OPEL INSIGNIA BREAK 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 81 of 313

Instrumenten en bedieningsorganen79Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................80
Stuurwielverstelling ...................80
Stuurbedieningsknoppen ...........80
Verwarmd stuurwiel ...................81
Claxon ....................................... 81
Wis-/wasinstallatie voorruit ........81
Wis-/wasinstallatie achterruit .....83
Buitentemperatuur .....................84
Klok ........................................... 84
Elektrische aansluitingen ...........86
Inductief opladen .......................87
Asbakken ................................... 88
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................89
Instrumentengroep ....................89
Snelheidsmeter ......................... 94
Kilometerteller ........................... 95
Dagteller .................................... 95
Toerenteller ............................... 96
Brandstofmeter .......................... 96
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 97
Service-display .......................... 97
Controlelampen ......................... 98Richtingaanwijzer ......................98
Gordelverklikker ........................99
Airbag en gordelspanners .........99
Airbag-deactivering .................100
Laadsysteem ........................... 100
Storingsindicatielamp ..............100
Rem- en koppelingssysteem ...100
Elektrische handrem ................100
Elektrische handrem defect .....101
Antiblokkeersysteem (ABS) .....101
Schakelen ................................ 101
Afstand tot voorligger ..............101
Lane keep assist .....................101
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............102
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..102
Traction Control-systeem UIT . 102
Koelvloeistoftemperatuur .........102
Voorverwarming ......................102
AdBlue ..................................... 102
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 103
Motoroliedruk ........................... 103
Te laag brandstofpeil ...............103
Startbeveiliging ........................103
Rijverlichting ............................ 104
Grootlicht ................................. 104
Grootlichtassistentie ................104
LED-koplampen .......................104Mistlamp.................................. 104
Mistachterlicht ......................... 104
Cruise control .......................... 104
Adaptieve cruise control ..........104
Voorligger gedetecteerd ..........104
Voetgangersdetectie ...............105
Snelheidsbegrenzer ................105
Verkeersbordherkenning .........105
Portier open ............................. 105
Informatiedisplays ......................105
Driver Information Center ........105
Info-Display ............................. 113
Head-updisplay .......................115
Boordinformatie ......................... 118
Geluidssignalen .......................119
Batterijspanning .......................119
Persoonlijke instellingen ............120
Telematicaservice ......................124
OnStar ..................................... 124

Page 82 of 313

80Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen U kunt het Driver Information Center,
bepaalde bestuurdersondersteu‐
ningssystemen, het Infotainmentsys‐
teem en een aangesloten mobiele telefoon bedienen met de knoppen op het stuurwiel.
De illustraties tonen verschillende
versies.
Driver Information Center 3 105.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 182.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.

Page 83 of 313

Instrumenten en bedieningsorganen81Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets.
De gedeelten van het stuurwiel die
specifiek aanbevolen zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm en worden warmer dan de overige
gedeelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop/Start-systeem 3 160.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie voorruit
Voorruitwissers met verstelbaar
wisintervalHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissenOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.

Page 84 of 313

82Instrumenten en bedieningsorganenInstelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om de wisfre‐ quentie in te stellen.
Voorruitwisser met regensensorHI:snelLO:langzaamAUTO:Automatische wisfunctie
met regensensorOFF:uit
In de stand AUTO registreert de
regensensor de hoeveelheid neer‐
slag op de voorruit en stuurt automa‐
tisch de wissnelheid van de voorrui‐
twisser aan.
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Wisserhendel in stand AUTO.
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐ ligheid van de regensensor in te stel‐
len.

Page 85 of 313

Instrumenten en bedieningsorganen83
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.Regensensorfunctie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd in de
Persoonlijke instellingen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 113.
Persoonlijke instellingen 3 120.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt een paar slagen.
Sproeiervloeistof 3 241.
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Achterruitwisser
Verdraai de buitenste dop om de
achterruitwisser in te schakelen:
OFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.

Page 86 of 313

84Instrumenten en bedieningsorganenAls de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 120.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt een paar slagen.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 241.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-display weergegeven.
Info-Display 3 113.

