OPEL INSIGNIA BREAK 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.5, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2019.5Pages: 335, PDF Size: 9.43 MB
Page 141 of 335

Verlichting139VerlichtingRijverlichting.............................. 139
Lichtschakelaar .......................139
Automatische verlichting .........140
Grootlicht ................................. 140
Grootlichtassistentie ................140
Lichtsignaal ............................. 142
Koplampverstelling ..................142
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 142
Dagrijlicht ................................. 143
Led-koplampen ........................143
Alarmknipperlichten .................144
Richtingaanwijzers ..................145
Mistlampen voor ......................145
Mistachterlicht ......................... 145
Parkeerlichten ......................... 146
Achteruitrijlichten .....................146
Beslagen lampglazen ..............146
Binnenverlichting .......................146
Regelbare instrumentenverlichting .........146
Leeslampen ............................. 147
Verlichting zonneklep ..............148
Verlichtingsfuncties ....................148
Verlichting middenconsole ......148Instapverlichting ......................148
Uitstapverlichting .....................149
Ontlaadbeveiliging accu ..........149Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:Automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Wanneer u de ontsteking inschakelt,
is de automatische verlichting actief.
Controlelamp 8 3 113.
Page 142 of 335

140VerlichtingAchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dim-/grootlicht en de zijmarke‐
ringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het wissersysteem.
Dagrijlicht 3 143.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwissers
enkele slagen geactiveerd zijn.
Led-koplampen 3 143.
Tunneldetectie Bij het inrijden van een tunnel worden
de koplampen onmiddellijk ingescha‐
keld.
GrootlichtDuw tegen de hendel om van dimlicht
op grootlicht over te schakelen.
Trek aan de hendel om het grootlicht
uit te schakelen.
Grootlichtassistentie 3 143.
Grootlichtassistentie
De camera in de voorruit de lichten
van tegemoetkomende voertuigen of
voorliggers detecteert. De grootlicht‐
assistentie blijft geactiveerd en scha‐
kelt het groot licht automatisch in en
uit. De laatste instelling van de groot‐ lichtassistentie blijft gehandhaafd
nadat het contact weer is ingescha‐ keld.
Het systeem schakelt automatisch
naar dimlicht wanneer:
● In stadsverkeer wordt gereden.
● Het mistig is of sneeuwt.
● De mistlampen voor of achter zijn
ingeschakeld.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het groot licht weer in.
Page 143 of 335

Verlichting141Auto's zonder led-
matrixkoplampen
Het groot licht wordt automatisch
ingeschakeld bij een snelheid boven
40 km/u. Het groot licht wordt uitge‐
schakeld bij een snelheid onder
20 km/u, maar de grootlichtassisten‐ tie blijft geactiveerd.
Auto's met led-matrixkoplampen Met deze functie kan het groot licht bij
ritten in het donker als hoofdverlich‐
ting werken.
Elke led-lamp aan de rechter- of
linkerkant kan afhankelijk van de verkeerssituatie worden in- of uitge‐
schakeld. Dit geeft de beste lichtver‐
deling zonder dat andere weggebrui‐
kers worden verblind.
Het groot licht wordt automatisch
ingeschakeld bij een snelheid boven
50 km/u. Het groot licht wordt uitge‐
schakeld bij een snelheid onder
35 km/u, maar de grootlichtassisten‐
tie blijft geactiveerd.
Snelwegmodus
De grootlichtassistentie omvat een
speciale snelwegmodus. Wanneer u
op de snelweg enige tijd sneller rijdt
dan 105 km/u, wordt de lichtbundel
smaller, zodat u tegemoetkomend
verkeer niet verblindt.
InschakelenActiveer de grootlichtassistentie door
op f te drukken.
Het groene controlelampje f brandt
ononderbroken wanneer de groot‐ lichtassistentie actief is; het blauwe
lampje 7 brandt bij ingeschakeld
groot licht.
Controlelampje f 3 113, 7 3 113.
Uitschakelen
Trek met het groot licht ingeschakeld
eenmaal aan de richtingaanwijzer‐
hendel om de grootlichtassistentie uit
te schakelen. Wanneer een lichtsig‐
naal wordt gegeven als het groot licht
uitstaat, blijft de grootlichtassistentie
geactiveerd.
Als u tegen de richtingaanwijzerhen‐
del duwt om het groot licht handmatig te activeren, wordt de grootlichtassis‐
tentie gedeactiveerd.
Druk één keer op f om de groot‐
lichtassistentie uit te schakelen.
Page 144 of 335

142VerlichtingLichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendelnaar u toe te trekken.
Als u aan de hendel trekt, schakelt u
het grootlicht uit.
Led-koplampen 3 143.
Koplampverstelling Handmatige koplampverstelling
De koplampen zijn handmatig te
verstellen bij een auto met halogeen‐ koplampen. Led-koplampen zijn
voorzien van automatische verstel‐
ling.
Dynamische automatische koplamp‐ verstelling 3 143.
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: druk op en draai ? in
de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimteKoplampinstelling in het
buitenland
Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij ritten in landen met linksrij‐
dend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Auto's met halogeenkoplampen
De koplampen moeten niet worden
afgesteld.
Auto's met led-koplampen
De koplampen zijn in het menu
Persoonlijke instellingen via het Info-
Display in te stellen voor verkeer dat
aan de andere kant van de weg rijdt.
Selecteer de relevante instelling in
Instellingen I Voertuig .
Info-Display 3 122.
Persoonlijke instellingen 3 128.
Elke keer dat u het contact inschakelt, knippert f circa 4 seconden ter herin‐
nering.
Page 145 of 335

Verlichting143Voor de deactivering volgt u dezelfde
procedure als hierboven. f knippert
niet wanneer de functie is gedeacti‐ veerd.
Controlelampje f 3 113.
Dagrijlicht
Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt bij daglicht automatisch
ingeschakeld wanneer de motor
draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en koplampen,
afhankelijk van het aanwezige licht.
Automatische verlichting 3 140.
Led-koplampen
Het led-koplampensysteem omvat
twee koplampen met verschillende
leds, waarmee verschillende verlich‐
tingsprogramma's aan te sturen zijn.
De lichtverdeling en -intensiteit
worden getriggerd op basis van de
lichtomstandigheden, het wegdek en
de rijsituatie. De auto past de koplam‐pen automatisch aan de situatie aan
voor een optimale lichtverdeling voor
de bestuurder.
Sommige functies van de led-koplam‐
pen kunnen vanuit het menu
Persoonlijke instellingen worden
gedeactiveerd en geactiveerd. Selec‐
teer de desbetreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Info-
Display.
Persoonlijke instellingen 3 128.
De volgende verlichtingsfuncties zijn
beschikbaar als de lichtschakelaar in
de stand AUTO of 9 staat:
Stadslicht
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid tot maximaal 55 km/u en
in situaties met omgevingsverlichting.
De lichtbundel is breed en ontworpen om verblinding van andere wegge‐
bruikers tegen te gaan.
Verlichting landelijke gebieden
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid boven ca. 55 km/u
wanneer er in een landelijk gebied
wordt gereden. De verlichting van de
weg en de berm wordt verbeterd.
Tegemoetkomend verkeer en voorlig‐
gers worden niet verblind.
Bochtverlichting
Er gaan, afhankelijk van de stuurhoeken de snelheid, extra leds branden
die de verlichting van bochten verbe‐
teren. Deze functie wordt geactiveerd bij snelheden van 40 km/h tot
70 km/h.
Page 146 of 335

144VerlichtingAfbuigverlichting
Bij het afslaan gaan, afhankelijk van
de stuurhoek en het richtingaanwij‐
zersignaal, bepaalde leds branden die het wegdek in de rijrichting
verlichten. Wordt geactiveerd tot een
snelheid van 40 km/u.
Achteruitparkeerfunctie
Als hulp bij het parkeren, gaan beide
afslaglampen en het achteruitrijlicht branden wanneer de koplampen zijn
ingeschakeld en de achteruitversnel‐
ling wordt geselecteerd. Deze blijven
korte tijd branden nadat u de auto uit
de achteruitversnelling hebt gezet of
totdat u sneller dan 7 km/u vooruit‐
rijdt.
Dynamische automatische
koplampverstelling
Om te voorkomen dat tegenliggers
worden verblind, worden de koplam‐
pen automatisch versteld op basis
van de hellingshoek, gemeten door
de voor- en achteras, de versnelling
of vertraging en de rijsnelheid.
Koplampen bij rijden in het
buitenland
3 142.
Storing in led-koplampsysteem
Wanneer het systeem een storing in het led-koplichtsysteem opmerkt,selecteert het een voorkeuze-instel‐
ling om te voorkomen dat tegenlig‐
gers worden verblind. Er komt een
waarschuwing in het Driver Informa‐
tion Center.
Alarmknipperlichten Om in te schakelen ¨ indrukken.
De alarmknipperlichten worden auto‐
matisch ingeschakeld wanneer de
airbags bij een ongeval in werking
treden.
Page 147 of 335

