reset PEUGEOT 2008 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2021Pages: 260, PDF Size: 7.71 MB
Page 19 of 260

17
Instrumentenpaneel
1Voer (3) uit.
AirbagsBrandt permanent.Een van de airbags of pyrotechnische
gordelspanners is defect.
Zie (3).
Airbag vóór aan passagierszijde (ON)Brandt permanent. De passagiersairbag vóór is geactiveerd.
De schakelaar is in de stand "ON" gezet.
Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in
de rijrichting" op de voorpassagiersstoel - risico op
zwaar letsel!
Airbag vóór aan passagierszijde (OFF)Brandt permanent. De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
De schakelaar is in de stand "OFF" gezet.
Er kan een kinderzitje met de rug in de rijrichting
worden geplaatst, tenzij er een probleem met de
airbags is (waarschuwingslampje airbags aan).
Parkeerhulp
Permanent, in combinatie met een melding op het scherm en een geluidssignaal.
De functie is uitgeschakeld.
Bandenspanning te laagBrandt permanent. De bandenspanning van een of meerdere
banden is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Reset het controlesysteem na het aanpassen van de
bandenspanning.
Waarschuwingslampje voor te lage bandenspanning knippert en brandt
vervolgens permanent, en waarschuwingslampje
Service brandt permanent.
Er is een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem.
Het systeem kan geen lage bandenspanning meer
aangeven.
Controleer de bandenspanning zo snel mogelijk en
zie (3).
Stop & Start (benzine of diesel)Brandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Het Stop & Start-systeem is handmatig uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand komt, wordt
de motor niet afgezet.
Brandt permanent. Het Stop & Start-systeem is automatisch
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand komt, wordt
de motor niet afgezet bij een buitentemperatuur:
–
lager dan 0 °C.
–
hoger dan +35 °C.
Raadpleeg de rubriek
Rijden voor meer informatie.
Knippert en brandt vervolgens permanent, in combinatie met een melding.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
GrootlichtassistentBrandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
Er is een storing in een functie of camera gedetecteerd. Zie (2).
Mistlampen achterBrandt permanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
Groene verklikkerlampjes
Hill Assist Descent Control
Brandt permanent.(grijs)
De functie is geactiveerd, maar de werking is
onderbroken omdat de snelheid te hoog is.
Verlaag de rijsnelheid tot lager dan 30
km/h.
Brandt permanent.Het systeem is geactiveerd, maar er wordt
niet voldaan aan alle voorwaarden voor de regeling
(hellingspercentage, te hoge snelheid, ingeschakelde
versnelling).
Knippert. De functie regelt de snelheid van de auto.
De auto wordt afgeremd; de remlichten gaan branden
tijdens de afdaling.
Stop & Start (benzine of diesel)Brandt permanent. Wanneer de auto stopt, zet het Stop & Start-
systeem de motor in de STOP-stand.
Knippert tijdelijk. De STOP-stand is momenteel niet beschikbaar
of de START-stand wordt automatisch geactiveerd.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer informatie.
Page 21 of 260

19
Instrumentenpaneel
1Er wordt een waarschuwing gegeven zodra een van
deze waarden wordt bereikt.
De informatie over onderhoudsbeurten wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven. Afhankelijk van de
uitvoering van de auto:
–
De kilometerteller geeft de resterende kilometers tot
de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of de afgelegde
afstand sinds de verstreken onderhoudsdatum,
voorafgegaan door het teken -.
–
Een waarschuwingsmelding geeft de resterende
kilometers en de tijd tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt aan of hoe lang deze is verstreken.
De weergegeven waarde wordt berekend op basis van het aantal afgelegde kilometers en
de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden weergegeven als
het einde van het onderhoudsinterval in tijd nadert.
OnderhoudssleutelBrandt tijdelijk bij het aanzetten van het contact. Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
totdat de eerstvolgende beurt moet worden uitgevoerd.
