OPEL INSIGNIA BREAK 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 111 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen109airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 56.
Airbagsysteem 3 59.
Airbag-deactivering
V brandt geel.
De passagiersairbag voor is geacti‐
veerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 64.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.Reiniging van het uitlaatfilter is
wellicht niet mogelijk.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil is
te laag.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Elektrische handrem
m brandt of knippert rood.

Page 112 of 335

110Instrumenten en bedieningsorganenBrandtElektrische handrem is aangetrokken
3 182.
Knippert Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Trap het
rempedaal in en probeer het systeem
te resetten door de elektrische hand‐
rem eerst los te zetten en daarna aan
te trekken. Blijft m knipperen, rijd dan
niet door en roep de hulp van een
werkplaats in.
Elektrische handrem defect j brandt of knippert geel.
Brandt Elektrische handrem werkt niet opti‐maal 3 182.
Knippert Elektrische handrem staat in de servi‐
cemodus. Stop de auto, trek de elek‐
trische handrem aan en zet deze los
om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen. Parkeer niet op hellin‐
gen totdat de oorzaak van de
storing is verholpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 181.
Schakelen
R of S met het getal van een hogere
of lagere versnelling verschijnt
wanneer wordt aanbevolen om
vanwege de brandstofbesparing op of terug te schakelen.
Afstand tot voorligger
E geeft de gevoeligheidsinstelling
voor de frontaanrijdingswaarschu‐
wing weer, aan de hand van gevulde
afstandsbalken.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 203.
Lane keep assist
a brandt groen of geel, of knippert
geel.
Brandt groen Het systeem wordt ingeschakeld en isgebruiksklaar.

Page 113 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen111Brandt geelHet systeem nadert een waargeno‐
men rijstrookmarkering, zonder dat
de richtingaanwijzer naar die kant is
ingeschakeld.
Knippert geel
Het systeem herkent dat de auto de
rijstrook grotendeels heeft verlaten.
Lane Keep Assist 3 233.
Elektronische
stabiliteitsregeling UIT
t brandt geel.
Het systeem is gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsre‐geling en Traction Control-systeem
b brandt of knippert geel.Brandt
Er zit een storing in het systeem.Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐
teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 186.
Traction Control-systeem 3 185.
Traction Control-systeem UIT
k brandt geel.
Het systeem is gedeactiveerd.
Koelvloeistoftemperatuur
W brandt rood.Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil meteen controleren
3 249.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming ! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld. Start de motor wanneer het
controlelampje dooft.
AdBlue
Y knippert geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.

Page 114 of 335

112Instrumenten en bedieningsorganenAdBlue 3 172.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60 tot 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering kan worden onder‐
broken. Hierdoor kan de motor
beschadigd raken/kunnen de
wielen blokkeren.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Neutraalstand selecteren.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Schakel het contact uit.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog altijd.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd.
Laat de auto met de motor uitgescha‐
keld naar een werkplaats slepen.
Te laag brandstofpeil Y brandt of knippert geel.
Brandt
Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Tanken 3 238.
Katalysator 3 172.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 253.
Startbeveiliging d knippert geel.

Page 115 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen113Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Startbeveiliging 3 36.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 139.
Groot licht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of
bij lichtsignaal 3 140.
Grootlichtassistentie
f brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐ veerd 3 140.
Led-koplampen f brandt of knippert geel.
Brandt Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.Knippert
Systeem wordt overgeschakeld op
symmetrisch dimlicht.
Controlelampje f knippert gedurende
ongeveer 4 seconden na het inscha‐
kelen van het contact als herinnering
voor het symmetrische dimlicht
3 142.
Mistlampen voor > brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 145.
Mistachterlicht
ø brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 145.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.Brandt groen
De cruise control is ingeschakeld. De
ingestelde snelheid wordt in het
Driver Information Center aangege‐
ven.
Cruise control 3 189.
Adaptieve cruise control
C brandt op het Driver Information
Centre.
C brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
C brandt groen
De adaptieve cruise control is inge‐
schakeld.
Adaptieve cruise control 3 192.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen of geel.
Brandt groen Er is een voertuig in dezelfde rijstrookgedetecteerd.

