PEUGEOT 2008 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Page 121 of 340
119
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Statische bochtverlichting
Met statische bochtverlichting
Zonder statische bochtverlichting
Statische bochtverlichting
ingeschakeld
De bochtverlichting wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
Statische bochtverlichting werkt
niet
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
6
Zicht
Page 122 of 340
120
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Ruitensproeiers voor
Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers
treden in werking en na enige tijd worden ook
de ruitenwissers ingeschakeld.
Ruitenwisserschakelaar
Instellen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende
automatische functies van de ruitenwissers
mogelijk:
-
a
utomatische werking van de ruitenwissers
vó ó r,
-
a
utomatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.
Handmatige functies
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
De ruitenwissers voor en achter zorgen
voor een optimaal zicht voor de bestuurder,
ongeacht de weersomstandigheden.
Ruitenwissers vóór
Wissnelheid:
Uitvoering zonder automatisch
wissen
Uitvoering met automatische
ruitenwissers
Hoge snelheid (hevige neerslag).
Normale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (duw de hendel
even omlaag).
Automatisch (omlaag duwen
en loslaten).
Eén wisslag (de hendel even
naar u toe trekken).
Zicht
Page 123 of 340
121
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Programmeren
De automatische werking van de ruitenwisser achter
bij het inschakelen van de achteruitversnelling kan
worden geconfigureerd via het touchscreen.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval
of strenge vorst en bij montage van
een fietsendrager op de achterklep.
Dit kan worden uitgevoerd via het
configuratiemenu van de auto.
Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter:
Druk op de toets MENU
voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Rijden ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer " Configuratie auto ".
Selecteer het tabblad
" Rijhulpsysteem ".
Schakel de functie " Automatisch
inschakelen achterruitenwisser bij
inschakelen achteruitversnelling"
in of uit.
Deze functie is standaard geactiveerd.
6
Zicht
Page 124 of 340
122
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om
het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding. Duw de hendel nog een keer omlaag
of zet de hendel in een andere stand
(Int., 1
of 2).
Uitschakelen
Elke keer als het contact meer
dan 1 minuut is afgezet, moet u
de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw activeren door
de hendel één keer omlaag te duwen.
Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
gaat uit en er verschijnt een melding.
Zicht
Page 125 of 340
123
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
vervangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren
wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de
voorruit te houden,
-
d
e ruitenwissers te vervangen
zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
F
A
ls de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
6
Zicht
Page 126 of 340
124
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Dimmer dashboardverlichtingU kunt de lichtsterkte van de verlichting van het dashboard en het touchscreen handmatig
aanpassen aan het licht van de omgeving.
Druk, als de verlichting brandt, op de
knop B om de dashboardverlichting en de
sfeerverlichting sterker te laten branden of op
de knop A om de verlichting te dimmen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
LCD-instrumentenpaneel
Actief
F D ruk op de knop om de sterkte van de
dashboardverlichting te variëren,
F
l
aat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Matrix-instrumentenpaneel
Niet actief
De dashboardverlichting kan niet worden
ingesteld als de verlichting van de auto is
uitgeschakeld of, bij auto's met dagrijverlichting,
in de dagstand staat.
Touchscreen
Druk op de toets MENU voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Instellingen ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer op de secundaire pagina
" Scherminst. ".
Regel de lichtsterkte door de cursor te verschuiven.
U kunt het scherm ook uitschakelen. Dit gaat
als volgt: Selecteer op de primaire pagina
"Scherm uit ". Het scherm wordt
volledig uitgeschakeld.
Druk nogmaals op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het
weer in te schakelen.
Zicht
Page 127 of 340
125
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Plafonniers
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk
branden:Zorg ervoor dat er geen voor werpen in
contact zijn met de plafonnier.
-
a
ls de auto wordt ontgrendeld,
-
a
ls de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,
-
a
ls een portier wordt geopend,
-
a
ls op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de
auto te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
-
a
ls de auto wordt vergrendeld,
-
a
ls het contact wordt aangezet,
-
3
0
seconden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan. F
D ruk bij aangezet contact
op de desbetreffende
schakelaar.
1.
P
lafonniers voor / achter
2.
K
aartleeslampjes In de stand "interieurverlichting
permanent ingeschakeld", blijft de
interieurverlichting afhankelijk van
de omstandigheden gedurende een
bepaalde tijd branden:
-
bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,- in de eco-mode: ongeveer 30 seconden,- bij draaiende motor: onbeperkt.
Kaartleeslampjes
6
Zicht
Page 128 of 340
126
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Sfeerverlichting interieur
Inschakelen
Uitschakelen
De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Instellen
De sfeerverlichting kan via het touchscreen
worden ingesteld.
* Volgens uitvoering.
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt.
Druk op de toets MENU voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Rijden ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer " Configuratie auto ".
Selecteer het tabblad " Verlichting ".
Wijzig de instellingen van de functie
" Sfeerverlichting ".
Sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel
Uitschakelen
Druk bij ingeschakelde verlichting op
deze knop om de sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel uit te schakelen.
Inschakelen
Druk bij ingeschakelde verlichting nogmaals
op deze knop om de sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel weer in te schakelen.
Als het buiten donker is, gaan de leds
van de sfeerverlichting (plafonnier,
instrumentenpaneel, voetenruimte,
hemelbekleding, panoramadak*, ... )
automatisch branden als de parkeerlichten
worden ingeschakeld.
Zicht
Page 129 of 340
127
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Panoramadak
Openen
F Beweeg de schakelaar A naar achteren. Zodra u de schakelaar loslaat, houdt het
zonnescherm op te bewegen.
Elektrisch bedienbaar zonnescherm
Sluiten
F Beweeg de schakelaar A naar voren. Z odra u de schakelaar loslaat, houdt het
zonnescherm op te bewegen. Als er iets of iemand bekneld
raakt tijdens de beweging van
het zonnescherm, moet u de
bewegingsrichting van het scherm
omdraaien. Druk daartoe op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder het
zonnescherm bedient, moet hij er zeker
van zijn dat niemand het sluiten van het
zonnescherm kan hinderen.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat
de passagiers het zonnescherm op de
juiste wijze gebruiken.
Let op kinderen in de auto wanneer u
het scherm bedient.
U hebt de beschikking over een panoramadak met regelbare sfeerverlichting en getint glas,
waardoor de lichtinval en het zicht in het interieur worden vergroot.
Voor een aangenaam thermisch comfort en om geluiden te dempen is het dak voorzien van een
elektrisch bedienbaar zonnescherm.
6
Zicht
Page 130 of 340
128
2008_nl_Chap07_securite_ed01-2015
Richtingaanwijzers
F Links: duw de hendel helemaal omlaag.
F R echts: duw de hendel helemaal omhoog.
Drie keer knipperen
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het zware punt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
vervolgens drie keer.
Wanneer de richtingaanwijzers na
meer dan 20
seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, wordt bij een snelheid
van meer dan 60
km/h automatisch het
knippergeluid versterkt.
Alarmknipperlichten
F Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Deze functie kunt u bij elke snelheid
gebruiken, maar komt vooral van pas bij
het wisselen van rijstrook op wegen met
meerdere rijstroken per rijbaan. Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file,
pech, slepen of een ongeval.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Veiligheid