PEUGEOT 2008 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Page 41 of 260
39
Toegang
2Het schuif- / kanteldak kan worden bediend wanneer
het contact is aangezet (als de laadtoestand van de
accu voldoende is), bij draaiende motor, in de STOP-
stand van de Stop & Start en tot 45 seconden na het
afzetten van het contact of het vergrendelen van de
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het schuif- / kanteldak wanneer de auto rijdt - kans op
ernstig letsel!
Controleer of de accessoires of vervoerde lading op de dakdragers de beweging van het
dak niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het beweegbare
glazen deel van het schuif- / kanteldak.
Als het dak door regen of het wassen van de auto nat is geworden, wacht dan totdat het
volledig droog is voordat u het dak bedient.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het dak
sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer regelmatig de staat van de rubbers van het schuif- / kanteldak (aanwezigheid van
vuil, dode bladeren enz).
Als u de auto in een wasstraat of met een
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer dan
eerst of het dak volledig is gesloten en houd de
hogedrukreiniger altijd op meer dan 30 cm van de
rubbers.
Laat de auto nooit achter met geopend dak.
Werking
Wanneer u het schuif- / kanteldak volledig opent,
beweegt het beweegbare glazen deel eerst naar de
gedeeltelijk geopende positie en schuift het vervolgens
over het dak. Elke tussenstand is mogelijk.
Voordat u de bedieningstoets van het schuif- /
kanteldak bedient, moet u controleren of de
beweging niet door voorwerpen of personen wordt
belemmerd.
Let vooral goed op als kinderen het schuif- /
kanteldak bedienen.
Als u het schuif- / kanteldak bedient en er iets
vastzit, dan kunt u de beweging van het dak
stoppen door op de betreffende bedieningstoets te
drukken.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat de
passagiers het schuif- / kanteldak op de juiste
manier gebruiken.
Wanneer u de stand van het schuif- / kanteldak
handmatig aanpast, kan het gebeuren dat de
beveiliging tegen beknellen niet meer goed werkt.
Voer een reset uit.
Beveiliging tegen beknellen
Als het dak tijdens het sluiten op een obstakel stuit,
wordt de beweging automatisch omgedraaid.
De beveiliging tegen beknellen van het dak werkt
doeltreffend tot een snelheid van 120
km/h.
Het schuif- / kanteldak openen/sluiten
► Wanneer u het schuif- / kanteldak wilt openen,
bedient u het deel van de toets dat naar achteren is
gericht.
►
W
anneer u het schuif- / kanteldak wilt sluiten,
bedient u het deel van de toets dat naar voren is
gericht.
De toets bedienen
► Wanneer u voorbij het weerstandspunt van de toets
drukt, wordt het dak volledig geopend of gesloten.
►
En wanneer u nog een keer op de toets drukt, stopt
de beweging.
►
W
anneer de toets ingedrukt wordt gehouden
(zonder voorbij het weerstandspunt te gaan), dan stopt
het glas als de toets wordt losgelaten.
►
Schuif- / kanteldak gesloten: druk de toets één keer
in zonder het weerstandspunt te passeren om het dak
in de gedeeltelijk geopende positie te zetten.
►
W
anneer het schuif- / kanteldak gedeeltelijk open is:
wanneer u één keer op het voorste deel van de toets
drukt, zonder voorbij het weerstandspunt te gaan, sluit
het dak volledig.
Het schuif- / kanteldak en de ruiten kunnen worden gesloten door de
portiervergrendelingsknop ingedrukt te houden. De
Page 42 of 260
40
Toegang
beweging stopt zodra de vergrendelingsknop wordt
losgelaten.
Het zonnescherm openen / sluiten
► U kunt het zonnescherm openen door de
handgreep naar achteren te trekken totdat de gewenste
positie wordt bereikt.
►
U kunt het zonnescherm sluiten door de handgreep
naar voren te duwen totdat de gewenste positie wordt
bereikt.
Resetten
Resetten is nodig als de accu weer is aangesloten, bij
een storing in het schuif- / kanteldak of wanneer het
dak schokkerig beweegt.
►
Controleer of de beweging van het schuif- /
kanteldak niet wordt belemmerd en of de afdichtingen
schoon zijn.
► Sluit het schuif- / kanteldak volledig met het
contact aangezet.
►
Houd het voorste deel van de toets ingedrukt totdat
het schuif- / kanteldak iets beweegt; houd de toets nog
1 seconde ingedrukt en laat los.