Page 116 of 335

114Instrumenten en bedieningsorganenBrandt geelDe afstand tot een voorligger wordt te
kort of wanneer u een ander voertuig
te snel nadert.
Adaptieve cruisecontrol 3 192.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 203.
Voetgangersdetectie
7 brandt geel.
Het systeem detecteert een voetgan‐
ger vóór de auto.
Snelheidsbegrenzer L brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
Snelheidsbegrenzer is actief. Inge‐
stelde snelheid wordt aangegeven bij
symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 191.Verkeersbordherkenning
L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning 3 229.
Portier open
h brandt rood.
Een portier of de achterklep staat open.Displays
Driver Information Center Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Afhankelijk van de versie en de instru‐
mentengroep is het Driver Informa‐
tion Center verkrijgbaar als Basele‐
vel-display, Midlevel-display of Uple‐
vel-display.
De indicatie op het Driver Information
Center is afhankelijk van de uitrus‐
ting:
● kilometerteller en dagteller
● boordinformatie
● informatiemenu dagteller/brand‐ stof
● informatie over zuinig rijden
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● audio- en Infotainmentinformatie
● telefooninformatie
● navigatie-informatie
● auto-instellingen

Page 117 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen115Baselevel-display
Menu's en functies selecteren
Stuurbedieningsknoppen
De menu's en functies kunnen
worden geselecteerd met de knoppen
rechts op het stuurwiel.
Druk op è of é om te wisselen
tussen de hoofdmenu's of om vanuit
een submenu één niveau terug te
gaan.
Druk op å of ä om door submenupa‐
gina's van de momenteel geselec‐
teerde hoofdmenuoptie te bladeren.
Gebruik deze toetsen ook voor het wijzigen van een numerieke waarde.
Druk op Å om een functie te selec‐
teren of een vakje in een dialoogven‐
ster aan te vinken.
Eventueel verschijnt er boord- en onderhoudsinformatie op het Driver
Information Center. Bevestig berich‐
ten door op Å te drukken.
Boordinformatie 3 127.
Hoofdmenu
Hoofdmenu's zijn:
● Dagteller-/brandstofinformatie, weergegeven door ;.
● Voertuiginformatie, weergege‐ ven door ?.
● Eco-informatie, weergegeven door @.
Enkele van de weergegeven functies zijn verschillend bij een rijdende of
stilstaande auto en bepaalde functies zijn alleen actief als met de auto wordt
gereden.

Page 118 of 335

116Instrumenten en bedieningsorganenMidlevel-display
Menu's en functies selecteren
De menu's en functies kunnen
worden geselecteerd met de knoppen
rechts op het stuurwiel.
Blader door het hoofdmenu door op
è of é te drukken.
Druk op å of ä om door submenupa‐
gina's van de momenteel geselec‐ teerde hoofdmenuoptie te bladeren.
Gebruik deze toetsen ook voor het
wijzigen van een numerieke waarde.
Druk op Å om een functie te selec‐
teren of een vakje in een dialoogven‐ ster aan te vinken.
Eventueel verschijnt er boord- en
onderhoudsinformatie op het Driver
Information Center. Bevestig berich‐
ten door op Å te drukken.
Boordinformatie 3 127.
Hoofdmenu
Hoofdmenu's zijn:
● Startpagina, weergegeven door !-pictogram.
● Dagteller-/brandstofinformatie, weergegeven door het pictogram" .
● Audio-informatie, weergegeven door het pictogram G.
● Navigatie-informatie, weergege‐ ven door het pictogram §.
● Telefoon-informatie, weergege‐ ven door het pictogram $.
● Instellingen, weergegeven door pictogram %.
Enkele van de weergegeven functies
zijn verschillend bij een rijdende of
stilstaande auto en bepaalde functies
zijn alleen actief als met de auto wordt gereden.

