OPEL VIVARO B 2015.5 Handleiding Infotainment (in Dutch)
Page 61 of 149
USB-poort61
De bediening van audiobronnen die
aangesloten zijn via USB, is in het al‐ gemeen gelijk aan die voor een audio
mp3/wma-cd 3 54.
Een nummer selecteren
Om direct nummers te selecteren (en van map te wisselen) gaat u tijdens
het afspelen eerst naar de menu‐
structuur van het audioapparaat door op de middelste draaiknop te drukken
(bij iPod: draai de knop naar het toe‐
gangsmenu). Selecteer nummers en
wissel van map door de draaiknop te draaien en in te drukken.
NAVI 50 - Muziek afspelen viaUSB-aansluiting
Mp3-speler / iPod / USB-stations
Het systeem detecteert het audioap‐
paraat wanneer een USB-apparaat is
aangesloten. Het huidige nummer
wordt automatisch weergegeven.Wanneer het menu MEDIA actief is,
zijn de volgende submenu's beschik‐
baar:
■ Speler
■ Lijst
■ Opties
Druk op S in de linkerbovenhoek om
tussen audiobronnen te wisselen. U
hebt de volgende opties:
■ USB : Selecteer deze optie om de
audiobron naar USB-modus te wij‐
zigen.
■ iPod : Selecteer deze optie om de
audiobron naar USB-modus te wij‐
zigen.
■ BT : Raadpleeg NAVI 50 "Strea‐
ming audio via Bluetooth" 3 63.
■ AUX : Raadpleeg NAVI 50 "Aux-in‐
gang" 3 57.Speler
Druk hierop om het huidige nummer te tonen. Dit displayscherm biedt de
volgende opties:
■ l (indrukken om naar het vorige
nummer te gaan, ingedrukt houden om snel achteruit te spoelen)
■ =/l (indrukken om te pauzeren/af
te spelen)
■ m (indrukken om naar het vol‐
gende nummer te gaan, ingedrukt
houden om snel vooruit te spoelen)Lijst
Er verschijnt een lijst van de nummers
in het huidige album of de huidige fol‐ der. Druk op een bepaald nummer om
het direct af te spelen.
Let op
Standaard worden de albums alfa‐ betisch weergegeven.
Als een USB-drive is aangesloten, zullen alle mappen zich op hetzelfde niveau in de boomstructuur bevin‐
den.
Druk op ò om terug te gaan naar het
vorige niveau in de boomstructuur
van de map.
Page 62 of 149
62USB-poort
Opties
Druk hierop voor de volgende opties:
■ Herhalen (Uit/Nummer/Map/Alles)
■ Willekeurige volgorde (Aan/Uit)
NAVI 80 - Muziek afspelen via
USB-aansluiting
Mp3-speler/USB-opslagapparaat
Wijzig de audiobron naar USB-modus
om bestanden van een aangesloten
USB-apparaat af te spelen.
Om vanuit de startpagina naar het
menu Media te gaan, drukt u op
MENU , gevolgd door Multimedia en
Media op het displayscherm.
Druk op < om een pop-upmenu te
openen. U hebt de volgende opties:
■ USB : Wijzig de audiobron naar
USB-modus.
■ Aansluiting voor randapparatuur :
Raadpleeg NAVI 80 "AUX-ingang"
3 57.
■ Bluetooth-verbinding : Raadpleeg
NAVI 80 "Streaming audio via Blue‐ tooth" 3 63.■ SD Card
■ CD-speler : Raadpleeg NAVI 80
"AUX-ingang" 3 57.
Wanneer USB-modus is geselec‐
teerd, verschijnen de volgende opties
op het display:
■ t of v: Naar vorig/volgend num‐
mer
■ =: Nummer pauzeren
■ Schuifbalk voor verstreken tijd: Door nummers bladeren
■ Nieuwe selectie : Een ander num‐
mer van de aangesloten audiobron kiezen
■ Huidige afspeellijst : Ga naar de hui‐
dige afspeellijst
■ r : Terug naar vorige scherm
■ <: Pop-upmenu openen, om de au‐
diobron te wijzigen of om naar de
instellingen van de nummers te
gaan (bijv. willekeurige volgorde of
herhalen aan-/uitschakelen, gege‐
vens huidig nummer tonen en toe‐
gang tot geluidsinstellingen).Van USB-ingang loskoppelen
Het afspelen stopt onmiddellijk wan‐
neer het audioapparaat uit de USB-
aansluiting wordt verwijderd.
Page 63 of 149
Streaming audio via Bluetooth63Streaming audio via
BluetoothAlgemene informatie ....................63
Bediening ..................................... 63Algemene informatie
Bluetooth-compatibele extra audio‐
bronnen (bijv. mobiele telefoons voor
muziek, mp3-spelers enz.) die het Bluetooth-muziekprotocol A2DP on‐
dersteunen, werken draadloos op het
infotainmentsysteem.
