OPEL INSIGNIA 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 151 of 339
Klimaatregeling149Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen. Ge‐
activeerde koeling kan Autostops ver‐ hinderen.
Stop-startsysteem 3 167.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
●
V indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐
heid, de luchtstroom wordt op de voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur TEMP op hoogste stand zetten.
●
Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 167.
Maximale koeling Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Schakel de koeling A/C in.
● Druk op M voor luchtverdeling.
● Draaiknop voor temperatuur TEMP op laagste stand zetten.
● Luchtdebietknop Z op hoogste
stand zetten.
● Alle luchtroosters openen.Luchtrecirculatiesysteem 4
Luchtrecirculatiemodus met 4 in‐
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets.
Selecteer luchtrecirculatie als hulp bij het koelen van het interieur of het we‐
ren van geuren van buiten of uitlaat‐
gassen. Bij het selecteren van recir‐
culatie wordt de lucht in het interieur ter verfrissing elke 10 minuten deels
geventileerd.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koud lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Luchtverdeling op l: luchtrecircula‐
tie wordt uitgeschakeld.
Page 152 of 339
150KlimaatregelingAutomatisch geregeldeairconditioning
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Regeleenheid en toetsen voor de vol‐ gende functies:
● temperatuur TEMP
● luchtverdeling l M K
● luchtdebiet Z
● automatische modus AUTO
● koeling A/C
● luchtrecirculatie 4
●
ontwasemen en ontdooien V
● systeem AAN/UIT X
Verwarmbare achterruit Ü 3 43.
Verwarmde voorstoelen ß 3 55.
Geventileerde voorstoelen A 3 56.
Verwarmd stuurwiel * 3 88.
Melding
Instellingen voor temperatuur en ven‐
tilatorsnelheid worden aangegeven
op het aircodisplay.
Elke verandering van de instellingen
verschijnt gedurende enkele secon‐
den op het Info-display.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
De instellingen van het klimaatregel‐
systeem worden opgeslagen voor de
sleutel waarmee u de auto vergren‐
delt.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden au‐ tomatisch geregeld. De active‐
ring wordt aangeduid door de
LED in de toets.
Page 153 of 339
Klimaatregeling151●Druk op A/C voor het inschakelen
van optimale koeling en ontwa‐ seming. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets.
● Stel de temperatuur in door aan regeleenheid TEMP te draaien.
De gesuggereerde comfortinstel‐ ling is 22 °C.
● Open alle luchtroosters voor op‐ timale luchtverdeling in de auto‐matische modus.
De instelling van de ventilatorsnel‐
heidsregeling kan in het menu Per‐
soonlijke instellingen op het Colour-
Info-Display worden gewijzigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 125.Temperatuur selecteren TEMP
Stel de temperatuur in door de regel‐
eenheid TEMP op de gewenste
waarde te draaien.
De geselecteerde temperatuur wordt aangegeven op het aircodisplay.
Als de minimumtemperatuur Lo is in‐
gesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als AC wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde
temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
●
V indrukken. De activering
wordt aangeduid door de LED in
de toets.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
Page 154 of 339
152Klimaatregeling●Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: V indrukken. Om naar
de automatische modus terug te
gaan: AUTO indrukken.
De instelling van de automatische
achterruitverwarming kan in het menu
Persoonlijke instellingen op het Co‐ lour-Info-Display worden gewijzigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 167.Handmatige instellingen
Instellingen van het klimaatregelsys‐
teem kan handmatig worden aange‐ past door de knoppen voor de lucht‐
verdeling en de regeleenheid voor de ventilatorsnelheid als volgt te gebrui‐ken. Bij het handmatig wijzigen van
de instellingen wordt de automatische
modus gedeactiveerd.
Luchtdebiet Z
Draai aan regeleenheid Z. U herkent
de geselecteerde aanjagersnelheid
aan het aantal segmenten op het kli‐
maatdisplay.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Druk op de desbetreffende knop voor
de gewenste afstelling. De activering
wordt aangeduid door de LED in de
toets.
l:naar de voorruit en de voorste
zijruiten.M:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroosters.K:naar de voetenruimte.
Page 155 of 339
Klimaatregeling153Er zijn ook combinaties mogelijk.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: AUTO indrukken.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets. Koe‐ ling werkt alleen bij een draaiende
motor en ingeschakelde ventilator
van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) zo nodig de lucht in de
cabine. Er kan zich dan condens vor‐
men en onder de auto op de grond
druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Systeem AAN/UIT X
De koeling, ventilator en automati‐
sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op X te drukken. Wan‐
neer het systeem gedeactiveerd is, is de LED in de toets X uit.
Activering door indrukken van X of
toets voor koeling A/C of toets voor
automatische modus AUTO. De acti‐
vering wordt aangeduid door de LED
in de toets.Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
in‐
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets.
Selecteer luchtrecirculatie als hulp bij het koelen van het interieur of het we‐
ren van geuren van buiten of uitlaat‐
gassen. Bij het selecteren van recir‐
culatie wordt de lucht in het interieur
ter verfrissing elke 10 minuten deels
geventileerd.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
Page 156 of 339
154KlimaatregelingWanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koud lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Basisinstellingen Sommige basisinstellingen kunnen in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Colour-Info-Display worden ge‐
wijzigd.
