling inschakelen of keuze‐
hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Sluit de softtop.
● Dek de softtop af om invloeden van buitenaf terug te brengen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten datgeen van de systemen werkt,
bijv. het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening in‐schakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Page 199 of 269

Verzorging van de auto197Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk uit‐
sluitend over aan een erkend autode‐
montagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem en de Xe‐
nonkoplampen werken met een
zeer hoge spanning. Niet aanra‐
ken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekkenen in de uitgangspositie terugduwen.
Page 200 of 269

198Verzorging van de auto
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
Motorkapsteun vastzetten.
Als de motorkap wordt geopend tij‐
dens een Autostop, wordt de motor om veiligheidsredenen automatischherstart.
Sluiten
Steun vóór het sluiten van de motor‐ kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm ) in de grendel vallen. Con‐
troleer of de motorkap vergrendeld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen. Verge‐
wis u ervan dat de gebruikte olie de
juiste specificatie heeft. Aanbevolen
vloeistoffen en smeermiddelen
3 241.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn ge‐ weest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken ge‐ bruikt.