OPEL INSIGNIA 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2016Pages: 339, PDF Size: 9.31 MB
Page 111 of 339

Instrumenten en bedieningsorganen109KnippertElektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Trap het
rempedaal in en probeer het systeem
te resetten door de elektrische hand‐
rem eerst los te zetten en daarna aan
te trekken. Blijft m knipperen, rijd dan
niet door en roep de hulp van een
werkplaats in.
Storing elektrische handrem j brandt of knippert geel.
Brandt Elektrische handrem werkt niet opti‐maal 3 182.
Knippert Elektrische handrem staat in de ser‐
vicemodus. Stop de auto, trek de
elektrische handrem aan en zet deze
los om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 181.
Opschakelen [ erschijnt als een symbool op het
Driver Information Center wanneer opschakelen onwille van een zuinig
verbruik wordt aanbevolen.
Bij sommige versies verschijnt de in‐
geschakelde versnelling als volledige pagina op het Driver Information Cen‐
ter 3 114.
Schakelen R of S met het nummer van de naas‐
thogere of -lagere versnelling ver‐
schijnt, wanneer op- of terugschake‐
len wordt aanbevolen.
Variabele
stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Storing in het variabele stuurbekrach‐
tigingssysteem. Hierdoor kan de auto zwaarder of lichter gaan sturen. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Afstand tot voorligger
E geeft de ingestelde afstand tot
voorligger van de adaptieve cruise control of de waarschuwingstijdge‐
voeligheid van de frontaanrijdings‐
waarschuwing door middel van ge‐
vulde afstandsbalken aan.
Adaptieve cruise control 3 192.
Page 112 of 339

110Instrumenten en bedieningsorganenFrontaanrijdingswaarschuwing
3 200.
Lane Departure Warning
) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen
Het systeem wordt ingeschakeld en is gebruiksklaar.
Knippert geel Het systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Ultrasoonparkeerhulp r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.Oorzaak van de systeemstoring on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 206.
Elektronische
stabiliteitsregeling uit
n brandt geel.
Het systeem is gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt Er zit een storing in het systeem. Ver‐
der rijden is mogelijk. De rijstabiliteit
kan echter afhankelijk van de staat
van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Knippert
Het systeem grijpt actief in. Het mo‐
torvermogen kan worden begrensd
en de auto kan automatisch iets wor‐
den afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) 3 184, Traction Control-sys‐
teem 3 184.
Traction Control-systeem uit
k brandt geel.
Het systeem is gedeactiveerd.
Koelvloeistoftemperatuur
W brandt rood.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Page 113 of 339

Instrumenten en bedieningsorganen111Koelvloeistofpeil meteen controleren
3 241.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats in‐ roepen.
Voorverwarming ! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld.
Roetfilter % brandt of knippert geel.
Het dieselpartikelfilter moet gereinigd worden.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder 2000 omw/min dalen.
Brandt Het dieselpartikelfilter is vol. Start het
reinigingsproces zo spoedig mogelijk.Knippert
Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het reinigingsproces
onmiddellijk om schade aan de motor te voorkomen.
Roetfilter 3 171, Stop-startsysteem
3 167.
AdBlue
Y knippert geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 172.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60 - 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
Page 114 of 339

112Instrumenten en bedieningsorganen3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐stroom verlaten zonder hierbij an‐dere weggebruikers te hinderen.
4. Ontsteking uitschakelen.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Controleer het oliepeil voordat u de hulp van een werkplaats inroept
3 239.
Te laag brandstofpeil i of Y brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt. On‐
middellijk bijtanken. Brandstoftank
nooit leegrijden.
Tanken 3 227.
Katalysator 3 172.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 245.
Startbeveiliging d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart.
Autostop
D brandt wanneer de motor op Auto‐
stop staat.
Stop-startsysteem 3 167.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 134.Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 136.
Grootlichtassistentie l brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐
veerd, zie adaptief rijlicht (AFL)
3 138.
Adaptive Forward Lighting
f brandt of knippert geel.
Brandt
Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert
Systeem wordt overgeschakeld op
symmetrisch dimlicht.
Controlelampje f knippert gedurende
ongeveer 4 seconden na het inscha‐ kelen van het contact als herinnering voor het symmetrische dimlicht
3 137.
Page 115 of 339