Opmerkingen ■ Het infotainmentsysteem werkt al‐ leen met Bluetooth-apparaten die
A2DP (Advanced Audio Distribu‐
tion Profile) ondersteunen. Met ou‐
dere versies kunnen zich aanslui‐
tingsproblemen voordoen.
■ Het Bluetooth-apparaat moet AVRCP (Audio Video Remote Con‐
trol Profile), versie 1.0 of hoger on‐
dersteunen. Als het apparaat
AVRCP niet ondersteunt, werkt al‐
leen de volumeregeling via het in‐ fotainmentsysteem.
■ Maak uzelf voorafgaand aan het aansluiten van het Bluetooth-appa‐raat op het infotainmentsysteem
vertrouwd met de bedieningsin‐
structies voor Bluetooth-functies.Bediening
Voorwaarden Aan de volgende voorwaarden moet
worden voldaan om een Bluetooth-
compatibel audio-apparaat via het in‐
fotainmentsysteem te regelen:
■ De Bluetooth-functie van het info‐ tainmentsysteem moet geactiveerdzijn.
Raadpleeg "Bluetooth-verbinding"
in het hoofdstuk "Telefoon" 3 126.
■ De Bluetooth-functie van de extra Bluetooth-compatibele audiobron
moet geactiveerd zijn (zie de be‐
dieningsinstructies van het audio-
apparaat).
■ Afhankelijk van de audiobron kan het nodig zijn om dat apparaat op
"zichtbaar" in te stellen (zie de be‐
dieningsinstructies van het audio-
apparaat).
■ De audiobron moet met het info‐ tainmentsysteem gekoppeld en
verbonden zijn.
Page 64 of 149
64Streaming audio via Bluetooth
R15 BT USB, R16 BT USB,CD16 BT USB, CD18 BT USB - Muziek afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐
tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg "Bluetooth-verbinding" in
het hoofdstuk "Telefoon" 3 126.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 124.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het
gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets TEL te drukken en selecteer
Apparaat koppelen door de draaiknop
OK te draaien. Het scherm Gereed
voor koppelen verschijnt.
Zoek daarna op het audioapparaat naar Bluetooth-apparaten in de buurt
van het apparaat.
Selecteer My Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐ dioapparaat en voer, indien van toe‐
passing, via het toetsenbord van het
audioapparaat de koppelingscode in
die op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscodewellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, gaat het
systeem terug naar het vorige menu
en verschijnt er een dienovereenkom‐
stig bericht. Herhaal de procedure zo
nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem aangesloten.
Page 65 of 149
Streaming audio via Bluetooth65
Om een audio-apparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audio-apparaat aan tesluiten dan het huidige, drukt u op detoets TEL en selecteert u het menu
Selecteer apparaat . De apparatenlijst
toont de audio-apparaten die al ge‐ koppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de draaiknop
OK in te drukken. Een displaybericht
bevestigt de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een audio‐ apparaat van het Infotainmentsys‐
teem drukt u op de toets TEL (of de
toets SETUP ) en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer het
gewenste apparaat uit de apparaten‐
lijst en selecteer vervolgens Apparaat
loskoppelen door de draaiknop OK te
draaien en in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de ontkoppeling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te verwijderen, drukt u op de
toets TEL en selecteert u Apparaat
verwijderen . Selecteer het gewenste
audioapparaat uit de lijst en druk op
de draaiknop OK om het verwijderen
te bevestigen wanneer daarom wordt
gevraagd.
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de functietoetsen van het infotainment‐ systeem, draaiknoppen en display‐menu's worden bediend.Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 54.
CD35 BT USB - Muziek
afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐
tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg (CD35 BT USB) "Blue‐
tooth-verbinding" in het hoofdstuk
"Telefoon" 3 126.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
Page 66 of 149
66Streaming audio via Bluetooth
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ler- als telefoonfuncties heeft, kan/kunnen één of beide functies wor‐den gekoppeld. Mobiele telefoon
koppelen 3 124.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets SETUP / TEXT te drukken en
selecteer Bluetooth-verbinding . Se‐
lecteer een lege sleuf door aan de
centrale draaiknop te draaien en druk
op de knop om het volgende menu
weer te geven.
Selecteer Apparaat koppelen door de
draaiknop te draaien en in te drukken
en zoek vervolgens op het audio-ap‐
paraat naar Bluetooth-apparatuur in
de omgeving van het apparaat.
Selecteer My_Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐ dioapparaat en voer, indien van toe‐passing, via het toetsenbord van het
audioapparaat de koppelingscode in die op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, verschijnt
het bericht Koppelen mislukt . Herhaal
de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Om een audioapparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audio-apparaat aan tesluiten dan het huidige, drukt u op detoets SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding (of drukt u op de
toets TEL als er geen apparaat aan‐
gesloten is). De apparatenlijst toont
de audio-apparaten die al gekoppeld
zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de centrale
draaiknop in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de aansluiting.
