OPEL INSIGNIA BREAK 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 101 of 329
Instrumenten en bedieningsorganen99Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep Afhankelijk van de uitvoering zijn ertwee instrumentengroepen verkrijg‐
baar:
● Baselevel
● Uplevel
Instrumentengroep Uplevel kan
worden weergegeven als Sportmo‐
dus of Tourmodus.
Page 102 of 329
100Instrumenten en bedieningsorganenInstrumentengroep Baselevel
Page 103 of 329
Instrumenten en bedieningsorganen101Instrumentengroep Uplevel, Sportmodus
Page 104 of 329
102Instrumenten en bedieningsorganenInstrumentengroep Uplevel, Touringmodus
Page 105 of 329
Instrumenten en bedieningsorganen103OverzichtORichtingaanwijzers 3 107XGordelverklikker 3 107vAirbags en gordelspanners
3 108VAirbag deactiveren 3 108pLaadsysteem 3 108ZStoringsindicatielamp 3 109RRem- en koppelingssysteem
3 109mElektrische parkeerrem 3 109jStoring elektrische parkeerrem
3 109uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 110RSchakelen 3 110EAfstand tot voorligger 3 110aLane Keep Assist 3 110nElektronische stabiliteitsregeling
UIT 3 110bElektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control-systeem
3 110kTraction Control-systeem uit
3 111WKoelvloeistoftemperatuur
3 111!Voorverwarmen 3 111uAdBlue 3 111wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 111IMotoroliedruk 3 111YTe laag brandstofpeil 3 112dStartbeveiliging 3 1128Buitenverlichting 3 112CGroot licht 3 112fGrootlichtassistentie 3 112fLed-koplampen 3 112>Mistlampen voor 3 113rMistachterlicht 3 113mCruisecontrol 3 113CAdaptieve cruisecontrol 3 113AVoorligger gedetecteerd 3 1137Voetganger vóór gedetecteerd
3 113LSnelheidsbegrenzer 3 113LVerkeersbordherkenning 3 114hPortier open 3 114
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Page 106 of 329
104Instrumenten en bedieningsorganenKilometerteller
De totale geregistreerde afstand
wordt weergegeven in km.
Dagteller
De geregistreerde afstand sinds de
laatste keer terugzetten verschijnt op
de tripcomputerpagina.
De dagteller telt tot 9.999 km en
begint dan weer bij 0.
De auto is uitgevoerd met twee
dagtellerpagina's voor verschillende
tochten.
Instrumentengroep Baselevel
Selecteer ; in het hoofdmenu. Kies
pagina Rit 1 of Rit 2 door op P of
N op het stuurwiel te drukken.
Elke dagteller is apart te resetten
wanneer het contact is ingeschakeld:
selecteer de desbetreffende pagina
en druk op Å op het stuurwiel.
Bevestig door Ja: te kiezen wanneer
het bevestigingsbericht verschijnt.
Instrumentengroep Uplevel
Selecteer de pagina Info in het hoofd‐
menu. Kies pagina Rit A of Rit B door
op P of N op het stuurwiel te druk‐
ken.
Elke dagteller is apart te resetten
wanneer het contact is ingeschakeld:
selecteer de desbetreffende pagina
en druk op >. Bevestig het terugzet‐
ten door op Å te drukken.
Page 107 of 329
Instrumenten en bedieningsorganen105Toerenteller
Geeft het motortoerental aan
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Toont het brandstofpeil.
De pijl wijst naar de kant van de auto
waar de tankklep zit.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelampje r. Tank onmiddellijk
wanneer r knippert.
