OPEL INSIGNIA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 211 of 341
Rijden en bediening209
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐ digheden niet operationeel is, dan
verschijnt er een melding op het DIC. Roep de hulp van een werkplaats in.
Waarschuwing wisselen
van rijstrook Naast het blindehoeksysteem 3 207
herkent de waarschuwing wisselen
van rijstrook snel naderende achter‐
liggers op rijstroken naast uw auto.
Als de auto met waarschuwing voor
wisselen van rijstrook is uitgerust,
heeft deze ook altijd een blindehoek‐
systeem.
Het systeem waarschuwt visueel in
elke buitenspiegel bij het detecteren
van snel naderende achterliggers.
De radarafstandssensoren zitten in
de achterbumper.9 Waarschuwing
De waarschuwing wisselen van rij‐
strook vervangt niet het kijken
door de bestuurder.
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Wanneer het systeem een aanzinelijk
snellere achterligger detecteert, licht
het oranje waarschuwingssymbool
F in de betreffende buitenspiegel
op. Als de bestuurder vervolgens de
richtingaanwijzer gebruikt, gaat het waarschuwingssymbool F geel
knipperen als waarschuwing om niet
van rijstrook te wisselen.
Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het sys‐
teem operationeel is.
Page 212 of 341
210Rijden en bediening
Detectiezones
De sensoren van het systeem bestrij‐
ken een zone van ongeveer
3,5 meter parallel aan beide zijden
van de auto en ongeveer 3 meter naar achteren bij het blindehoeksysteem
(A) en ongeveer 70 meter naar ach‐
teren bij waarschuwing wijzigen van
rijstrook (B) op parallelle rijstroken.
De zones beginnen bij elke buiten‐
spiegel. De zone is ongeveer tussen
de 0,5 meter en 2 meter hoog, vanaf
de grond.
Deactivering
U kunt de waarschuwing voor het wis‐
selen van rijstroom in het menu Per‐
soonlijke instellingen op het Colour-
Info-Display in- of uitschakelen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Het systeem wordt geactiveerd als er een aanhangwagen aangekoppeld is.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Center (DIC).
Let op
Na productie moet het systeem wor‐
den gekalibreerd. Rijd voor optimale prestaties zo spoedig mogelijk een
stuk op een rechte snelweg met ob‐
jecten aan de kant van de weg,
bijv. vangrails en afsluitingen.
Storing
Onder normale omstandigheden of in
scherpe bochten geeft het systeem
soms geen waarschuwing. Anderskan het systeem vanwege vangrails,
verkeersborden, bomen, struikgewas
of andere onbeweeglijke objecten op‐
lichten. Dit is normaal bedrijf en het
systeem hoeft niet te worden nage‐
keken.
Het alarm bij wisselen van rijstrook
werkt wellicht niet als de bumper aan
de linker- of rechterzijde vervuild is
met modder, vuil, sneeuw, ijs of slijk.
Instructies voor reinigen 3 279.
Bij een storing in het systeem of als het systeem door tijdelijke omstan‐ digheden niet operationeel is, dan
verschijnt er een melding op het DIC. Roep de hulp van een werkplaats in.
Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de be‐
stuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het ge‐ bied achter de auto.
Het camerabeeld wordt getoond in de
Colour-Info-Display.
Page 213 of 341
Rijden en bediening2119Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder ver‐
vangen. Let op: voorwerpen die
zich buiten het bereik van de ca‐
mera en de sensoren van de ge‐
avanceerde parkeerhulp bevin‐
den, bijv. onder de bumper of on‐
der de auto, worden niet getoond.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Activering
De achteruitkijkcamera wordt auto‐matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐
keld.
Werking
De camera bevindt zich tussen de
lampjes van de kentekenverlichting
en heeft een zichthoek van 130°.
Vanwege de hoge positie van de ca‐
mera is, bij wijze van leidraad voor de
positie, de achterbumper op het dis‐
play zichtbaar.
De camera bestrijkt slechts een be‐
perkt gebied. De afstand op het beeld op de display, verschilt van de wer‐
kelijke afstand.
Geleidingsstrepen
Dynamische-geleidingsstrepen zijn
horizontale lijnen met een onderlinge
afstand van 1 meter, die op de afbeel‐ ding zijn geprojecteerd om de afstand
tot de getoonde objecten te kunnen
bepalen.
Page 214 of 341
212Rijden en bediening
De baan van de auto wordt afgebeeld
overeenkomstig de stuurhoek.
De functie kan in het menu Persoon‐
lijke instellingen op het Colour-Info-
Display worden uitgeschakeld.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen zijn op het
beeld weergegeven als driehoekjes
9 en geven obstakels aan die door de
achtersensoren van de geavan‐
ceerde parkeerhulp zijn geconsta‐
teerd.
Ook verschijnt 9 op de bovenste re‐
gel van het Info-Display met de waar‐ schuwing om de omgeving van de
auto te controleren.