Page 67 of 149
Streaming audio via Bluetooth67
Audio-apparaat ontkoppelen
Om een audio-apparaat van het Info‐
tainmentsysteem te ontkoppelen, se‐
lecteert u het gewenste apparaat in
het Bluetooth-verbinding -menu en
selecteert u vervolgens Apparaat
loskoppelen door de centrale draai‐
knop te draaien en in te drukken. Een displaybericht bevestigt de ontkoppe‐
ling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te verwijderen, drukt u op de
toets SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer hetgewenste audioapparaat uit de lijst,
druk op de centrale draaiknop en se‐
lecteer Verwijderen .
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de functietoetsen van het infotainment‐ systeem, draaiknoppen en display‐menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd-
speler 3 54.
NAVI 50 - Muziek afspelen via
Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg (NAVI 50) "Bluetooth-ver‐
binding" in het hoofdstuk "Telefoon"
3 126.
■ Er kunnen maximaal 8 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 124.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het
gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
U kunt het audioapparaat koppelen
door op de knop Start ; te drukken,
gevolgd door INSTELLINGEN op het
displayscherm.
Page 68 of 149
68Streaming audio via Bluetooth
Selecteer Bluetooth, gevolgd door
Bluetooth-apparaat zoeken of Extern
apparaat goedkeuren .
Zoek op het audioapparaat naar
Bluetooth-apparatuur in de buurt van
het apparaat.
Selecteer MEDIA-NAV (d.w.z. de
naam van het infotainmentsysteem)
uit de lijst op het audioapparaat en
voer (indien van toepassing) via het toetsenbord van het audioapparaat
de koppelingscode in die op het dis‐
playscherm van het infotainmentsys‐
teem staat weergegeven.
De standaard koppelingscode is
0000 . Selecteer Wachtwoord
wijzigen om deze koppelingscode te
wijzigen voordat de koppelingsproce‐
dure wordt gestart.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van hetapparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Herhaal zo nodig de procedure als
het koppelen mislukt.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐ fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
U kunt het aangesloten audioappa‐ raat wijzigen door op de knop
Start ; te drukken, gevolgd door
INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer vervolgens Bluetooth en
Bluetooth-apparatenlijst bekijken . De
apparatenlijst toont de audio-appara‐
ten die al gekoppeld zijn.Selecteer het gewenste audioappa‐
raat uit de lijst en bevestig door op OK te drukken.
Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het infotainmentsysteem ont‐
koppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw
apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. dat een
audioapparaat uit het systeemgeheu‐
gen wordt verwijderd, drukt u op de
knop Start ;, gevolgd door
INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer Bluetooth en Bluetooth-
apparatenlijst bekijken .
Selecteer het gewenste audioappa‐
raat uit de lijst en druk op ë om het
apparaat te verwijderen. Verwijder zo
Page 69 of 149
Streaming audio via Bluetooth69
nodig alle apparaten door op Opties
te drukken, gevolgd door Alles
verwijderen . Bevestig met de knop
OK .
Bediening via infotainmentsysteem Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
infotainmentsysteem.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
Raadpleeg voor de bediening van
een draadloos verbonden audioappa‐
raat (NAVI 50) "Opgeslagen audiobe‐ standen afspelen" in het hoofdstuk
"USB-poort" 3 60.
NAVI 80 - Muziek afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
■ Er is maximumaantal audioappara‐
ten dat gekoppeld en opgeslagen
kan worden in de apparatenlijst,
maar er kan er maar één tegelijker‐ tijd verbonden zijn.
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 124.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het
gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie "Bluetooth-
verbinding configureren".De koppelingsprocedure is vergelijk‐
baar met die van het koppelen van
een mobiele telefoon. Raadpleeg
(NAVI 80) "Bluetooth-verbinding" in
het hoofdstuk "Telefoon" 3 126.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
U kunt de audiobron op elk moment
wijzigen in de Bluetooth-modus om
bestanden van een aangesloten
Bluetooth-apparaat af te spelen.
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en Media op
het displayscherm.
Druk op < (om een pop-upmenu te
openen) en selecteer Bluetooth-
verbinding om de audiobron te wijzi‐
gen in Bluetooth.
Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het infotainmentsysteem ont‐
koppeld.
Page 70 of 149
70Streaming audio via Bluetooth
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Om te ontkoppelen, d.w.z. dat een
apparaat uit het systeemgeheugen
wordt verwijderd:
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie "Bluetooth-
verbinding configureren".
De ontkoppelingsprocedure is verge‐
lijkbaar met die van het koppelen van
een mobiele telefoon. Raadpleeg
(NAVI 80) "Bluetooth-verbinding" in
het hoofdstuk "Telefoon" 3 126.
Bediening via infotainmentsysteem Als de draadloze koppeling en ver‐
binding tot stand is gebracht, kan de
audio automatisch beginnen af te
spelen.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
infotainmentsysteem.Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
Raadpleeg voor de bediening van
een draadloos verbonden audioappa‐ raat (NAVI 80) "Opgeslagen audiobe‐standen afspelen" in het hoofdstuk
"USB-poort" 3 60.