PEUGEOT 2008 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 121 of 324

119
5
Zicht
Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter debinnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking vande ruitenwissers uit als de auto wordtgewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers totde voorruit ontdooid is.



Storing
In het geval van een storing in de automatische
wer
king van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEU
GEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwisserslos te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladenworden gereinigd of de ruitenwissers worden
ver vangen. In de winter kan deze stand tevensworden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
Om een goede werking van de flat-blade ruitenwissers te behouden, adviseren wij u:


- voorzichtig met de ruitenwissers omte gaan,

- de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop,

- de ruitenwissers niet te gebruiken om een stuk karton tegen devoorruit te houden,

- de ruitenwissers te ver vangen zodraze tekenen van slijtage ver tonen.

)
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordtbediend, worden de ruitenwissers in de
ver ticale stand gezet.) Zet het contact aan en bedien deruitenwisserschakelaar om deruitenwissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.

Page 122 of 324

120
Zicht











Plafonniers
In deze stand gaat deinterieurverlichting geleidelijkbranden:


Zorg ervoor dat er geen voorwerpen incontact zijn met de plafonnier.


- als de auto wordt ont
grendeld,

- als de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,

- als een por tier wordt geopend,

- als op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om deauto te lokaliseren.

De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:


- als de auto wordt vergrendeld,

- als het contact wordt aangezet,

- 30 seconden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan.
) Druk bij aangezet contactop de desbetreffendeschakelaar.
1.Plafonniers voor / achter2.
KaartleeslampjesIn de stand "interieurverlichtingpermanent ingeschakeld", blijft de interieurverlichting afhankelijk van de omstandigheden gedurende eenbepaalde tijd branden:-bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten, -in de eco-mode: ongeveer 30 seconden,- bij draaiende motor: onbeperkt.




Kaartleeslampjes

Page 123 of 324

121
5
Zicht








Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieur verlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.

Inschakelen
Als het buiten donker is, gaan de leds
van de sfeerverlichting (plafonnier,
instrumentenpaneel, voetenruimte,
hemelbekleding, panoramadak * , ... )
automatisch branden als de parkeerlichten
worden in
geschakeld.
Uitschakelen
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als deparkeerlichten worden uitgeschakeld.


Instellen

De verlichting van de middenconsole, de
hemelbekleding en het panoramadak kan via
het audiosysteem worden ingesteld.

*

Volgens uitvoering.

Page 124 of 324

122
Veiligheid










Richtingaanwijzers
)Links: duw de hendel helemaal omlaag. )Rechts: duw de hendel helemaal omhoog.
Functie "snelweg"
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het zware punt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
ver volgens drie keer.


Wanneer de richtingaanwijzers nameer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, wordt bij een snelheidvan meer dan 60 km/h automatisch het knippergeluid versterkt.







Alarmknipperlichten Gebruik de alarmknipperlichten om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech,
slepen of een ongeval.









Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.)U kunt de alarmknipperlichten echter ookuitschakelen door de knop in te drukken.
) Druk deze knop in: de richtingaanwijzersknipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als hetcontact is afgezet.

Page 125 of 324

123
6
Veiligheid




Claxon
)
Druk op het middelste gedeelte van hetstuur met bedieningstoetsen.
Systeem om uw medeweggebruikers met een
geluidssignaal te waarschuwen voor directgevaar.


Beperk het gebruik van de claxon totde gevallen die zijn toegestaan volgensde regelgeving van het land waar u zich bevindt.








Urgence-oproep of
Assistance-oproep

Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende PEUGEOT-helpdesk.

Raadpleeg de rubriek "Audio en telematica"
voor meer in
formatie over het gebruik van deze
voorzienin
g.

Page 126 of 324

124
Veiligheid
Elektronisch stabiliteitsprogramma dat de
volgende systemen omvat:
- het antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBD),
- de noodremassistentie (AFU),
- de antislipregeling (ASR),
- de dynamische stabiliteitscontrole (CDS).





















Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)


Begrippen


Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar (EBD)

Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid vanuw auto en voor een betere controle in bochten,
vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
D
e EBD verdeelt de remdruk over de wielen.


Noodremassistentie (AFU)

Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat
de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.

Antislipregeling (ASR)

De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aan
gedreven wielenen de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.


Dynamische stabiliteitscontrole(CDS)

De CDS houdt de vier wielen in de gaten en
grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,automatisch in via de remmen van een of meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.

Page 127 of 324

125
6
Veiligheid

Werking


Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstopkrachtig en volledig in en laat hetniet los.
Zorg er bij ver vanging van de wielen(banden en velgen) voor dat wielenworden gemonteerd die voor uw autozijn gehomologeerd. De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijndoor het trillen van het rempedaal. Als dit lamp
je gaat branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display,
duidt dit op een storing in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen decontrole over uw auto zou kunnen verliezen.

