rem OPEL VIVARO C 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 20 of 297

18Kort en bondigAutomatische versnellingsbakType A
Draai de versnellingshendel.
P:parkeerstand, de voorwielen zijn
geblokkeerd, alleen inschakelen
wanneer de auto stilstaat en de
parkeerrem is aangetrokkenR:achteruitversnelling, alleen
inschakelen wanneer de auto
stilstaatN:neutrale standD:automatische modusM:handgeschakelde modusType B
Draai de versnellingshendel.
R:achteruitversnelling, alleen
inschakelen wanneer de auto
stilstaatN:neutrale standA:automatische modusM:handgeschakelde modus
Automatische versnellingsbak
3 169.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● bandenspanning 3 246 en -staat
3 280
● motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 221
● alle ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar
● juiste positie van spiegels 3 40, stoelen 3 49 en veilig‐
heidsgordels 3 60
● werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige
remmen

Page 21 of 297

Kort en bondig19Motor startenContactslot
● draai de sleutel naar stand 1
● stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen
● handgeschakelde versnellings‐ bak: trap het koppelingspedaal
en het rempedaal in
automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel in P of N
● gaspedaal niet intrappen
● dieselmotor: wacht totdat de controlelamp z voor voorver‐
warming dooft
● draai de sleutel in de stand 2 en
laat deze na het starten van de motor los
Motor starten 3 158.Startknop
● handgeschakelde versnellings‐
bak: trap het koppelingspedaal
en het rempedaal in
● automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel in P of N
● gaspedaal niet intrappen
● druk op de toets Start/Stop
● laat de toets los nadat de motor gestart is

Page 22 of 297

20Kort en bondigStop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, wordt een autostop geacti‐
veerd.
Een Autostop wordt aangegeven
door controlelampje ñ.
Handgeschakelde versnellingsbak: om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw intrappen. Controlelampje ñ dooft.
Automatische versnellingsbak: om de
motor te herstarten, moet u het
rempedaal loslaten. Controlelampje
ñ dooft.
Stop-startsysteem 3 160.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
ondergrond met brandbaar
materiaal. Door de hoge
temperatuur van het uitlaatsys‐
teem kan het oppervlak
ontbranden.
● Trek altijd de parkeerrem aan.
● Als de auto vlak of op een oplo‐
pende helling staat, dan de
eerste versnelling inschakelen
of de keuzehendel in stand P
zetten (automatische versnel‐ lingsbak type A)/ N (automati‐
sche versnellingsbak type B). Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.
Als op een aflopende helling
staat, dan de achteruitversnel‐
ling inschakelen of de keuze‐
hendel in stand P zetten (auto‐
matische versnellingsbak type
A)/ N (automatische versnel‐
lingsbak type B). Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Zet de motor af.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Verdraai het stuurwiel tot
het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
● Vergrendel de auto met - op de
handzender.
Activeer het alarmsysteem
3 37.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 220.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.

Page 61 of 297

Stoelen, veiligheidssystemen59Voorzichtig
Voorkom dat twee stoelen elkaar
raken. Hierdoor zouden de elkaar
rakende delen aanzienlijk kunnen
slijten.
1. Klap de rugleuning neer in de tafelstand.
2. Trek de lus aan de achterkant tot voorbij het weerstandspunt.
3. Til de stoel iets op en draai deze180° totdat deze vastklikt.
4. Zet de rugleuning geheel omhoog.
Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij
stevig optrekken of krachtig remmen
geblokkeerd om de inzittenden op
hun stoel te houden. Daarom neemt
het gevaar voor letsel aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk.
Kinderveiligheidssysteem 3 69.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade, veront‐
reiniging en juiste werking controle‐
ren.
Beschadigde onderdelen laten
vervangen. Na een aanrijding de
veiligheidsgordels en de gordelspan‐
ners door een werkplaats laten
vervangen.