Verlichting145RichtingaanwijzersHendel
omhoog:richtingaanwijzer
rechtsHendel omlaag:richtingaanwijzer
links
Bij het verplaatsen van de hendel
voelt u een weerstandspunt.
Constant knipperen wordt geacti‐
veerd wanneer de hendel voorbij het
weerstandspunt wordt bewogen. Het
wordt uitgeschakeld wanneer het
stuurwiel in de tegenovergestelde
richting wordt gedraaid of wanneer de
hendel met de hand in de ruststand
wordt gezet.
Activeer tijdelijk knipperen door de
hendel net voor het weerstandspunt
te houden. De richtingaanwijzers
gaan knipperen totdat u de hendel
loslaat.
Voor het activeren van drie knipper‐
signalen, tikt u kort tegen de hendel
zonder voorbij het weerstandspunt te gaan. Met een aangekoppelde
aanhanger knipperen de richtingaan‐
wijzers zes keer en verandert de
toonfrequentie.
Mistlampen voor
Om in te schakelen > indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van de mistlampen
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld.
Mistachterlicht
Om in te schakelen ø
indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
inschakelen van het mistachterlicht
worden de koplampen automatisch ingeschakeld.
Lichtschakelaar in stand 8: mistach‐
terlicht kan alleen in combinatie met
voorste mistlampen worden inge‐
schakeld.
Page 148 of 335

146VerlichtingHet mistachterlicht is gedeactiveerd
wanneer er een aanhanger of een
stekker op het contact is aangesloten,
bijv. wanneer een fietsdrager is
geplaatst.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Schakel het contact uit.
2. Richtingaanwijzerhendel volledig omhoog- (parkeerlichten rechts)
of omlaaghalen (parkeerlichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact aanstaat en de auto in de achteruitversnelling staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
De helderheid van onderstaande
verlichting kan in de stand AUTO
worden afgesteld wanneer de licht‐ sensor merkt dat het donker is, of in
de stand 8 of 9.
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Druk op en draai aan A tot de gewen‐
ste helderheid is bereikt.
Page 149 of 335

Verlichting147Binnenverlichting
De voorste en achterste interieurver‐ lichting worden bij het in- en uitstap‐pen vanzelf ingeschakeld en doven
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Voorste interieurverlichtingdruk op
-:interieurverlichting
wordt handmatig in- of
uitgeschakelddruk op
%:interieurverlichting
wordt niet automatisch
ingeschakeld bij het
openen van een portier.
Deactivering wordt
aangeduid door een
LED in de schakelaar.
Achterste interieurverlichting
Licht op in combinatie met de instap‐ verlichting voor.
Leeslampen
Werkt door op het betreffende lees‐
lampje te drukken.
Page 150 of 335

148VerlichtingAfbeelding toont leeslampje achter.
Verlichting zonneklep Brandt wanneer u het klepje opent.Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole De spot in de binnenverlichting gaat
aan wanneer de koplampen worden
ingeschakeld.
Instapverlichting
Welkomstverlichting De volgende verlichting wordt korte
tijd ingeschakeld door de auto te
ontgrendelen met de handzender:
● dimlicht of groot licht
● bodemverlichting in beide buiten‐
spiegels
● achterlichten
● kentekenplaatverlichting
● instrumentenverlichting
● binnenverlichting
Sommige functies werken alleen als
het buiten donker is om de auto
gemakkelijker te kunnen vinden.
De verlichting wordt meteen uitge‐
schakeld zodra het contactslot wordt
ingeschakeld.Wegrijden 3 17.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐ ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 122.
Persoonlijke instellingen 3 128.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 24.
De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van sommige schake‐
laars
● Driver Information Center
● portiervakverlichting