►
W
acht 2 seconden en houd daarna het voorste deel
van de toets weer ingedrukt. Het schuif- / kanteldak
gaat open en weer dicht. Als het dak weer helemaal
dicht is, houd de toets nog 2 seconden vast en laat los.
Page 43 of 260
41
Ergonomie en comfort
3PEUGEOT i-Cockpit
Voordat u gaat rijden, moet u in de onderstaande
afstellingen in de volgende volgorde afstellen, om de
ergonomische plaatsing van de PEUGEOT i-Cockpit
optimaal te benutten:
–
De hoogte van de hoofdsteun.
–
De hoek van de rugleuning.
–
De hoogte van de zitting van de stoel.
–
De lengterichting van de stoel.
–
De diepte en daarna de hoogte van het stuurwiel.
–
De binnen- en buitenspiegels.
Zodra deze afstellingen zijn uitgevoerd, controleer of u goed zicht hebt op het head-up
instrumentenpaneel boven het kleine stuurwiel.
Zorg er bij het naar achteren schuiven van de stoel voor dat de beweging van de stoel niet
kan worden gehinderd door personen of
voorwerpen.
Kans op bekneld raken van de achterpassagiers of
op blokkeren van de stoel als grote voorwerpen op
de vloer achter de stoel zijn geplaatst.
Voorstoelen
Hoofdsteunen vóór
In hoogte verstellen
Omhoog:
► T rek de hoofdsteun omhoog in de gewenste positie;
u voelt dat de hoofdsteun in positie klikt.
Omlaag:
►
Druk het ontgrendelknopje (
A) in om de hoofdsteun
omlaag te zetten.
De hoofdsteun is goed afgesteld wanneer de bovenkant gelijk ligt met de bovenkant van het
hoofd van de passagier.
Een hoofdsteun verwijderen
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag.
► Druk de pal ( A) in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en trek de hoofdsteun omhoog.
►
Berg de hoofdsteun veilig op.
Een hoofdsteun terugplaatsen
► Steek de pennen van de hoofdsteun in de geleiders
van de betreffende rugleuning.
►
Duw de hoofdsteun omlaag tot aan de aanslag.
►
Druk het ontgrendelknopje (
A) in om de hoofdsteun
los te halen en duw deze omlaag.
►
Stel de hoogte van de hoofdsteun af.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. Deze moeten zijn geplaatst en
goed zijn afgesteld voor de betreffende inzittende.
Handmatig verstelbare stoelen
Verstellen in lengterichting
► Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel naar
voren of naar achteren.
►
Laat de stang los om de stoel in de betreffende
positie te vergrendelen.
Page 44 of 260
42
Ergonomie en comfort
Stoelverwarming
De functie werkt alleen als de motor draait en als de
buitentemperatuur lager dan 20 °C is.
► Druk op de toets voor uw stoel.
► Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de
stand van de verwarming; het bijbehorende aantal
controlelampjes gaat branden.
► U kunt de verwarming uitschakelen door op de toets
te drukken totdat alle controlelampjes uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de functie
uit; als het stroomverbruik daalt, daalt ook het
energieverbruik.
Rugleuninghoek
► Draai de knop voor de gewenste hoek.
Hoogte
► Trek de hendel omhoog voor omhoog zetten of duw
deze omlaag voor omlaag zetten totdat de gewenste
stand is bereikt.
Elektrisch verstelbare stoelen
Verstellen in lengterichting
► Duw de schakelaar naar voren of naar achteren
om de stoel in lengterichting in de gewenste stand te
zetten.
Rugleuninghoek
► Duw de schakelaar naar voren of naar achteren.
Hoogte en hoek van de zitting
► Duw de achterzijde van de schakelaar omhoog of
omlaag voor de gewenste hoogte en hoek.
Elektrische verstelling van de
lendensteun
► Druk op de schakelaar + of - om de lendensteun
naar wens in te stellen.
Massagefunctie
(Alleen bestuurdersstoel)
Deze functie zorgt voor een massage van de lendenen.
Deze werkt alleen bij draaiende motor en als de STOP-
stand van het Stop & Start-systeem is geactiveerd.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen.
Bij het inschakelen gaat het verklikkerlampje branden.
De massagefunctie is voor een tijdsduur van één uur
ingeschakeld.
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage in 6
cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten massage
worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
verklikkerlampje gaat dan uit.
Page 45 of 260
43
Ergonomie en comfort
3Stoelverwarming
De functie werkt alleen als de motor draait en als de
buitentemperatuur lager dan 20 °C is.
►
Druk op de toets voor uw stoel.