Page 67 of 297

Stoelen, veiligheidssystemen65może być przyczyną ŚMIERCI lub
POWAŻNYCH OBRAŻEŃ u
DZIECKA.
TR: Arkaya bakan bir çocuk emniyet
sistemini KESİNLİKLE önünde bir
AKTİF HAVA YASTIĞI ile korun‐
makta olan bir koltukta kullanmayınız.
ÇOCUK ÖLEBİLİR veya AĞIR
ŞEKİLDE YARALANABİLİR.
UK: НІКОЛИ не використовуйте
систему безпеки для дітей, що
встановлюється обличчям назад,
на сидінні з УВІМКНЕНОЮ
ПОДУШКОЮ БЕЗПЕКИ, інакше це
може призвести до СМЕРТІ чи
СЕРЙОЗНОГО ТРАВМУВАННЯ
ДИТИНИ.
HU: SOHA ne használjon hátrafelé
néző biztonsági gyerekülést előlről
AKTÍV LÉGZSÁKKAL védett ülésen,
mert a GYERMEK HALÁLÁT vagy
KOMOLY SÉRÜLÉSÉT okozhatja.
HR: NIKADA nemojte koristiti sustav
zadržavanja za djecu okrenut prema
natrag na sjedalu s AKTIVNIM ZRAČ‐ NIM JASTUKOM ispred njega, to bi
moglo dovesti do SMRTI ili OZBILJN‐ JIH OZLJEDA za DIJETE.SL: NIKOLI ne nameščajte otroškega
varnostnega sedeža, obrnjenega v
nasprotni smeri vožnje, na sedež z
AKTIVNO ČELNO ZRAČNO
BLAZINO, saj pri tem obstaja nevar‐
nost RESNIH ali SMRTNIH
POŠKODB za OTROKA.
SR: NIKADA ne koristiti bezbednosni
sistem za decu u kome su deca okre‐
nuta unazad na sedištu sa AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred
sedišta zato što DETE može da
NASTRADA ili da se TEŠKO
POVREDI.
MK: НИКОГАШ не користете детско
седиште свртено наназад на
седиште заштитено со АКТИВНО ВОЗДУШНО ПЕРНИЧЕ пред него,
затоа што детето може ДА ЗАГИНЕ
или да биде ТЕШКО ПОВРЕДЕНО.
BG: НИКОГА не използвайте
детска седалка, гледаща назад,
върху седалка, която е защитена
чрез АКТИВНА ВЪЗДУШНА
ВЪЗГЛАВНИЦА пред нея - може да
се стигне до СМЪРТ или
СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на
ДЕТЕТО.RO: Nu utilizaţi NICIODATĂ un scaun
pentru copil îndreptat spre partea din
spate a maşinii pe un scaun protejat de un AIRBAG ACTIV în faţa sa;
acest lucru poate duce la DECESUL
sau VĂTĂMAREA GRAVĂ a COPI‐
LULUI.
CS: NIKDY nepoužívejte dětský
zádržný systém instalovaný proti
směru jízdy na sedadle, které je chrá‐
něno před sedadlem AKTIVNÍM
AIRBAGEM. Mohlo by dojít k
VÁŽNÉMU PORANĚNÍ nebo ÚMRTÍ
DÍTĚTE.
SK: NIKDY nepoužívajte detskú
sedačku otočenú vzad na sedadle
chránenom AKTÍVNYM AIRBAGOM,
pretože môže dôjsť k SMRTI alebo
VÁŽNYM ZRANENIAM DIEŤAŤA.
LT: JOKIU BŪDU nemontuokite atgal
atgręžtos vaiko tvirtinimo sistemos
sėdynėje, prieš kurią įrengta AKTYVI
ORO PAGALVĖ, nes VAIKAS GALI
ŽŪTI arba RIMTAI SUSIŽALOTI.
LV: NEKĀDĀ GADĪJUMĀ neizmanto‐
jiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēde‐
klīti sēdvietā, kas tiek aizsargāta ar
tās priekšā uzstādītu AKTĪVU

Page 82 of 297

80OpbergenOpbergenOpbergruimten............................. 80
Opbergvakken ........................... 80
Handschoenenkastje .................80
Bekerhouders ............................ 80
Opbergruimte voor ....................81
Opbergvak onder passagiersstoel ........................82
Bagageruimte .............................. 83
Bagageruimte-afdekking ...........83
Sjorogen .................................... 84
FlexOrganizer ............................ 84
Veiligheidsnet ............................ 87
Extra opbergfuncties ....................89
Opklapbaar aflegvlak .................89
Tafeltje ....................................... 89
Dakdragersysteem .......................92
Dakdrager .................................. 92
Beladingsinformatie .....................94Opbergruimten
Opbergvakken9 Waarschuwing
Berg geen zware of scherpe
objecten in de opbergruimten op.
Anders kunnen de inzittenden bij
krachtig remmen, plotseling
afslaan of een ongeval letsel door
rondslingerende voorwerpen
oplopen.
Handschoenenkastje
Het handschoenenkastje wordt
geopend door aan de hendel te trek‐
ken.
Bij sommige versies zitten in het
opbergvak een elektrische aanslui‐
ting, een AUX-ingang en de schake‐
laar voor deactiveren van de passa‐
giersairbag voor.
Het handschoenenkastje tijdens het
rijden gesloten houden.
Bekerhouders
Bekerhouder voor
Aan de zijkanten van het instrumen‐
tenpaneel zitten bekerhouders.

Page 96 of 297

94OpbergenBeladingsinformatie
●Zware voorwerpen in de bagage‐
ruimte tegen de rugleuningen
leggen. Controleer of de rugleu‐
ningen naar behoren zijn
vergrendeld. Bij stapelbare voor‐
werpen de zwaarste voorwerpen
onderop leggen.
● Voorkom dat losse voorwerpen gaan schuiven door ze met
banden vast te zetten aan de
sjorogen.
Sjorogen 3 84.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
●Leg niets op de bagageafdekking
achter of op het instrumentenpa‐
neel en dek de sensor boven op
het instrumentenpaneel niet af.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hendel en de bewegingsvrijheid
van de bestuurder niet belemme‐ ren. Geen losse voorwerpen inhet interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de
lading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
toelaatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje) en het EU-
leeggewicht van de auto.
Typeplaatje 3 273.
U berekent het nuttige draagver‐
mogen door de gegevens van uw auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle
vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Extra uitrusting en accessoires verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag
door het hogere zwaartepunt.
Lading gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐
ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.