DeactiveringDe camera wordt gedeactiveerd wan‐
neer een bepaalde snelheid vooruit
wordt overschreden of als de achter‐ uitversnelling gedurende ong.
10 seconden niet is ingeschakeld.
U kunt de achteruitkijkcamera in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display in- of uitschake‐
len.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐ geven met een 9 op de bovenste re‐
gel van het Info-Display.De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
■ In een donkere omgeving.
■ De zon of de straal van koplampen
rechtstreeks op de lens van de ca‐
mera valt.
■ Als de cameralens door ijs, sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel deze
met water en veeg deze met een
zachte doek af.
■ De achterklep niet goed gesloten is.
■ De auto een aanhangwagen trekt.
■ De auto een aanrijding aan de ach‐
terzijde heeft gehad.
■ Bij extreme temperatuurwisselin‐ gen.
Waarschuwing kruisend
verkeer achter
Naast de achteruitkijkcamera 3 210
waarschuwt de waarschuwing krui‐
send verkeer achter bij het achteruit
rijden voor kruisend verkeer van links
Page 215 of 341
Rijden en bediening213
of rechts. Bij het herkennen van krui‐
send verkeer na activeren van de
achteruitkijkcamera, verschijnt er op
het Colour-Info-Display een gevaren‐ driehoek met een pijltje K dat de
richting van het verkeer aangeeft.
Verder klinken er drie pieptonen uit de
luidspreker aan de betreffende kant.
De radarafstandssensoren zitten aan
de zijkant in de achterbumper.
9 Waarschuwing
De waarschuwing kruisend ver‐
keer achter vervangt niet het kij‐
ken door de bestuurder. Let op:
objecten buiten het bereik van de
sensoren, bijv. onder de bumper
of onder de auto, worden niet
weergegeven.
Voetgangers, kinderen of dieren
worden niet gedetecteerd.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Activering
De waarschuwing kruisend verkeer
achter wordt bij het inschakelen van
de achteruitversnelling automatisch
samen met de achteruitkijkcamera
geactiveerd.
Detectiezones
De systeemsensoren bestrijken een
zone van ongeveer 20 meter links of
rechts achter de auto.
Deactivering
De waarschuwing kruisend verkeer
achter wordt gedeactiveerd bij het
overschrijden van een bepaalde snel‐ heid voorwaarts of als de achteruit‐
versnelling gedurende ongeveer
10 seconden niet wordt ingeschakeld.
U kunt de waarschuwing voor krui‐
send verkeer achter in het menu Per‐ soonlijke instellingen op het Colour-
Info-Display in- of uitschakelen.
Page 216 of 341
214Rijden en bediening
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Storing
Het systeem werkt wellicht niet goed wanneer:
■ Sensoren door ijs, sneeuw, modder
of iets anders bedekt zijn.
■ De auto een aanhangwagen trekt. ■ De auto een aanrijding aan de ach‐
terzijde heeft gehad.
■ Bij extreme temperatuurwisselin‐ gen.
Verkeersbordherkenning
Werking Het verkeersbordherkenningssys‐teem herkent bepaalde borden via
een frontcamera en toont deze in het
Driver Information Center (DIC).
Verkeersborden die worden herkend,
zijn:
Verkeersborden met beperkingen en
geen doorgang ■ maximumsnelheid
■ inhaalverbod
■ einde maximumsnelheid
■ einde inhaalverbodBewegwijzering
Begin en einde van:
■ snelwegen
■ A-wegen
■ speelstratenOnderborden ■ bijkomende hints bij verkeersbor‐ den
■ verbod op aanhanger trekken
■ beperkingen voor trekkers
■ waarschuwing bij nat wegdek■ waarschuwing bij ijzel
■ richtingspijlen
Borden voor maximumsnelheid en in‐ haalverbod worden getoond op het
DIC, tot het volgende bord maximum‐
snelheid of einde maximumsnelheid
of als er gedurende een bepaalde pe‐ riode geen ander bord wordt gecon‐
stateerd.
Aanduiding van meerdere borden op
het display is mogelijk.
Page 217 of 341
Rijden en bediening215
Een uitroepteken in een kader bete‐
kent dat er een bijkomend bord werd
gedetecteerd dat niet door het sys‐
teem kan worden herkend.
Het systeem is actief tot een snelheid
van 200 km/u, afhankelijk van de
lichtomstandigheden. 's Nachts is het systeem actief tot een snelheid van
160 km/u.
Zodra de snelheid onder 55 km/u
komt, wordt het display gereset en
wordt de inhoud van de pagina met
verkeersborden gewist, bijv. bij het
betreden van een stadsgebied. De
volgende herkende snelheidsindica‐
tie zal worden weergegeven.
Displayweergave
Verkeersborden worden weergege‐
ven op de pagina
Verkeersbordherkenning op het DIC.