Instrumenten en bedieningsorganen113Mistlamp> brandt groen.
De mistlampen voor branden 3 141.
Mistachterlicht r brandt geel.
Het mistachterlicht brandt 3 141.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is ingeschakeld. In‐
gestelde snelheid wordt op Midlevel-
of Uplevel-display bij symbool m aan‐
gegeven.
Cruise control 3 189.
Adaptieve cruise control C of m brandt wit of groen.Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De adaptieve cruise control is inge‐
schakeld. Ingestelde snelheid wordt
aangegeven bij symbool C of m.
Adaptieve cruise control 3 192.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen of geel.
Brandt groen Er is een voertuig in dezelfde rijstrookgedetecteerd.
Brandt geel
De afstand tot een voorligger wordt te kort of wanneer u een ander voertuig
te snel nadert.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 200, adaptieve cruise control
3 192.
Snelheidsbegrenzer L brandt wit of groen.Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen Snelheidsbegrenzer is actief. Inge‐
stelde snelheid wordt aangegeven bij
symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 190.
Verkeersbordherkenning
L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning 3 218.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep staat
open.
Page 116 of 339

114Instrumenten en bedieningsorganenInformatiedisplaysDriver Information Center
Het Driver Information Center is on‐
dergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de in‐
strumentengroep is het Driver Infor‐
mation Center verkrijgbaar als Base‐
level-display, Midlevel-display of
Uplevel-display.
De indicatie op het Driver Information Center is afhankelijk van de uitrus‐
ting:
● kilometerteller en dagteller
● boordinformatie
● reis-/brandstofinformatie
● verbruiksinformatie
● prestatiegegevens
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● audio- en Infotainmentinformatie
● telefooninformatie
● navigatie-informatie
● auto-instellingenBaselevel-display
De menupagina's op het Baselevel-
display worden geselecteerd door op
MENU op de richtingaanwijzerhendel
te drukken. Hoofdmenusymbolen
verschijnen op de bovenste regel van het display:
● W Menu Info
● X Menu Instellingen
● s Menu Verbruik
Sommige van de weergegeven func‐
ties variëren tussen rijdende en stil‐
staande auto, andere functies zijn al‐
leen actief als de auto rijdt.
Persoonlijke instellingen 3 125. Op‐
geslagen instellingen 3 23.
Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op MENU om tussen de hoofd‐
menu's te schakelen of om vanuit een
submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een subpa‐ gina van het hoofdmenu te selecteren
of om een numerieke waarde in te
stellen.
Druk op SET/CLR om een functie te
selecteren en te bevestigen.
Page 117 of 339

Instrumenten en bedieningsorganen115Eventueel verschijnt er boord- en on‐
derhoudsinformatie op het Driver In‐
formation Center. Bevestig berichten
door op SET/CLR te drukken. Boord‐
informatie 3 123.
Midlevel- en Uplevel-display
Menupagina's verschijnen door op p
op het stuurwiel te drukken. Druk op Q of P om een menu te selecteren,
druk op 9 om te bevestigen. Selec‐
teerbare menupagina's zijn:
● Info
● Prestaties
● Audio
●Telefoon
● Navigatie
● Instell.
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen onderweg ten opzichte van
stilstand van de auto. Sommige func‐
ties zijn alleen onderweg beschik‐
baar.
Instrumentengroep Uplevel kan wor‐
den weergegeven als Sportmodus of
Tourmodus. Zie hieronder: Menu In‐
stellingen, displayonderwerpen.
Persoonlijke instellingen 3 125. Op‐
geslagen instellingen 3 23.
Menu's en functies selecteren
De menu's en functies kunnen wor‐
den geselecteerd met de knoppen
rechts in het stuurwiel.
Druk op p om de hoofdmenupagina te
openen.
Selecteer een hoofdmenupagina met Q of P.
Bevestig een hoofdmenupagina met
9 .
Druk na het selecteren van een
hoofdmenupagina op Q of P om
subpagina's te selecteren.
Druk op q om een volgende map van
de geselecteerde subpagina te ope‐
nen.
Druk op Q of P om functies te se‐
lecteren of zo nodig een numerieke waarde in te stellen.
Page 118 of 339

