OPEL GRANDLAND X 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 101 of 275

Instrumenten en bedieningsorganen999Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing in het
ABS-systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS-
regeling.
Antiblokkeersysteem 3 157.
Schakelen R met het getal van een hogere
versnelling verschijnt wanneer wordt
aanbevolen om vanwege de brand‐
stofbesparing op te schakelen.
Lane Departure Warning
) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Knippert geel
Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Lane keep assist a brandt groen of geel, of knippert
geel.
Brandt groen Het systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Brandt geel
Het systeem nadert een waargeno‐
men rijstrookmarkering, zonder dat
de richtingaanwijzer naar die kant is
ingeschakeld.Knippert geel
Het systeem herkent dat de auto de
rijstrook grotendeels heeft verlaten.
Lane Keep Assist 3 198
Elektronische stabiliteitsre‐
geling en Traction Control- systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt Er zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐ teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling en
Traction Control-systeem 3 160.
Selectieve ride control 3 161.

Page 102 of 275

100Instrumenten en bedieningsorganenKoelvloeistoftemperatuur
o brandt rood.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil meteen controleren
3 215.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming ! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld. Start de motor wanneer het
controlelampje dooft.
Roetfilter
% of H brandt geel.
Het roetfilter moet geregenereerd
worden.
Blijf rijden totdat het controlelampje
dooft.
Brandt tijdelijk Roetfilter begint verzadigd te raken.Start het reinigingsproces zo spoedig
mogelijk door te gaan rijden op een
snelheid van minstens 60 km/u.
Brandt continu Aanduiding voor een gering additie‐fpeil. Roep de hulp in van een werk‐
plaats.
Roetfilter 3 148.
AdBlue Y knippert of brandt geel.
Brandt geel De resterende actieradius ligt tussen
600 en 2400 km.
Laat de AdBlue® zo spoedig mogelijk
bijvullen in een erkende werkplaats.
De AdBlue®-tank heeft een totale
inhoud van 10 liter.Knippert geel
De resterende actieradius ligt tussen
0 en 600 km.
Laat de AdBlue® zo spoedig mogelijk
bijvullen in een erkende werkplaats
om autopech te voorkomen. De
AdBlue®-tank heeft een totale inhoud van 10 liter.
Drukverliesdetectiesysteem
w brandt of knippert geel.
Brandt Bandenspanningsverlies bij een ofmeer wielen. Meteen stoppen en
bandenspanning controleren.
Knippert
Storing in het systeem. Roep de hulp in van een werkplaats.
Drukverliesdetectiesysteem 3 228.
Motoroliedruk
I brandt rood.

Page 103 of 275

Instrumenten en bedieningsorganen101Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Contact uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3 214.
Te laag brandstofpeil o brandt geel.
Peil in brandstoftank is te laag.
Tanken 3 204.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 218.
Autostop
D brandt of knippert groen.
Brandt groen
De motor is een Autostop.
Knippert groen
Autostop is tijdelijk niet beschikbaar
of de Autostop-modus wordt automa‐ tisch opgeroepen.
Stop/Start-systeem 3 145.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 116.
Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt wanneer het grootlicht aan is,
tijdens een lichtsignaal 3 117 of
wanneer het grootlicht aan is met grootlichtassistentie 3 117.
Grootlichtassistentie
f brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐ veerd 3 119.

Page 104 of 275

102Instrumenten en bedieningsorganenLED-koplampen
H licht op en er verschijnt een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center.
Roep de hulp in van een werkplaats.
Mistlamp> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 123.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld 3 123.
Regensensor
< brandt groen.
Brandt bij inschakeling van de regen‐ sensorstand van de ruitenwisserhen‐
del.
Blindehoeksysteem B brandt groen.
Het systeem is actief.Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
De cruise control is ingeschakeld. De ingestelde snelheid wordt in het
Driver Information Center aangege‐ ven.
Cruisecontrol 3 164.
Adaptieve cruise control
m brandt wit of groen.
C brandt op het Driver Information
Centre.
m brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
m brandt groen
De adaptieve cruise control is inge‐
schakeld.Wanneer adaptieve cruise control
aan of actief is, verschijnt C met de
ingestelde snelheid op het Driver
Information Center.
Adaptieve cruise control 3 169.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen.
Brandt groen Er is een voertuig in dezelfde rijstrookgedetecteerd.
Adaptieve cruise control 3 169, fron‐
taanrijdingswaarschuwing 3 177.
Snelheidsbegrenzer
ß brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐
zer actief is. Ingestelde snelheid
wordt aangegeven naast symbool ß.
Snelheidsbegrenzer 3 167.
Portier open
h brandt rood.
Een portier of de achterklep is
geopend.

Page 105 of 275

Instrumenten en bedieningsorganen103Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Op het Driver Information Center
verschijnen:
● kilometerteller en dagteller
● digitale snelheidsaanduiding
● menu rit-/verbruiksinformatie
● aanduiding versnelling
● service-informatie
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● bestuurdersondersteuningsbe‐ richten
● pop-upberichten
Menu&#39;s en functies selecteren U selecteert de menu&#39;s en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Draai aan het stelwiel om een pagina van het menu rit-/verbruiksinformatie
te kiezen.
Druk op SET/CLR om een functie te
bevestigen of resetten.
Eventueel verschijnt er boord- en
onderhoudsinformatie op het Driver
Information Center. Blader door
berichten door aan het stelwiel te
draaien. Bevestig berichten door op
SET/CLR te drukken. Boordinforma‐
tie 3 106.
Menu rit-/verbruiksinformatie
U hebt de keuze uit verschillende
pagina&#39;s met diverse informatie.
Draai aan het stelwiel om een pagina te selecteren.
Informatiepagina:
Actieradius brandstof
De actieradius wordt berekend op
basis van het huidige brandstofpeil en
het momentane verbruik. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.

Page 106 of 275

104Instrumenten en bedieningsorganenWanneer het peil in de brandstoftank
laag is, verschijnt er een bericht op
het display en gaat het controle‐
lampje o op de brandstofmeter bran‐
den 3 101.
Actueel brandstofverbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Pagina dagteller 1:
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐ heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Afgelegde afstand
Geeft de actuele afstand aan voor
dagteller 1 sinds de reset.
De waarden voor pagina dagteller 1
zijn te resetten door enkele seconden op SET/CLR te drukken.
Pagina dagteller 2:
Gemiddelde snelheidWeergave van de gemiddelde snel‐ heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Afgelegde afstand
Geeft de actuele afstand aan voor
dagteller 2 sinds de reset.
De waarden voor pagina dagteller 2
zijn te resetten door enkele seconden
op SET/CLR te drukken.
Pagina digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige
snelheid.
Teller stop- en starttijden
Een teller houdt de tijd in de STOP-
modus tijdens een rit bij. Bij inscha‐
keling van het contact wordt de teller
op nul gezet.
Kompaspagina
Geeft de geografische rijrichting aan.Lege pagina
Er verschijnt geen rit-/verbruiksinfor‐
matie.
Info-Display
Het Info-Display zit in het instrumen‐ tenpaneel bij de instrumentengroep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
● Graphic-Info-Display
of
● 7&#34; Colour-Info-Display met
aanraakschermfunctionaliteit
of
● 8&#34; Colour-Info-Display met
aanraakschermfunctionaliteit
Op de Info-Displays kan het volgende worden aangegeven:
● tijd 3 86
● buitentemperatuur 3 85
● datum 3 86
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleiding
Infotainment
● achteruitkijkcamera 3 195