Permanent, bij het aanzetten van het contact. De volgende onderhoudsbeurt moet binnen
1.000 km worden uitgevoerd.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan uw auto
uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippertKnippert en brandt vervolgens permanent, bij het inschakelen van het
contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor, in
combinatie met het waarschuwingslampje Service.)
Het interval voor de onderhoudsbeurt is overschreden.
Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt aan uw
auto uitvoeren.
Resetten van de onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de onderhoudsindicator
worden gereset.
Als u zelf onderhoud aan uw auto hebt uitgevoerd:
►
Zet het contact af.
► Houd de knop op het uiteinde van de lichtschakelaar
ingedrukt.
►
Druk het rempedaal niet in en druk één keer op
de knop START/STOP; er wordt een tijdelijk venster
geopend waarin wordt afgeteld.
►
Als =0 wordt weergegeven, laat dan de knop op
de lichtschakelaar los; het symbool van de sleutel
verdwijnt.
Als u de accu na deze handeling wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht
minimaal 5 minuten. Anders wordt het resetten van
de onderhoudsindicator niet geregistreerd.
Herinnering onderhoudsinformatie
U kunt service-informatie weergeven door op de toets "Check" in het menu Rijverlichting /
Auto van het touchscreen te drukken.
Motorolieniveaumeter
(Afhankelijk van de uitvoering)
Bij uitvoeringen met een elektrische
motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten van
het contact eerst de onderhoudsindicator op het
instrumentenpaneel weergegeven en daarna enkele
seconden het motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke
ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten
niet heeft gedraaid.
Te laag olieniveau
Als het motorolieniveau te laag is, wordt OLIE
of de melding "Te laag olieniveau" op het
instrumentenpaneel weergegeven (afhankelijk van het
instrumentenpaneel), gaat het waarschuwingslampje
Service branden en klinkt er een geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat
het olieniveau inderdaad te laag is, moet olie worden
Page 26 of 260

24
Instrumentenpaneel
De tijdteller wordt gereset telkens wanneer het contact
wordt aangezet.
Touchscreen
Dit systeem heeft de volgende functies:
– Permanente weergave van de tijd en de
buitentemperatuur (er brandt een blauw lampje bij kans
op gladheid).
– Bediening verwarming/airconditioning.
– Toegang tot de configuratiemenu's van de functies
en systemen van de auto.
– Bediening van het audiosysteem en de
telefoonfuncties, en weergave van de bijbehorende
informatie.
– Weergave van de informatie van de
parkeerhulpsystemen (grafische weergave van de
parkeerhulp, Park Assist enz.).
– Toegang tot de internetdiensten en weergave van de
bijbehorende informatie.
– Bediening van het navigatiesysteem en weergave
van de bijbehorende informatie (afhankelijk van de
uitvoering).
Zet de auto uit veiligheidsoverwegingen altijd stil voordat u handelingen uitvoert die
uw volledige aandacht vragen.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar als de auto
rijdt.
Adviezen
Het touchscreen is een capacitief scherm.
Boordcomputer
Toont informatie over de huidige rit (actieradius, brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, enz.).
Weergave van informatie op het
instrumentenpaneel
Bij instrumentenpaneel met meters
Wanneer u op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar drukt, worden de gegevens van
de boordcomputer weergegeven.
Met digitaal instrumentenpaneel
De gegevens van de boordcomputer worden
permanent weergegeven als de weergavemodus
" Persoonlijk" is geselecteerd.
Druk bij alle andere weergavemodi op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar om deze informatie tijdelijk
op een specifiek scherm weer te geven.
Weergave van de verschillende tabbladen
► Wanneer u op de toets op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar drukt, worden de volgende
tabbladen na elkaar weergegeven:
–
Actuele informatie:•
Actieradius (benzine of diesel). •
Huidig brandstofverbruik.
•
T
ijdteller Stop & Start-systeem (benzine of diesel).
–
T
raject "1
" en daarna "2 ":
•
Gemiddelde snelheid.
•
Gemiddeld brandstofverbruik.
•
Afgelegde afstand.