►
Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de
stand van de verwarming; het bijbehorende aantal
controlelampjes gaat branden.
►
U kunt de verwarming uitschakelen door op de toets
te drukken totdat alle controlelampjes uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de functie
uit; als het stroomverbruik daalt, daalt ook het
energieverbruik.
Langdurig gebruik van de stoelverwarming wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen voelen
door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen, kunnen
brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
–
Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
–
Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of op de
stoel staan.
–
Mors geen vloeistoffen op de stoel.
–
Gebruik de stoelverwarming nooit als de stoel
vochtig is.
Het stuurwiel verstellen
► Trek aan de hendel om het stuurwiel te
ontgrendelen terwijl de auto stilstaat.
►
V
erstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een
optimale zithouding.
►
Druk de hendel weer vast om het stuurwiel te
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om veiligheidsredenen alleen worden uitgevoerd
als de auto stilstaat.
Spiegels
Buitenspiegels
Stel de buitenspiegels om veiligheidsredenen zo af dat de dode hoek zo klein mogelijk is.
De objecten die u in de spiegel ziet zijn dichterbij
dan ze lijken. Houd hiermee rekening om de afstand
ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in
te schatten.
Afstellen
Page 46 of 260
44
Ergonomie en comfort
Achterbank
Achterbank met vaste zittingen en een in twee delen (2/3 - 1/3) neerklapbare rugleuning waarmee de
bagageruimte kan worden vergroot.
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben twee standen:
– Een hoge stand, voor als er iemand op de stoel zit:
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag.
– Een lage stand (opgeborgen stand), voor als er
niemand op de stoel zit: ► Druk het ontgrendelknopje (A ) in om de
hoofdsteun los te halen en duw deze omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden verwijderd.
Een hoofdsteun verwijderen
► Ontgrendel de rugleuning met de hendel (1 ).
► Kantel de rugleuning iets naar voren.
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag.
► Beweeg schakelaar A naar rechts of links om de
juiste buitenspiegel te selecteren.
►
Duw schakelaar
B in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen.
►
Zet schakelaar
A weer in de middenstand.
Handmatig inklappen
De spiegels kunnen handmatig worden ingeklapt
(parkeren, smalle garage, enz.).
►
Kantel de spiegel richting de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de buitenspiegels
elektrisch inklapbaar.
► Zorg dat het contact is aangezet
en zet schakelaar A vanuit de auto in
de middelste stand.
►
Beweeg schakelaar
A naar
achteren.
►
V
ergrendel de auto van buitenaf.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van schakelaar A , worden ze niet automatisch
uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld.
Elektrisch uitklappen
► Van buitenaf: ontgrendel de auto.
► V an binnenuit: zet met aangezet contact schakelaar
A
in de middelste stand en beweeg deze daarna naar
achteren.
De functie voor het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan via het
menu Rijverlichting
/ Auto van het touchscreen
worden ingesteld.
Ontwasemen / ontdooien
Het ontwasemen / ontdooien van de buitenspiegels werkt gelijktijdig met de
achterruitverwarming.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
achterruitverwarming.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder
wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt
van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van
achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Dag-/nachtstand
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
antiverblindingsstand (nachtstand) te zetten.
►
Duw het hendeltje naar voren om de spiegel zetten
in de normale dagstand te zetten.
Afstellen
► Stel de spiegel af in de normale dagstand.
Automatische "elektrochroom" modellen
Het elektrochroomsysteem gebruikt een sensor voor
het detecteren van het niveau van het buitenlicht en
van het licht dat van achteren op de auto valt zodat er
automatisch en geleidelijk tussen dag- en nachtstand
kan worden geschakeld.
Voor optimaal zicht bij het manoeuvreren wordt het spiegelglas automatisch helderder als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Het systeem wordt uitgeschakeld als de lading in
de bagageruimte hoger dan de bagageafdekking
is of als er voorwerpen op de bagageafdekking zijn
geplaatst.
Page 47 of 260
45
Ergonomie en comfort
3Achterbank
Achterbank met vaste zittingen en een in twee delen (2/3 - 1/3) neerklapbare rugleuning waarmee de
bagageruimte kan worden vergroot.
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben twee standen:
– Een hoge stand, voor als er iemand op de stoel zit:
►
Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag.
–
Een lage stand (opgeborgen stand), voor als er
niemand op de stoel zit: ►
Druk het ontgrendelknopje (
A) in om de
hoofdsteun los te halen en duw deze omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden verwijderd.