Selecteer de betreffende instellingen
in Instellingen , I Voertuig op het Co‐
lour-Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Automatisch geregelde
airconditioning met twee zones
Dankzij de dubbele automatische kli‐
maatregeling kunt u de temperatuur
aan de bestuurders- en passagiers‐
kant voorin afzonderlijk regelen.In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Panelen en toetsen voor de volgende
functies:
● temperatuur RS
● luchtverdeling l M K
● luchtdebiet R ZS
● automatische modus AUTO
● koeling A/C
● luchtrecirculatie 4
● ontwasemen en ontdooien V
● systeem AAN/UIT X
● temperatuursynchronisatie met
twee zones SYNC
Verwarmbare achterruit Ü 3 43.
Verwarmde voorstoelen ß 3 55.
Geventileerde voorstoelen A 3 56.
Verwarmd stuurwiel * 3 88.
Melding
De temperatuurinstellingen worden
voor bestuurders- en passagierszijde
apart op de panelen aangegeven.
Elke verandering van de instellingen
verschijnt gedurende enkele secon‐
den op het Info-display.
Page 157 of 339
Klimaatregeling155De dubbele automatische klimaatre‐
geling (ECC) werkt alleen optimaal bij
een draaiende motor.
De instellingen van het klimaatregel‐
systeem worden opgeslagen voor de
sleutel waarmee u de auto vergren‐ delt.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden au‐ tomatisch geregeld. De active‐
ring wordt aangeduid door de
LED in de toets.
● Druk op A/C voor het inschakelen
van optimale koeling en ontwa‐
seming. De activering wordt aan‐ geduid door de LED in de toets.
● Stel de temperatuur in door R of
S aan de bestuurderszijde aan te
tippen. De gesuggereerde com‐
fortinstelling is 22 °C. De tempe‐
ratuur kan voor bestuurder en
passagier apart worden inge‐
steld. Tip R of S aan de passa‐
gierszijde aan om verschillende
temperatuurzones mogelijk te
maken.
● Open alle luchtroosters voor op‐ timale luchtverdeling in de auto‐
matische modus.
De instelling van de ventilatorsnel‐
heidsregeling kan in het menu Per‐
soonlijke instellingen op het Colour-
Info-Display worden gewijzigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig , op het Co‐
lour-Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 125.Temperatuur selecteren SR
Stel de gewenste temperatuur in door
R voor hogere temperaturen of S
voor lagere temperaturen aan te tip‐
pen.
De geselecteerde temperatuur wordt
aangegeven op de panelen. Via het
paneel aan bestuurderszijde kunt u
de temperaturen voor beide zijden
wijzigen (wanneer SYNC geselec‐
teerd is) en via het paneel aan pas‐
sagierszijde wijzigt u alleen de tem‐
peratuur aan passagierszijde en
schakelt u SYNC uit, (indien van te‐
voren geselecteerd).
Page 158 of 339
156KlimaatregelingAls de minimumtemperatuur Lo is in‐
gesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als AC wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde
temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.
Temperatuursynchronisatie met
twee zones SYNC
Druk op SYNC om de temperatuur
aan passagierszijde te koppelen aan
die aan bestuurderszijde. De active‐ ring wordt aangeduid door de LED in
de toets.
Bij het aanpassen van de instellingen aan passagierszijde dooft de LED.Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
●
V indrukken. De activering
wordt aangeduid door de LED in
de toets.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: V indrukken. Om naar
de automatische modus terug te gaan: AUTO indrukken.
De instelling van de automatische
achterruitverwarming op basis van
lage buitentemperaturen kan in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display worden gewij‐
zigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 167.
Page 159 of 339
Klimaatregeling157Handmatige instellingenInstellingen van het klimaatregelsys‐
teem kan handmatig worden aange‐
past door de knoppen voor de lucht‐
verdeling en de regeleenheid voor de
ventilatorsnelheid als volgt te gebrui‐ ken. Bij het handmatig wijzigen van
de instellingen wordt de automatische
modus gedeactiveerd.
Luchtdebiet SZR
Tip ZS of R aan. De geselecteerde
ventilatorsnelheid verschijnt gedu‐
rende korte tijd op het infodisplay.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Druk op de desbetreffende knop voor
de gewenste afstelling. De activering
wordt aangeduid door de LED in de
toets.
l:naar de voorruit en de voorste
zijruiten.M:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroosters.K:naar de voetenruimte.Er zijn ook combinaties mogelijk.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: AUTO indrukken.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets. Koe‐ ling werkt alleen bij een draaiende
motor en ingeschakelde ventilator
van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Page 160 of 339
158KlimaatregelingDe airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) zo nodig de lucht in de
cabine. Er kan zich dan condens vor‐
men en onder de auto op de grond
druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Systeem AAN/UIT X
De koeling, ventilator en automati‐
sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op X te drukken. Wan‐
neer het systeem gedeactiveerd is, is de LED in de toets X uit.
Activering door indrukken van X of
toets voor koeling A/C of toets voor
automatische modus AUTO. De acti‐
vering wordt aangeduid door de LED
in de toets.Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
in‐
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets.
Selecteer luchtrecirculatie als hulp bij het koelen van het interieur of het we‐
ren van geuren van buiten of uitlaat‐
gassen. Bij het selecteren van recir‐
culatie wordt de lucht in het interieur
ter verfrissing elke 10 minuten deels
geventileerd.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koud lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Automatische luchtrecirculatie
Een luchtvochtigheidssensor scha‐
kelt automatisch over op buitenlucht
als de luchtvochtigheid in het interieur
te hoog is.
Basisinstellingen
Sommige basisinstellingen kunnen in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Colour-Info-Display worden ge‐
wijzigd.
Selecteer de betreffende instellingen
in Instellingen , I Voertuig op het Co‐
lour-Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 125.