Traject resetten
► Druk langer dan 2 seconden op de knop op
het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar
wanneer het gewenste traject wordt weergegeven.
Traject "1 " en "2" zijn onafhankelijk en ze worden op
dezelfde manier gebruikt.
Begrippen
De actieradius
(km of mijl)Afstand die u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt afleggen
(gebaseerd op het gemiddelde verbruik over de laatste
afgelegde kilometers).
Deze waarde kan schommelen door een verandering in
rijstijl of van het reliëf op de route, waardoor het actuele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt, worden
streepjes weergegeven.
Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de
actieradius opnieuw berekend en weergegeven als
deze meer dan 100
km bedraagt.
Wanneer tijdens het rijden permanent streepjes worden
weergegeven in plaats van cijfers, duidt dit op een
storing. Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Huidig verbruik
(l/100 km, km/l of mijl/gallon)
(kWh/100 km, km/kWh of mijl/kWh) (Elektrisch)
/ Berekend over de laatste seconden.
Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden
vanaf 30
km/h (benzine of diesel).
Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mijl/gallon)
(kWh/100 km, km/kWh of mijl/kWh) (Elektrisch)
/ Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mijl/h)Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of mijl)Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Tijdteller Stop & Start-systeem
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met Stop & Start, registreert
een teller hoe lang de STOP-stand tijdens een traject
is geactiveerd.
Page 27 of 260

25
Instrumentenpaneel
1De tijdteller wordt gereset telkens wanneer het contact
wordt aangezet.
Touchscreen
Dit systeem heeft de volgende functies:
– Permanente weergave van de tijd en de
buitentemperatuur (er brandt een blauw lampje bij kans
op gladheid).
–
Bediening verwarming/airconditioning.
–
T
oegang tot de configuratiemenu's van de functies
en systemen van de auto.
–
Bediening van het audiosysteem en de
telefoonfuncties, en weergave van de bijbehorende
informatie.
–
W
eergave van de informatie van de
parkeerhulpsystemen (grafische weergave van de
parkeerhulp, Park Assist
enz.).
–
T
oegang tot de internetdiensten en weergave van de
bijbehorende informatie.
–
Bediening van het navigatiesysteem en weergave
van de bijbehorende informatie (afhankelijk van de
uitvoering).
Zet de auto uit veiligheidsoverwegingen altijd stil voordat u handelingen uitvoert die
uw volledige aandacht vragen.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar als de auto
rijdt.
Adviezen
Het touchscreen is een capacitief scherm. –
Houd geen puntige voorwerpen tegen het
touchscreen.
–
Raak het touchscreen niet aan met vochtige vingers.
–
Gebruik een schone, zachte doek om het
touchscreen te reinigen.
Belangrijkste
bedieningselementen
Met 7 inch touchscreen
Gebruik de toetsen rondom het touchscreen om
de menu's te openen en druk vervolgens op de
aanraaktoetsen op het touchscreen.
Met 10 inch touchscreen
Gebruik de toetsen onder het touchscreen om
de menu's te openen en druk vervolgens op de
aanraaktoetsen op het touchscreen.
Werkingsprincipes
Bepaalde menu's worden op twee pagina's
weergegeven: druk op de toets "OPTIES" om de
tweede pagina te bekijken.
Als u niets op de tweede pagina doet, wordt automatisch de eerste pagina weer
weergegeven.
Druk op "ON" of "OFF" om een functie in of uit te
schakelen.
Een functie configureren.
Toegang tot aanvullende informatie over de
functie.
Bevestigen.
Terug naar de vorige pagina of bevestigen.
Page 31 of 260

29
Toegang
2De volledige of selectieve ontgrendeling en de
uitschakeling van het alarm worden bevestigd
door het knipperen van de parkeerlichten en / of
dagrijverlichting.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
uitgeklapt.
De auto vergrendelen
Normale vergrendeling
► Druk op de vergrendeltoets.
De vergrendeling en, afhankelijk van de uitvoering, de
inschakeling van het alarm worden bevestigd door het
branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
ingeklapt.