Page 87 of 313

Instrumenten en bedieningsorganen857'' Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Tijd en datum om het
betreffende submenu weer te geven.
Tijdformaat instellen
Selecteer de gewenste tijdnotatie door op het scherm de toetsen 12 h
of 24 h aan te raken.
Datumformaat instellen
U selecteert de gewenste datumno‐
tatie door op Datumformaat instellen
te drukken en een van de beschik‐
bare opties te kiezen.
Automatisch
Selecteer Automatisch om aan te
geven of de datum en tijd automatisch
of handmatig worden ingesteld.
Selecteer Aan - RDS om de datum en
tijd automatisch in te stellen.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd handmatig in te stellen. Als Automatisch op Uit -
Handbediend wordt ingesteld, zijn de
submenu-opties Tijd instellen en
Datum instellen beschikbaar.
Tijd en datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om de tijd en datum in te
stellen.
Raak + en - om de instellingen te
veranderen.
8'' Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram Instellingen.
Kies Tijd en datum .
Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om het betref‐
fende submenu te openen.
Selecteer Auto inst. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit -
handmatig .
Als u Uit - handmatig selecteert, kunt
u de uren en minuten instellen met
n en o.
Raak 12-24 u rechts in het scherm
aan om een tijdmodus te selecteren.
Als de 12-uurs modus wordt geselec‐ teerd, verschijnt er een derde kolom
voor AM of PM. Selecteer de gewen‐
ste optie.
Datum instellen
Selecteer Datum instellen om het
betreffende submenu te openen.

Page 88 of 313

86Instrumenten en bedieningsorganenLet op
Is de datum automatisch geregeld,
dan is deze menu-optie niet beschik‐ baar.
Selecteer Auto inst. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit -
handmatig .
Als u Uit - handmatig selecteert, kunt
u de datum met n en o instellen.
Klokweergave
Selecteer Weergave klok om het
betreffende submenu te openen.
Selecteer Uit om de digitale klokweer‐
gave in de menu's uit te schakelen.Elektrische aansluitingen
Er zit een 12 V aansluitcontact in de
middenconsole.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, is de aansluiting gedeactiveerd.
De aansluiting wordt ook gedeacti‐
veerd wanneer de accuspanning laag
is.
Aangesloten elektrische accessoires moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de DIN-norm VDE 40 839.
Geen accessoires aansluiten diestroom leveren, zoals laadtoestellen
of accu's.
Stekkerdozen niet beschadigen door
het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop/Start-systeem 3 160.
USB-laadpoort
Onder de opklapbare armsteun zit
een USB-poort voor het opladen van
apparaten. De USB-poort heeft ook
een gegevensverbinding met het
Infotainmentsysteem.

Page 89 of 313

Instrumenten en bedieningsorganen87
Aan de achterkant van de midden‐
console bevinden zich twee USB-
aansluitingen die speciaal zijn
bestemd voor oplaadapparaten.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
Inductief opladen
9 Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.9 Waarschuwing
Haal vóór het opladen van een
mobiele telefoon alle metalen
objecten van de oplader, aange‐ zien deze voorwerpen zeer heet
zouden kunnen worden.
Voor het opladen van een toestel
moet het contact ingeschakeld zijn.
De oplaadsleuf zit onder de voorste
armsteun.
Een mobiele telefoon opladen:
1. Haal alle voorwerpen van de opla‐
der.
2. Steek de mobiele telefoon met het
display naar achteren in de
oplaadsleuf.
De oplaadstatus wordt weergegeven op het Info-Display.
Met PMA of Qi compatibele mobiele
telefoons kunnen inductief worden
opgeladen.
Voor het opladen van een mobiele
telefoon is eventueel een slede met
een geïntegreerde spoel (bijv.
Samsung 4 en 5) of een aansluiting
(bijv. sommige iPhone modellen)
nodig.
Om in de oplader te kunnen passen
mag de mobiele telefoon niet breder
dan 8 cm en niet langer dan 15 cm zijn.

Page 90 of 313

88Instrumenten en bedieningsorganenAsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐baar afval.
Een verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden geplaatst.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 320 next >