Selecteer op het Baselevel-display
Instellingen X door MENU in te
drukken en selecteer de optie
Verkeersbordherkenning via het stel‐
wiel op de richtingaanwijzerhendel
3 114.Selecteer op een Midlevel- en Uple‐
vel-display het menu Info met de
knoppen rechts op het stuurwiel en druk op P om
Verkeersbordherkenning te selecte‐
ren 3 114.
Wanneer u een andere pagina op het menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina
Verkeersbordherkenning kiest, wordt
het laatst herkende verkeersbord ge‐
toond.
Page 218 of 341
216Rijden en bediening
Waarschuwingsfunctie
Als deze functie geactiveerd is, wor‐
den maximumsnelheden en inhaal‐
verboden weergegeven als pop-up‐
waarschuwingen op het DIC.
De waarschuwingsfunctie kan in het menu Instellingen van de pagina Ver‐
keersbordherkenning worden geacti‐
veerd of gedeactiveerd door op de
toets SET/CLR op de richtingaanwij‐
zerhendel of op 9 op het stuurwiel te
drukken.Illustratie toont Baselevel-DIC.
Illustratie toont Midlevel- of Uplevel-
DIC.
Page 219 of 341
Rijden en bediening217
Selecteer wanneer de pagina Instel‐
lingen verschijnt, Uit of stel waarschu‐
wingen I in om de waarschuwings‐
functie te deactiveren. Activeer deze
weer door Aan of waarschuwingen
J te selecteren.
Bij inschakeling van het contact wordt de waarschuwingsfunctie gedeacti‐
veerd.
Het pop-upvenster wordt gedurende
ca. 8 seconden in het DIC weergege‐
ven.
Systeem terugstellen De inhoud van het verkeersbordge‐
heugen kan in het menu Instellingen van de pagina Verkeersbordherken‐
ning worden gewist door op de toets
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel of langere tijd op de knop 9
rechts op het stuurwiel te drukken.
Selecteer en bevestig Reset om het
verkeersbordherkenningssysteem te
wissen. Na een reset hoort u een ge‐ luidssignaal en het volgende symbool
wordt weergegeven totdat het vol‐
gende verkeersbord wordt gedetec‐
teerd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Verkeersbordherkenning samen met het
navigatiesysteem Als de auto is uitgerust met een navi‐
gatiesysteem, kunnen de volgende
functies beschikbaar zijn:
■ constante aanduiding van huidige snelheidsbeperkingen
■ bij slecht weer worden de naviga‐ tiegegevens voor maximumsnelhe‐
den weergegeven.
Storing
De verkeersbordherkenning werkt eventueel niet goed wanneer:
■ De voorruit ter hoogte van de front‐
camera niet schoon is.
■ Verkeersborden geheel of gedeel‐ telijk bedekt zijn of lastig waar‐
neembaar zijn.
■ De omgevingsomstandigheden on‐
gunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of schadu‐
wen. In dat geval verschijnt Geen
verkeersbordherk. door het weer op het display.
■ De verkeersborden incorrect ge‐ monteerd of beschadigd zijn.
■ Verkeersborden niet voldoen aan het Verdrag van Wenen inzake de
verkeerstekens (Wiener Überein‐
kommen über Straßenverkehrszei‐
chen).
Page 220 of 341
218Rijden en bedieningVoorzichtig
Het systeem is bedoeld om de be‐stuurder te helpen bij het herken‐
nen van specifieke verkeersbor‐
den binnen een bepaald snel‐
heidsbereik. Geen verkeersbor‐
den negeren die het systeem niet
weergeeft.
Het systeem herkent geen andere
verkeersborden dan de conventi‐
onele versies die een maximum‐
snelheid aangeven of beëindigen.
Laat u door dit speciale systeem
niet verleiden tot een roekeloze rij‐
stijl.
Pas uw snelheid altijd aan de staat van het wegdek aan.
De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐
lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane Departure Warning
Het Lane Departure Warning-sys‐
teem houdt via een frontcamera de
belijning in het oog van de rijstrook
waarop u rijdt. Het systeem herkent
veranderingen van rijstrook en waar‐
schuwt u met visuele en akoestische
signalen wanneer u onbedoeld van
rijstrook verandert.
De criteria voor een onbedoelde ver‐
andering van rijstrook zijn:
■ Geen gebruik van de richtingaan‐ wijzers.
■ Geen gebruik van het rempedaal.
■ Geen gebruik van het gaspedaal of
snelheidsverhoging.
■ Geen actieve stuurbeweging.
Wanneer de bestuurder actief is,
waarschuwt het systeem niet.Activering
U activeert het Lane Departure War‐
ning-systeem door ) in te drukken.
De brandende LED in de toets geeft
aan dat het systeem is ingeschakeld. Wanneer de controlelamp ) in de in‐
strumentengroep groen brandt, is het
systeem klaar voor gebruik.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den van meer dan 56 km/u en wan‐
neer een wegbelijning aanwezig is.