Als een van de portieren of de achterklep niet goed is gesloten, kan de auto niet worden
vergrendeld. Als de auto echter is uitgerust met een
alarmsysteem, dan wordt dit na ongeveer 45
seconden ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld maar de portieren
of de achterklep worden vervolgens niet geopend,
dan wordt de auto automatisch na ongeveer 30
seconden weer vergrendeld. Als de auto is uitgerust
met een alarmsysteem, dan wordt dit automatisch
weer ingeschakeld.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnenportiergrepen niet. Ook
wordt de toets van de centrale vergrendeling
uitgeschakeld.
De claxon blijft werken.
Schakel nooit de supervergrendeling in als er
zich iemand in de auto bevindt.
►
Druk binnen 3 seconden weer op de
vergrendeltoets om de supervergrendeling van de
auto in te schakelen (de richtingaanwijzers gaan kort
knipperen om dit te bevestigen).
Sluiten van de ruiten
De ruiten worden gesloten door de vergrendeltoets langer dan 3 seconden in te
drukken.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten niet door voorwerpen of personen wordt gehinderd.
Als u bij een uitvoering met alarmsysteem de
ruiten op een kier wilt laten staan, moet u eerst de
interieurbeveiliging uitschakelen.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
het alarmsysteem.
Lokaliseren van de auto
Hiermee kunt u uw auto op afstand lokaliseren terwijl
de auto is vergrendeld:
– De richtingaanwijzers of parkeerlichten en/
of dagrijverlichting (afhankelijk van de uitvoering)
knipperen ongeveer 10 seconden.
–
De lampen van de buitenspiegels gaan branden.
–
De plafonniers gaan branden.
► Druk op deze toets.
Op afstand inschakelen van de
verlichting
De beschikbaarheid van deze functie is afhankelijk van
de uitvoering.
► Druk op deze knop. De parkeerlichten, het
dimlicht, de kentekenplaatverlichting en de
instapverlichting in de buitenspiegels gaan gedurende
30 seconden branden.
Wanneer u nogmaals op de knop drukt voordat de
tijd is verstreken, wordt de verlichting onmiddellijk
uitgeschakeld.
Advies
Afstandsbediening De afstandsbediening is een gevoelig
apparaat dat met hoge frequentie werkt; zit niet
aan de afstandsbediening terwijl u deze in uw
zak hebt, omdat u dan per ongeluk de auto kunt
ontgrendelen.
Druk niet op de toetsen van de afstandsbediening
wanneer u buiten het bereik van de auto
bent, omdat dat ervoor kan zorgen dat de
afstandsbediening niet meer werkt. In dat geval
moet de afstandsbediening worden gereset.
Page 34 of 260

32
Toegang
menu Rijverlichting/ Auto op het touchscreen
worden ingesteld.
Laat de auto uit veiligheidsoverwegingen nooit onbeheerd achter, zelfs niet voor korte tijd,
zonder de elektronische sleutel van het
Elektronische sleutel-systeem mee te nemen.
Vergeet niet dat de auto kan worden gestolen als
de sleutel nog in een van de aangegeven gebieden
aanwezig is terwijl de auto niet is vergrendeld.
Om de batterij in de elektronische sleutel en in de auto opgeladen te houden:
–
De functie voor vergrendeling bij nadering (zone
B ) schakelt na enkele dagen (ongeveer één week)
zonder gebruik automatisch over naar stand-by.
Gebruik de afstandsbediening of druk op de
handgreep van een van de voorportieren om de
auto te ontgrendelen. De volgende keer dat de auto
wordt gestart, worden de functies voor automatisch
ontgrendelen en vergrendelen weer geactiveerd.
–
W
anneer de instapverlichting een paar keer
achter elkaar wordt geactiveerd zonder dat de auto
wordt gestart, wordt deze uitgeschakeld.
–
Alle "handsfree" functies schakelen over op
de verlengde stand-by als ze 21 dagen niet zijn
gebruikt. Om deze functies weer in te schakelen,
ontgrendelt u de auto met de afstandsbediening en
start u de motor.
