OPEL INSIGNIA BREAK 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 251 of 335

Verzorging van de auto249Afhankelijk van de motor worden erverschillende oliepeilstokken
gebruikt.Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan
motorolie bijvullen.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.
Wij raden u aan dezelfde soort olie te nemen als voor de laatste olieverver‐
sing is gebruikt.Voorzichtig
Veeg eventueel gemorste motor‐
olie onmiddellijk weg.
Voorzichtig
Tap of zuig overmatig bijgevulde
olie af. Start als het oliepeil boven
maximaal is de auto niet en neem
contact op met een werkplaats.
Inhouden 3 307.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof
De af-fabriek bijgevulde koelvloeistof
biedt vorstbescherming tot ca.
-28 °C. In koude streken met zeer
lage temperaturen biedt de af-fabriek
bijgevulde koelvloeistof vorstbe‐
scherming tot ca. -37 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en antivries 3 295.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.

Page 252 of 335

250Verzorging van de auto
Bij een koud koelsysteem moet de
koelvloeistof boven de vulstreep staan. Bijvullen als het peil te laag is.
Afhankelijk van de motor kan de posi‐ tie van het koelvloeistofreservoir
verschillen.9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1 : 1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water bijvullen, vermengd
met een passende hoeveelheid goed‐ gekeurde sproeiervloeistof die anti‐
vries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Sproeiervloeistof 3 295.

Page 253 of 335

Verzorging van de auto251Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐ male dikte heeft, hoort u een piepend geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de
remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 295.
Accu
De accu zit in de motorruimte.
Er zijn aansluitpunten voor starthulp
3 287.
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen.
Door korte ritten en vaak starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.

Page 254 of 335

252Verzorging van de auto
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 149.
De accu ontkoppelen
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Accu vervangen
Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐
ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening openstaat,
moet deze met een afdekkap worden afgesloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐
gen door hetzelfde type accu.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 167.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 287.
Ontlaadbeveiliging
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
1. Schakel alle elektrische verbrui‐ kers uit die niet nodig zijn voor eenveilige rit, bijv. de stoelverwar‐
ming, achterruitverwarming of
andere hoofdverbruikers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht verdwijnt
nadat de motor twee keer is gestart
zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.

Page 255 of 335

Verzorging van de auto253Oplaadfunctie afgestemd op accu
Deze functie garandeert een maxi‐
male levensduur van de accu door
een regelbaar vermogen en een opti‐
male vermogensverdeling van de
dynamo.
Om te voorkomen dat de accu onder
het rijden leegraakt, worden de
volgende systemen automatisch in
twee fasen afgebouwd en ten slotte
uitgeschakeld:
● hulpverwarming
● achter- en voorruitverwarming
● verwarmd stuurwiel
● verwarmde spiegels
● stoelverwarming
● aanjager
In de tweede fase ziet u op het Driver
Information Center een bericht dat de activering van de ontlaadbeveiliging
van de accu bevestigt.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van dedynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver
Information Center.
Stroomaansluiting
De stroomaansluitingen worden
gedeactiveerd wanneer de accu‐
spanning te laag is.
WaarschuwingslabelBetekenis van symbolen: ● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat blindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.
● Zie de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Er kan knalgas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet het dieselbrandstofsysteem worden
ontlucht. Het contact driemaal
15 seconden per keer inschakelen.
Motor vervolgens maximaal
40 seconden starten. Deze procedure na minstens 5 seconden herhalen.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp van een werkplaats inroepen.

Page 256 of 335

254Verzorging van de autoWisserblad vervangen
Voorruit
Til de wisserarm op tot deze in de
geheven stand blijft. Til de borgclip op
om het wisserblad los te klikken en
verwijder deze.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐ arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Achterruit
Grand Sport
Til de ruitenwisserarm op tot hij
omhoog blijft staan, druk op de knop
om het wisserblad los te maken en
verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐ arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Sports Tourer, Country Tourer
Til de ruitenwisser op. Maak het
wisserblad los zoals getoond in de
illustratie en verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐ arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.

Page 257 of 335

Verzorging van de auto255Gloeilamp vervangen
Ontsteking uitschakelen en desbe‐
treffende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting
vastpakken. Het glas van de gloei‐ lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
Lampcontrole Schakel het contact in na het vervan‐ gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.
Halogeenkoplampen
Halogeenkoplampen met aparte
gloeilampen voor dimlicht en groot
licht.
Buitenste lamp dimlicht ( 1).
Binnenste lamp groot licht ( 2).
Dimlicht (1)
1. Draai de kap naar links en verwij‐ der deze.
2. Klik de lamphouder los door de borging naar voren te drukken.
Lamphouder met gloeilamp uit het
reflectorhuis nemen.

Page 258 of 335

256Verzorging van de auto
3. Maak de gloeilamp los uit delamphouder en vervang de lamp.
4. Steek de lamphouder erin.
5. Breng de kap aan en draai deze rechtsom.
Groot licht (2)
1. Draai de kap naar links en verwij‐der deze.
2. Klik de lamphouder los door de borging naar voren te drukken.
Lamphouder met gloeilamp uit het
reflectorhuis nemen.
3. Maak de gloeilamp los uit de lamphouder en vervang de lamp.
4. Steek de lamphouder erin.
5. Breng de kap aan en draai deze rechtsom.
Richtingaanwijzers vooraan Laat defecte leds door een werk‐
plaats vervangen.

Page 259 of 335

Verzorging van de auto257ParkeerlichtenLaat defecte leds door een werk‐
plaats vervangen.
Dagrijlicht Laat defecte leds door een werk‐
plaats vervangen.
Led-koplampen Koplampen voor groot licht en
dimlicht, zijmarkeringslichten, dagrij‐ lichten en richtingaanwijzers zijn
uitgevoerd met led-lampen en
kunnen niet worden vervangen.
Laat lichten bij eventuele storingen
door een werkplaats vervangen.Mistlampen voor
1. Grand Sport, Sports Tourer
Wikkel een doek rond de punt van
een platte schroevendraaier om
schade aan de lak te voorkomen.
Steek de schroevendraaier in de
uitsparing aan de onderrand van
de afdekking. Neem de afdekking los door deze voorzichtig los te
wrikken.
Country Tourer
Draai de schroef los met een torx- schroevendraaier.
2. Grand Sport, Sports Tourer

Page 260 of 335

258Verzorging van de autoDraai de schroef los met een torx-schroevendraaier en demonteer
het voorpaneel.
Country Tourer
Wikkel een doek rond de punt van
een platte schroevendraaier om
schade aan de lak te voorkomen.
Wrik het voorpaneel los door een schroevendraaier in de uitsparing
te steken.
3. Draai drie schroeven los met de torx-schroevendraaier en neem
de lampmodule naar voren toe
los.
4. Draai de lampfitting linksom en haal deze uit de lampmodule.
5. Maak de stekkerverbinding losdoor de borgnok in te drukken.
6. Vervang de lampmodule en klik deze weer vast aan de stekker.
Let erop dat de lamp en de fitting
een geheel vormen en samen
moeten worden vervangen.
7. Plaats de lampfitting in de licht‐ module door deze rechtsom te
draaien en zet deze vast.
8. Monteer de lamp door de drie schroeven vast te draaien.

Page:   < prev 1-10 ... 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 ... 340 next >