Als dit lamp
je gaat branden in combinatie met het lampje STOP,Peen geluidssignaal en een meldingop het display, duidt dit op eenstoring in de elektronische remdrukregelaar
waardoor u tijdens het remmen de controleover uw auto zou kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk. Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 128 of 324

126
Veiligheid
Dynamische stabiliteitscontrole(CDS)
Inschakelen
Dit systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart. Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn het CDS-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.

Het CDS-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. Debestuurder mag zich echter nooit latenverleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden. De goede werking van het systeem wordt verzekerd door de naleving vande voorschriften van de constructeur met betrekking tot de wielen (banden en velgen), onderdelen van hetremsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en hetuitvoeren van werkzaamheden door het PEUGEOT- netwerk. Laat het systeem na een aanrijding controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerdewerkplaats.



Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, duidt
dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.

Opnieuw inschakelen

Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.
)Druk op de knop of, afhankelijk
van de uitvoering, zet dedraaiknop in deze stand.
Het s
ysteem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h. Als het lamp
je op de (draai)knop gaat branden, grijpt het CDS-systeem niet meer in op de
werking van de motor.
)Druk nogmaals op de knop of, afhankelijk van de uitvoering, zet de draaiknop in deze stand omhet systeem handmatig weer in
te schakelen.

Page 129 of 324

127
6
i
Veiligheid








Grip control
waarmee de aandrijving wordt verbeterd op
ondergronden met sneeuw, modder en zand.
Het systeem zorgt, in combinatie met vier seizoenen-banden van het type M&S (Mud andSnow: 215/60 R16), voor optimale veiligheid,grip en aandrijving.
Dit systeem werkt in elke situatie op optimale wijzeen zorgt er voor dat u ook onder omstandighedenmet weinig grip, die u tijdens toeristisch gebruik
kunt tegenkomen, uw weg kunt vervolgen. Het gaspedaal dient voldoende te worden
ingetrapt om het systeem optimaal gebruik
te laten maken van het motorvermogen. De elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen. Tijdens de werking van het systeem draait
de motor soms met hoge toerentallen, dit is
normaal.
Na het afzetten van het contact schakelt het systeem altijd de normale stand in (CDS).
Normale stand
Dit is de normale stand voor situaties waarinweinig wielslip optreedt, gebaseerd op de
meest voorkomende omstandigheden tijdens het rijden op autowegen en snelwegen.
) Zet de draaiknop in deze stand.
Afhankelijk van de gekozen stand verschijnt als bevestiging een meldingop het multifunctionele display of op hetdisplay van het instrumentenpaneel.


Sneeuwstand
In deze stand past het systeem bij het
wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid
grip die elk voor wiel op dat moment heeft.
Tijdens het optrekken optimaliseer t hetsysteem de wielslip zodanig dat de beschikbaregrip effectief wordt gebruikt voor een maximale acceleratie.
)Zet de draaiknop in deze stand.

Page 130 of 324

128
i
Veiligheid
Modderstand
In deze stand wordt bij het wegrijden veel
wielslip toegestaan bij het wiel met de minste
grip, zodat de modder van de band wordt
ver wijderd en het wiel ver volgens weer grip
krijgt. Er wordt zo veel mogelijk koppel naat het
wiel met de meeste grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de
w
ielslip zodanig dat de handelingen van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
) Zet de draaiknop in deze stand.


Zandstand
In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen toegestaan, zodat
de auto vooruit komt en het risico van in
graven
wordt beperkt.
)Zet de draaiknop in deze stand.


Activeer op zand
geen andere standen,
hierdoor bestaat de kans dat de auto vast komt
te zitten in het terrein.

CDS OFF-stand
)
Zet de draaiknop in deze stand.
Deze stand is alleen mo
gelijk bij snelheden tot50 km/h.

Tips voor het rijden

Uw auto is hoofdzakelijk ontworpenvoor het gebruik op verharde wegen,maar u kunt er ook mee uit de voetenop minder goed begaanbare wegen. Uw auto is echter geen terreinauto, en is niet ontworpen voor de volgendeomstandigheden:


- het rijden in terreinen die de onderzijde van de auto zoudenkunnen beschadigen of waarinonderdelen (brandstofleiding, brandstofkoeler,...) geraakt zouden kunnen worden door stenen of andere objecten,

- het rijden in terrein met steilehellingen en weinig grip,

- het doorwaden van beekjes en stroompjes, enz.

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 330 next >