Elektrische storingen De elektronische sleutel werkt in sommige
gevallen niet goed in de nabijheid van elektronische
apparatuur zoals telefoons (ingeschakeld of in
stand-by) of laptops, en sterke magnetische velden.
Centrale vergrendeling
Handmatig
► Druk op deze toets om de auto (portieren en
achterklep) vanuit het interieur te vergrendelen /
ontgrendelen.
Het controlelampje gaat branden om te bevestigen dat
de centrale vergrendeling is ingeschakeld.
De centrale vergrendeling werkt niet als een van de portieren is geopend.
Bij vergrendeling / supervergrendeling van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling van buitenaf is ingeschakeld,
knippert het controlelampje en werkt de knop niet.
► Als de auto is vergrendeld, trek dan aan de
binnenportiergreep van een van de portieren om de
auto te ontgrendelen.
►
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, moet
u de afstandsbediening, het Elektronische sleutel-
systeem of de geïntegreerde sleutel gebruiken om
de auto te ontgrendelen.
Automatisch (beveiliging tegen agressie)
De portieren en de achterklep worden tijdens het rijden
automatisch vergrendeld (bij een snelheid hoger dan
10
km/h).
De functie is standaard ingeschakeld. Voor uit- of weer
inschakelen:
►
Druk op de toets totdat er ter bevestiging een
melding wordt weergegeven.
Vervoer van lange of grote voorwerpen Druk op de knop van de centrale vergrendeling
om met geopende achterklep en vergrendelde
portieren te kunnen rijden. Anders hoort u de sloten
terugspringen telkens wanneer de auto harder
dan 10 km/h rijdt en wordt er een waarschuwing
weergegeven.
Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening of
elektronische sleutel verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk de sleutelcode naar
een PEUGEOT-dealer.
De PEUGEOT-dealer kan de sleutelcode en de
transpondercode uitlezen, waardoor er een nieuwe
sleutel kan worden besteld.
De auto volledig met de sleutel
ontgrendelen/vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.
– Een storing in de afstandsbediening.
– De accu van de auto is leeg.
– De auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.
► Steek de sleutel in het portierslot.
Page 35 of 260

33
Toegang
2Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening of
elektronische sleutel verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk de sleutelcode naar
een PEUGEOT-dealer.
De PEUGEOT-dealer kan de sleutelcode en de
transpondercode uitlezen, waardoor er een nieuwe
sleutel kan worden besteld.
De auto volledig met de sleutel
ontgrendelen/vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.
–
Een storing in de afstandsbediening.
–
De accu van de auto is leeg.
–
De auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.
► Steek de sleutel in het portierslot.
► Draai de sleutel in de richting van de voorzijde /
achterzijde om de auto te ontgrendelen / vergrendelen.
►
Draai de sleutel binnen 3 seconden nogmaals naar
de achterzijde van de auto om de supervergrendeling
van de auto in te schakelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het alarm niet ingeschakeld bij het
vergrendelen met de sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld, klinkt de
sirene bij het openen van de deur. De sirene stopt
als het contact wordt ingeschakeld.
Centrale vergrendeling werkt
niet
Gebruik deze procedures in de volgende situaties:
– Storing in de centrale vergrendeling.
–
Accu losgekoppeld of leeg.
Bij een storing in het centrale-vergrendelingssysteem moet de accu worden
losgekoppeld, zodat de auto volledig is vergrendeld.
Bestuurdersportier of portier linksvoor
(afhankelijk van de uitvoering)
► Steek de sleutel in het portierslot.
► Draai de sleutel in de richting van de achterzijde van
de auto om deze te vergrendelen of in de richting van
de voorzijde om de auto te ontgrendelen.
Overige portieren
Ontgrendelen
► Trek aan de binnenportiergreep.
Vergrendelen
► Open de portieren.
► Controleer of de kinderbeveiliging van de
achterportieren niet is geactiveerd.
Zie het betreffende hoofdstuk.