Een hoofdsteun verwijderen
► Ontgrendel de rugleuning met de hendel ( 1).
► Kantel de rugleuning iets naar voren.
►
Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag.
► Druk vervolgens het ontgrendelknopje ( A) in om
de hoofdsteun te ontgrendelen en zet hem helemaal
omhoog.
Een hoofdsteun terugplaatsen
► Steek de pennen van de hoofdsteun in de geleiders
van de betreffende rugleuning.
►
Duw de hoofdsteun omlaag tot aan de aanslag.
►
Druk het ontgrendelknopje (
A) in om de hoofdsteun
los te halen en duw deze omlaag.
Ga nooit rijden met passagiers op de achterbank als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst
en in de hoge stand staan.
De hoofdsteun van de middelste zitplaats en de
hoofdsteunen van de buitenste zitplaatsen zijn niet
uitwisselbaar.
De rugleuningen neerklappen
Verplaats de rugleuningen uitsluitend bij stilstaande auto.
Eerste handelingen:
►
Zet de hoofdsteunen omlaag.
►
Schuif waar nodig de voorstoelen naar voren.
►
Controleer of er geen persoon of voorwerp (zoals
kleding of bagage) in de buurt is en u de rugleuningen
ongehinderd kunt neerklappen.
►
Controleer of de veiligheidsgordels los zijn, niet in
de sluiting bevestigd. Haal ze los, zodat de rugleuning
kan worden verplaatst.
► Druk de handgreep ( 1) voor het ontgrendelen van
de rugleuning in.
►
Beweeg de rugleuning (
2) naar voren tot hij plat ligt.
Wanneer de rugleuning is ontgrendeld, is de
rode indicator zichtbaar in de handgreep.
De rugleuningen in de
oorspronkelijke stand
terugzetten
Controleer eerst of de buitenste veiligheidsgordels goed verticaal langs de
vergrendelingsogen van de rugleuningen zijn
geplaatst.
Page 48 of 260
46
Ergonomie en comfort
opgelopen, is het raadzaam om het interieur even te
ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg is
ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed wordt
ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de airconditioning kan er water onder uit de auto
lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningssysteem
► Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
We raden aan om een samengesteld interieurfilter
te gebruiken. Het speciale actieve additief biedt
bescherming tegen vervuilende gassen en
onaangename geuren.
► Voor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Stop & Start De verwarmings- en airconditioningssystemen
werken alleen als de motor draait.
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start-systeem.
► Zet de rugleuning ( 2) rechtop en druk hem stevig
aan zodat hij wordt vergrendeld.
►
Controleer of de rode indicator van de handgreep
1
niet meer zichtbaar is.
►
Controleer of de buitenste veiligheidsgordels niet
klem zitten.
Let op: als de rugleuning niet goed is vergrendeld, komt de veiligheid van de
passagiers bij een noodstop of een aanrijding in
gevaar.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar voren
worden geslingerd - kans op ernstig letsel!
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van buitenaf
toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of in
het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning
van het touchscreen of zijn ze bij
elkaar geplaatst op het bedieningspaneel van de
middenconsole.
Luchtverdeling
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien / ontwasemen
van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien / ontwasemen
van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte achterpassagiers
(afhankelijk van de uitvoering)
Advies
Het ventilatie- en airconditioningssysteem
gebruiken
►
Let erop dat de uitstroomopening onder
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters, overige uitstroomopeningen en
ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven
voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar
het interieur.
►
Dek de zonnesensor op het dashboard niet
af; deze wordt gebruikt voor het regelen van het
automatische airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in goede staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer er een zware lading op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur wordt gesleept, kan
de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld,
zodat de motor meer vermogen heeft en meer
sleepkracht biedt.
Rijd niet te lang met de ventilatie uitgeschakeld of terwijl de luchtrecirculatie in het interieur
langere tijd is ingeschakeld. Kans op beslaan en
verslechtering van de luchtkwaliteit!
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is
Page 49 of 260
47
Ergonomie en comfort
3opgelopen, is het raadzaam om het interieur even te
ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg is
ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed wordt
ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de airconditioning kan er water onder uit de auto
lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
We raden aan om een samengesteld interieurfilter
te gebruiken. Het speciale actieve additief biedt
bescherming tegen vervuilende gassen en
onaangename geuren.
►
V
oor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Stop & Start De verwarmings- en airconditioningssystemen
werken alleen als de motor draait.
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het
Stop & Start-systeem.