Page 97 of 297

Instrumenten en bedieningsorganen95Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................96
Stuurwielverstelling ...................96
Stuurbedieningsknoppen ...........96
Claxon ....................................... 97
Knoppen op stuurkolom ............97
Wis- en wasinstallatie voorruit ...97
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 99
Buitentemperatuur ...................100
Klok ......................................... 100
Elektrische aansluitingen .........100
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................103
Instrumentengroep ..................103
Snelheidsmeter .......................107
Kilometerteller ......................... 108
Dagteller .................................. 108
Toerenteller ............................. 109
Brandstofmeter ........................109
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 110
Peilsensor motorolie ................111
Service-display ........................ 111
Controlelampen .......................112Richtingaanwijzers ..................112
Gordelverklikker ......................112
Airbag en gordelspanners .......113
Airbag-deactivering .................113
Laadsysteem ........................... 113
Storingsindicatielamp ..............113
Service-indicatie ......................114
Schakel motor uit .....................114
Systeemcontrole ......................114
Remsysteem ........................... 114
Handrem .................................. 114
Antiblokkeersysteem (ABS) .....114
Schakelen ................................ 114
Lane Departure Warning .........115
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..115
Koelvloeistoftemperatuur .........115
Voorverwarming ......................115
Uitlaatfilter ............................... 115
AdBlue ..................................... 116
Drukverliesdetectiesysteem ....116
Motoroliedruk ........................... 116
Te laag brandstofpeil ...............116
Autostop .................................. 116
Rijverlichting ............................ 117
Dimlicht .................................... 117
Grootlicht ................................. 117
Grootlichtassistentie ................117
LED-koplampen .......................117
Mistlampen voor ......................117Mistachterlicht ......................... 117
Regensensor ........................... 117
Cruise control .......................... 117
Adaptieve cruise control ..........117
Voorligger gedetecteerd ..........117
Dodehoeksysteem ...................118
Actieve noodrem .....................118
Snelheidsbegrenzer ................118
Portier open ............................. 118
Displays ..................................... 119
Driver Information Center ........119
Info-Display ............................. 123
Head-updisplay .......................124
Boordinformatie ......................... 126
Geluidssignalen .......................126
Persoonlijke instellingen ............127
Telematicaservices ....................131
Opel Connect .......................... 131

Page 109 of 297

Instrumenten en bedieningsorganen107Overzicht1Richtingaanwijzers 3 112aGordelwaarschuwing
3 112dAirbags en gordelspanners
3 113eAirbag deactiveren 3 113SLaadsysteem 3 113WStoringsindicatielampje
3 113CLaat auto spoedig nakijken
3 114
LED-koplampen 3 117STOPSchakel motor uit 3 114XSysteemcontrole 3 114hParkeerrem 3 114iAntiblokkeersysteem (ABS)
3 114,Schakelen 3 114QLane Departure Warning
3 115JElektronische stabiliteitsre‐
geling en Traction Control-
systeem 3 115zVoorverwarmen 3 115+Uitlaatfilter 3 115BAdBlue 3 116qSpanningsverliesdetectie‐
systeem 3 116TMotoroliedruk 3 116r 2Te laag brandstofpeil
3 116V 2Koelvloeistoftemperatuur te
hoog 3 115ñAutostop 3 1161Rijverlichting 3 117DDimlicht 3 117AGroot licht 3 117BGrootlichtassistentie 3 117GMistlampen voor 3 117HMistachterlicht 3 117yRegensensor 3 117V ,Voorligger gedetecteerd
3 117,Dodehoeksysteem 3 118vCruisecontrol 3 117QAdaptieve cruise control
3 1175Snelheidsbegrenzer 3 118mActieve noodrem 3 195ODeur open 3 118
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.

Page 115 of 297

Instrumenten en bedieningsorganen113Na twee minuten stopt het geluidssig‐
naal en brandt a continu in de
dakconsole totdat de veiligheidsgor‐
del van de betreffende zitplaats is
omgedaan.
Airbag en gordelspanners
d brandt geel.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp enkele secon‐ den. Brandt deze niet, dooft deze niet
na enkele seconden of licht deze
onderweg op, dan is er een storing in
het airbagsysteem. De hulp van een
werkplaats inroepen. De airbags en
gordelspanners gaan mogelijkerwijs
niet af tijdens een ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van d.9Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 59.
Airbagsysteem 3 63.
Airbag-deactivering
H ON brandt geel.
De passagiersairbag voor is geacti‐
veerd.
g OFF brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 68.
Laadsysteem S brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp W brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 80 next >