116Instrumenten en bedieningsorganenDruk op 9 om een functie te selecte‐
ren en te bevestigen.
Als het Driver Information Center de
bestuurder verzoekt een functie of
bericht te bevestigen door op H
(Selecteren) te drukken, bevestig dan door op 9 te drukken.
Na het selecteren van een hoofdme‐
nupagina blijft deze selectie opgesla‐ gen totdat er een andere hoofdmenu‐ pagina wordt geselecteerd. Dit houdt
in dat u na het selecteren van de pa‐
gina 'Menu Info' kunt veranderen van
subpagina door gewoon op P of Q
te drukken.
Eventueel verschijnt er boord- en on‐
derhoudsinformatie op het Driver In‐
formation Center. Bevestig berichten
door op 9 te drukken. Boordinforma‐
tie 3 123.
Menu Info De onderstaande lijst bevat alle mo‐
gelijke pagina's van het menu Info.
Sommige zijn voor uw specifieke auto
wellicht niet beschikbaar. Afhankelijk
van het display zijn sommige functies weergegeven als symbool.Draai aan het stelwiel of druk op Q of
P om een pagina te selecteren:
● dagteller 1/A gemiddeld brandstofverbruik
gemiddelde snelheid
● dagteller 2/B gemiddeld brandstofverbruik
gemiddelde snelheid
● digitale snelheid
● actieradius brandstof
● actieradius brandstof LPG
● actueel brandstofverbruik
● resterende levensduur olie
● bandenspanning
● benzinebrandstofpeil LPG-brandstofpeil
● timer
● verkeersbordherkenning ● afstand tot voorligger
● batterijspanning
● grootste verbruikers
● zuinigheidstrend● Eco-index
● lege pagina
Op het Baselevel-display worden de pagina's "Resterende levensduur
olie", "Bandenspanning", "Verkeers‐
bordherkenning" en "Indicatie afstand
tot voorligger" weergegeven in het
menu Instellingen X . Selecteer dit
door op MENU te drukken.
Op het Baselevel-display verschijnen de pagina's "Grootste verbruikers",
"Zuinigheidstrend" en "Eco-index" in
het menu Eco s . Selecteer dit
door op MENU te drukken.
Dagteller 1/A en 2/B
De dagteller geeft de huidige afstand vanaf een bepaalde reset weer.
Dagteller telt op tot een afstand van
2000 km en begint dan weer bij 0.
Zet deze op het Baselevel-display te‐
rug door gedurende enkele seconden
op SET/CLR te drukken, op het Mid‐
level- en Uplevel-display door op > te
drukken en met 9 te bevestigen.
Page 119 of 339