ECO-rijstandWanneer deze stand wordt geselecteerd,
neemt het stroomverbruik af, maar wordt de werking
van de verwarmings- en airconditioningssystemen
beperkt, hoewel deze systemen niet worden
uitgeschakeld.
Handbediende airconditioning
Druk op de toets Airconditioning om de pagina met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
1. Regeling temperatuur
2. Regeling luchtopbrengst
3. Regeling luchtverdeling
4. Airconditioning aan/uit
Temperatuurregeling
► Druk op een van de knoppen 1 ( - of + ) om de
temperatuur in te stellen.
Regeling luchtopbrengst
► Druk op een van de toetsen 2 ( - of + ) of draai
aan knop 2 om de aanjagersnelheid te verlagen of
verhogen.
Wanneer de aanjagersnelheid tot een minimum wordt
verlaagd, stopt de ventilatie.
Regeling van de luchtverdeling
► Druk op toetsen 3 om de verdeling van de
luchtstroom in het interieur aan te passen.
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Voetenruimte
Wanneer het lampje in de toets brandt, wordt er lucht in
de aangegeven richting geblazen.
U kunt de volgende toetsen tegelijk indrukken:
–
Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters +
voetenruimten
–
V
oorruit en zijruiten + voetenruimten
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde efficiënt, maar
alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
–
In de zomer de temperatuur in de auto verlagen.
–
Beslagen ruiten in de winter bij temperaturen boven
3 °C sneller te ontwasemen.
►
Druk op toets
4 om de airconditioning in of uit te
schakelen.
Page 50 of 260
48
Ergonomie en comfort
De airconditioning werkt niet als de aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd inschakelen
om de lucht sneller af te koelen. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van de
ruiten).
Automatisch comfortprogramma
Deze automatische stand zorgt voor een optimale
regeling van de temperatuur, luchtstroom en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
► Druk op toets 5 om de automatische stand van het
airconditioningssysteem in of uit te schakelen.
Het controlelampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen door met de toets
OPTIES een van de beschikbare instellingen te kiezen:
– Soft: voor een aangename en stille werking door de
luchtstroom te beperken.
– Normal: voor het beste compromis tussen een
comfortabele temperatuur en een stille werking
(standaardinstelling).
– Fast: voor een stevige en doeltreffende luchttoevoer.
Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven
door het betreffende controlelampje) drukt u meerdere
keren op toets 7 tot de gewenste instelling wordt
weergegeven.
De airconditioning werkt niet als de aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd inschakelen
om de lucht sneller af te koelen. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van de
ruiten).
Automatische airconditioning
Bij dit systeem wordt het airconditioningssysteem
automatisch ingeschakeld en worden de temperatuur,
luchtstroom en luchtverdeling in het interieur
automatisch geregeld.
De airconditioning werkt als de motor draait, maar
de ventilatie en bedieningsfuncties werken ook bij
aangezet contact.
Druk op de menutoets Airconditioning om de bedieningstoetsen van het systeem weer te
geven.
1.
Temperatuurregeling
2. Regeling luchtstroom
3. Regeling luchtverdeling
4. Airconditioning aan / uit
5. Automatisch comfortprogramma aan/uit
6. Toegang tot de tweede pagina
7. Instelling van het automatische comfortprogramma
(Langzaam/Normaal/Snel)
8. Voorverwarming
(Elektrisch)
Regeling temperatuur
► Druk op een van de toetsen 1 om de waarde te
verhogen (rood) of te verlagen (blauw).
De weergegeven waarde heeft betrekking op een
comfortniveau en niet op een exacte temperatuur.
De luchtstroom aanpassen
► Druk op een van de toetsen 2 ( - of + ) om de
luchtstroom de vergroten of verkleinen.
Het symbool van de luchtstroom (een ventilator) wordt
opgevuld overeenkomstig de gevraagde hoeveelheid. Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt, stopt
de ventilatie.
Naast de ventilator wordt OFF weergegeven.
Regeling van de luchtverdeling
► Druk op toetsen
3 om de verdeling van de
luchtstroom in het interieur aan te passen.
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Voetenruimte
Wanneer het lampje in de toets brandt, wordt er lucht in
de aangegeven richting geblazen.
U kunt de volgende toetsen tegelijk indrukken:
–
Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters +
voetenruimten
–
V
oorruit en zijruiten + voetenruimten
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde efficiënt, maar
alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
–
In de zomer de temperatuur in de auto verlagen.
–
Beslagen ruiten in de winter bij temperaturen boven
3 °C sneller te ontwasemen.
►
Druk op toets
4 om de airconditioning in of uit te
schakelen.