Page 107 of 275

Instrumenten en bedieningsorganen105● panoramazichtsysteem 3 192
● parkeerhulpinstructies 3 182
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● auto- en systeemberichten 3 106
● persoonlijke instellingen 3 108
Graphic-Info-Display
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op MENU om de hoofdmenupa‐
gina te selecteren.
Druk op èäåé om een menupagina
te kiezen.
Druk op OK om een geselecteerde
optie te bevestigen.
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐ gen.
7 inch Colour-Info-Display
Menu&#39;s en instellingen selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de
menu&#39;s en instellingen.
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Tik met een vinger op het gewenste
pictogram op het scherm.
Tik op een pictogram om de desbe‐
treffende functie te selecteren.
Tik op 9 om naar het bovenliggende
menu terug te keren.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Persoonlijke instellingen 3 108.
8 inch Colour-Info-Display Menu&#39;s en instellingen selecteren
Het display werkt op drie manieren:
● via toetsen onder het display● door bediening van het aanraak‐ scherm
● via spraakherkenning

Page 108 of 275

106Instrumenten en bedieningsorganenGebruik knoppen en aanraakscherm
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op SET om de systeeminstellin‐
gen (eenheden, taal, tijd en datum) te kiezen.
Druk op Í om de auto-instellingen of
rijfuncties te kiezen.
Tik met een vinger op het gewenste
displaypictogram of de functie van het
menu.
Bevestig een gewenste functie of
selectie door deze aan te raken.
Tik op r op het display om een menu
af te sluiten zonder een instelling te
wijzigen.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Spraakherkenning
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor de beschrijving.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Boordinformatie
Berichten worden weergegeven op
het Driver Information Center; in
sommige gevallen samen met een
waarschuwing en een geluidstoon.
Druk op SET/CLR op de richtingaan‐
wijzerhendel om een bericht te
bevestigen.
Boord- en onderhoudsinformatie De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.

Page 109 of 275

Instrumenten en bedieningsorganen107Berichten op het
Colour-Info-Display
Bepaalde belangrijke berichten
verschijnen mogelijk ook op het
Info-Display. Sommige berichten
verschijnen slechts enkele seconden lang.
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt maar één akoestisch signaal tegelijk.
Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere akoestische signalen.
● Als een veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklepniet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheidoverschrijdt.● Als de cruisecontrol automatisch uitschakelt.
● Wanneer een geprogrammeerde
snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Center.
● Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Als het roetfilter het maximale vulniveau bereikt.
Bij het parkeren van de auto en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier geopend is.
● Als een voorwaarde voor een autostart niet is vervuld.Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
Wanneer de auto rijdt deactiveert de
stroomverbruiksreductie bepaalde
functies zoals de airconditioning, de
achterruitverwarming, de stuurwiel‐
verwarming et cetera.
De gedeactiveerde functies worden
zodra de omstandigheden dat toela‐
ten automatisch weer ingeschakeld.

Page 110 of 275

108Instrumenten en bedieningsorganenPersoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen
op het Info-display te veranderen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies mogelijk niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-DisplayDruk op MENU om de menupagina te
openen.
Gebruik de vierwegknop voor bedie‐
ning van het display:
Kies ˆ Configuratie Persoonlijke
instellingen , I OK .
Eenheidsinstellingen
Kies Configuratie display , I OK .
Kies Selectie eenheden , I OK .
Kies de gewenste instellingen, I OK .
Taalinstellingen
Kies Configuratie display , I OK .
Kies Taalkeuze , I OK .
Kies de gewenste taal, I OK .
Auto-instellingen
Kies Autoparameters definiëren , I
OK .
In de bijbehorende submenu&#39;s kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Verlichting .
Follow-Me-Home-verlichting :
Activering en instelling van de
inschakelduur.Welkomstverlichting : Activering
en instelling van de inschakel‐
duur.
● Comfort
Sfeerverlichting : Activering/
deactivering.
Achterruitwisser bij
achteruitversnelling : Activering/
deactivering.
● Auto
Alleen bagageruimte
ontgrendelen : Activering/deacti‐
vering.
Alleen bestuurdersportier
ontgrendelen : Bestuurderspor‐
tier/alle portieren.
● Bestuurdersondersteuning
Vermoeidheidsdetectie : Active‐
ring/deactivering.
Snelheidsadvisering : Activering/
deactivering.

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 280 next >