Page 119 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen117Uplevel-display
Menu's en functies selecteren
De menu's en functies kunnen
worden geselecteerd met de knoppen
rechts op het stuurwiel.
Druk op è om de hoofdmenupagina
te openen.
Blader door het hoofdmenu door op
è of é te drukken.
Bevestig een hoofdmenupagina met
Å .
Druk op å of ä om door submenupa‐
gina's van de momenteel geselec‐
teerde hoofdmenuoptie te bladeren.
Gebruik deze toetsen ook voor het
wijzigen van een numerieke waarde.
Druk op Å om een functie te selec‐
teren of een vakje in een dialoogven‐ ster aan te vinken.
Eventueel verschijnt er boord- en
onderhoudsinformatie op het Driver Information Center. Bevestig berich‐
ten door op Å te drukken.
Boordinformatie 3 127.
Hoofdmenu
Hoofdmenu's zijn:
● Dagteller-/brandstofinformatie, weergegeven door Info.
● Audio-informatie, weergegeven door Audio .
● Navigatie-informatie, weergege‐ ven door Navigatie.
● Telefoon-informatie, weergege‐ ven door Telefoon.
● Voertuiginformatie, weergege‐ ven door Opties.
Enkele van de weergegeven functies zijn verschillend bij een rijdende of
stilstaande auto en bepaalde functies
zijn alleen actief als met de auto wordt gereden.
Instrumentengroep Uplevel kan
worden weergegeven als Sportmo‐
dus of Tourmodus. Zie het menu
Opties , Weergave .

Page 120 of 335

118Instrumenten en bedieningsorganenMenu Info, ; of "
De onderstaande lijst bevat alle
mogelijke pagina's van het menu Info.
Sommige zijn voor uw specifieke auto mogelijk niet beschikbaar. Afhankelijk
van het display zijn sommige functies weergegeven als symbool.
● Snelheid
● Rit 1 /Rit A , met daarin:
Afstand
Brandstofverbruik / Gemiddeld
brandstofverbruik
Gemiddelde snelheid
● Rit 2 /Rit B , met daarin:
Afstand
Brandstofverbruik / Gemiddeld
brandstofverbruik
Gemiddelde snelheid
● Brandstof /Brandstof informatie ,
met daarin:
Rijbereik
Huidig brandstofverbruik
● Resterende levensduur van de
olie
● Bandenspanning●Timer
● Verkeerstekengeheugen
● Volgafstand
● Rijhulp
● Topverbruikers
● Economy trend
● ECO index
● AdBlue niveau
Op het Baselevel-display verschijnen de pagina's Resterende levensduur
van de olie , Bandenspanning ,
Volgafstand , Verkeerstekengeheu‐
gen , AdBlue niveau , Draagvermogen
banden en Snelheidswaarschuwing
in het menu Voertuiginformatie,
selecteer ?.
Snelheid
Digitale weergave van de huidige snelheid.
Dagteller 1/A of 2/B
Op twee onafhankelijke pagina's 1/A
en 2/B verschijnen de huidige
afstand, het gemiddelde brandstof‐
verbruik en de gemiddelde snelheid
sinds een bepaalde reset.De dagteller telt op tot een afstand
van 9.999 km en begint dan weer bij
0.
Druk voor terugzetten op een Base‐
level- of Midlevel-display op Å en
bevestig het terugzetten. Druk op een
Uplevel-display op é en bevestig met
Å . Hiermee worden alleen de waar‐
den op de momenteel weergegeven
pagina teruggezet. De andere dagtel‐ lerpagina blijft buiten beschouwing.
Brandstof /Brandstof informatieRijbereik
De actieradius wordt op basis van het
aanwezige tankpeil en het momen‐
tane verbruik berekend. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het brandstofpeil in de tank
laag is, verschijnt er een bericht op
het display en controlelampje Y op de
brandstofmeter gaat branden.

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 340 next >