Brandstoftank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
aangegeven tankinhoud.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
50°:motor nog niet op
bedrijfstemperatuur90°
(middelste
gedeelte):normale bedrijfstem‐
peratuur130°:koelvloeistoftempe‐
ratuur te hoog
Page 108 of 329
106Instrumenten en bedieningsorganenVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit informeert u wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Wanneer het systeem heeft berekend dat de gebruiksduur van de motorolie
is verstreken, verschijnt Vervang
motorolie binnenkort op het Driver
Information Center. Laat de motorolie en het oliefilter binnen een week of
500 km door een werkplaats verver‐
sen/vervangen (afhankelijk van wat
het eerst bereikt wordt).
Dit kan een extra verversing van de
motorolie en vervanging van het
motoroliefilter zijn of onderdeel van
een reguliere servicebeurt.
De resterende levensduur van de olie wordt weergegeven op het Driver
Information Center 3 114.
Selecteer Info, " of het menu ?
door op è op het stuurwiel te druk‐
ken. Druk op å om de modus
Resterende levensduur van de olie te
selecteren.
De resterende levensduur van de olie wordt aangeduid met een percen‐
tage.
Terugzetten
Druk op het Baselevel-display gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
op de richtingaanwijzer om terug te
zetten. Het contact moet ingescha‐
keld zijn maar de motor moet niet
draaien.
Page 109 of 329
Instrumenten en bedieningsorganen107Druk op het Uplevel-display op é op
het stuurwiel om de onderliggende
map te openen. Selecteer Resetten
en bevestig door op Å te drukken.
Het contact moet ingeschakeld zijn maar de motor moet niet draaien.
Bij het verversen van de olie moet het
systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt Er verschijnt een bericht op het Driver Information Center, wanneer er
onderhoud aan de auto vereist is.
Laat de servicebeurt binnen een
week of na maximaal 500 km (afhan‐
kelijk van wat het eerst bereikt wordt)
door een werkplaats laten uitvoeren.
Service-informatie 3 289.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐ mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de positie van de
controlelampen verschillen. Bij hetinschakelen van de ontsteking lichten de meeste controlelampen korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:Rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringGeel:waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen:inschakelbevestigingBlauw:inschakelbevestigingwit:inschakelbevestiging
Kijk naar alle controlelampjes op de
verschillende instrumentengroepen
3 99.
Richtingaanwijzers O brandt of knippert groen.
Brandt kort De parkeerlichten worden ingescha‐
keld.
Knippert
De richtingaanwijzers of alarmknip‐
perlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Vervangen van lampen 3 249.
Zekeringen 3 259.
Richtingaanwijzers 3 140.
Gordelverklikker Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de instrumenten‐
groep.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de dakcon‐ sole wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van het contact,
tot de veiligheidsgordel is omgedaan.
Page 110 of 329
108Instrumenten en bedieningsorganenKnippert
Na het starten van de motor gedu‐
rende maximaal 100 seconden tot de
gordel is vastgemaakt.
Gordelstatus op de achterbank X of > brandt of knippert wit (op
Driver Information Center van Base‐
level) of rood (op Driver Information
Center van Uplevel).
X brandt
Gedurende 60 seconden na inscha‐
kelen van het contact: veiligheidsgor‐
del is losgemaakt.
> brandt
Gedurende 60 seconden na inscha‐
kelen van het contact: veiligheidsgor‐
del is omgedaan. Daarna verschijnt op lampjes van stoelen met omge‐
dane gordels of ongewijzigde gordel‐
status het symbool >.
X brandt of knippert
Vastgemaakte veiligheidsgordel is
losgemaakt.Geen aanduiding
Alle veiligheidsgordels van de
zitplaatsen achterin zijn vóór het
inschakelen van het contact omge‐
daan.
Veiligheidsgordel omdoen 3 58.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt het controlelampje ca.
4 seconden. Brandt deze niet, dooft
deze niet na 4 seconden of licht deze
tijdens het rijden op, dan is er een
storing in het airbagsysteem. De hulp van een werkplaats inroepen. De
airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 57.
Airbagsysteem 3 60.
Airbag-deactivering
V brandt geel.
De passagiersairbag voor is geacti‐
veerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 65.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.