Instrumenten en bedieningsorganen117De informatie op de dagtellerpagina
1/A en 2/B kan apart worden terug‐ gezet voor dagteller, gemiddeld ver‐bruik en gemiddelde snelheid terwijl
het betreffende display actief is.
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan altijd opnieuw
worden ingesteld en start met een
standaardwaarde.
Zet deze op het Baselevel-display te‐
rug door gedurende enkele seconden
op SET/CLR te drukken, op het Mid‐
level- en Uplevel-display door op > te
drukken en met 9 te bevestigen.
Bij auto's op LPG wordt het gemid‐
delde verbruik aangegeven voor de
momenteel geselecteerde modus,
LPG of benzine.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐ heid. De meting kan op elk momentopnieuw worden gestart.Zet deze op het Baselevel-display te‐ rug door gedurende enkele seconden
op SET/CLR te drukken, op het Mid‐
level- en Uplevel-display door op > te
drukken en met 9 te bevestigen.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige
snelheid.
Actieradius brandstof
De actieradius wordt op basis van het aanwezige tankpeil en het momen‐
tane verbruik berekend. Op het dis‐
play verschijnen gemiddelde waar‐ den.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het brandstofpeil in de tank
laag is, verschijnt er een bericht op het display en gaat het controle‐
lampje i of Y op de brandstofmeter
branden.
Wanneer er onmiddellijk moet wor‐
den bijgetankt, verschijnt er een
waarschuwingsbericht dat op het dis‐play blijft staan. Daarbij gaat het con‐
trolelampje i of Y op de brandstof‐
meter knipperen 3 112.
Actieradius brandstof LPG-versie Weergeven van de actieradius brand‐
stof bij benadering met de resterende
brandstof in elke betreffende brand‐
stoftank met benzine en LPG, samen met de totale actieradius van beide
brandstofsoorten samen. Schakel
tussen de modi door op SET/CLR of
9 te drukken.
Benzinebrandstofpeil/LPG-
brandstofpeil
Weergave van het brandstofpeil voor
de brandstofsoort die momenteel niet wordt gebruikt, bijv. in de benzinemo‐
dus wordt het brandstofpeil voor LPG
weergegeven. Een specifieke meter
op de groep van het Driver Informa‐
tion Center geeft het brandstofpeil
weer voor de brandstof die momen‐
teel wordt gebruikt.
Actueel brandstofverbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Page 120 of 339

118Instrumenten en bedieningsorganenBij auto's op LPG wordt het actuele
verbruik aangegeven voor de mo‐
menteel geselecteerde modus, LPG
of benzine.
Resterende levensduur olie
Geeft een schatting van de levens‐
duur van de olie. Het getal in % staat
voor de resterende levensduur van
de olie 3 104.
Bandenspanning
Controleert de bandenspanning van
alle banden onderweg 3 265.
Timer
Druk voor starten en stoppen op 9.
Druk voor terugzetten op > en beves‐
tig Terugzetten.
Verkeersbordherkenning
Geeft de waargenomen verkeersbor‐
den tijdens het huidige traject weer
3 218.Afstand tot voorligger
Geeft de afstand tot een rijdende
voorligger weer 3 203. Als de adap‐
tieve cruise control actief is, geeft
deze pagina in plaats daarvan de in‐
gestelde afstand tot voorligger weer.
Batterijspanning
Geeft de accuspanning weer.
Grootste verbruikers
Lijst met grootste momenteel inge‐
schakelde comfortgebruikers ver‐
schijnt in aflopende volgorde. De mo‐ gelijke brandstofbesparing wordt
aangegeven. Een uitgeschakelde
verbruiker verdwijnt van de lijst en de
verbruikswaarde wordt bijgewerkt.
Tijdens slechts nu en dan voorko‐ mende rijomstandigheden activeert
de motor de achterruitverwarming au‐ tomatisch om de motorbelasting te
vergroten. In dat geval wordt de ont‐
waseminrichting van de achterruit
aangeduid als een van de grootste
verbruikers, zonder dat de bestuurder deze heeft geactiveerd.Zuinigheidstrend
Toont de ontwikkeling van het gemid‐
delde verbruik over een afstand van
50 km. Gevulde segmenten tonen het
verbruik in stappen van 5 km en laten de gevolgen van de terreingesteld‐
heid of het rijgedrag op het brandstof‐
verbruik zien.
Eco-index
Het huidige brandstofverbruik wordt
weergegeven op een zuinigheids‐
schaal. Pas omwille van een zuinig
verbruik uw rijstijl zodanig aan dat de indicator binnen de Eco-zone blijft. In‐
dicator buiten de Eco-zone geeft een
hoger brandstofverbruik aan. Op het
Baselevel-display wordt de waarde
van het huidige verbruik aangegeven.
Schakelaanduiding : Op het Basele‐
vel-display wordt de huidige versnel‐ ling in een pijltje aangegeven. Het cij‐
fer erboven geeft aan dat de bestuur‐
der omwille van het brandstofverbruik
moet opschakelen.
Lege pagina
Geeft een lege pagina zonder enige
informatie weer.