►
V
erwijder het zwarte dopje op de zijkant van het
portier met behulp van de sleutel.
►
Steek de sleutel zonder te forceren in de opening en
draai het slot richting de binnenkant van het portier.
►
V
erwijder de sleutel en plaats de zwarte dop terug.
►
Sluit de portieren en controleer van buitenaf of de
auto goed is vergrendeld.
Vervangen van de batterij
Als de batterij leeg is, gaat dit waarschuwingslampje branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding.
Page 36 of 260

34
Toegang
Batterijtype: CR2032 / 3 V.
Zonder Elektronische sleutel
Met Elektronische sleutel
► Wip het deksel met een kleine schroevendraaier bij
de uitsparing los en zet het deksel omhoog.
►
V
erwijder de lege batterij.
►
Plaats de nieuwe batterij en let goed op de plus- en
minkant. Steek de batterij eerst in de contacten in de
hoek en klik het deksel daarna erop.
► Synchroniseer de afstandsbediening.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
het synchroniseren van de afstandsbediening.
Gooi batterijen van de afstandsbediening niet
weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn
voor het milieu. Lever ze in bij een speciaal
inzamelpunt.
Slik batterijen niet in. Gevaar van chemische brandwonden
Dit product bevat een knoopcelbatterij.
Als een knoopcelbatterij wordt ingeslikt, kan deze
binnen 2 uur interne brandwonden veroorzaken die
dodelijk kunnen zijn.
Bewaar nieuwe en gebruikte batterijen uit de buurt
van kinderen.
Als het batterijvakje niet goed sluit, mag u het
product niet meer gebruiken en moet u het uit de
buurt van kinderen houden.
Als u vermoedt dat batterijen zijn ingeslikt of elders
in het lichaam zijn gestoken, moet u onmiddellijk
medische hulp inroepen.
Risico van explosie als de batterij door een verkeerd type wordt vervangen.
Vervang de batterij door hetzelfde type.
Risico van explosie of lekkage van ontvlambare vloeistof of gas.
U mag dit product niet gebruiken / opbergen /
meenemen in een omgeving met een extreem hoge
temperatuur of een extreem lage druk door zeer
grote hoogte.
Probeer een gebruikte batterij niet te verbranden, te
verbrijzelen of door te zagen / knippen.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of bij een storing moet
de afstandsbediening gesynchroniseerd worden.
Zonder Elektronische sleutel
► Zet het contact af.
► Zet de sleutel in de stand 2 (contact aan).
►
Druk direct gedurende enkele seconden op de toets
met het gesloten hangslot.
►
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het
contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Met Elektronische sleutel
► Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te openen.
► Houd de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het contact
hebt aangezet.
► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig in.
► Bij een auto met een automatische transmissie
of een selectiehendel (elektrisch): trap met de
selectiehendel in stand P op het rempedaal.
► Zet het contact aan door op de toets START/
STOP te drukken.
Als de storing na het resetten niet is verholpen, neem
zo snel mogelijk contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 37 of 260

35
Toegang
2Met Elektronische sleutel
► Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te openen.
►
Houd de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het contact
hebt aangezet.
►
Zet bij een auto
met een handgeschakelde
versnellingsbak
de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig in.
►
Bij een auto met een automatische transmissie
of een selectiehendel (elektrisch):
trap met de
selectiehendel in stand P op het rempedaal.
►
Zet het contact aan door op de toets
START/
STOP
te drukken.
Als de storing na het resetten niet is verholpen, neem
zo snel mogelijk contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Portieren
Openen
Van buitenaf
► Wanneer u de auto hebt ontgrendeld of de
elektronische sleutel van het Elektronische sleutel-
systeem zich in de detectiezone bevindt, trekt u aan de
portierhandgreep.
Van binnenuit
► Trek aan de binnenportiergreep van een portier; de
auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Als de selectieve ontgrendeling is geactiveerd: – W anneer het bestuurdersportier wordt
geopend, wordt alleen het bestuurdersportier
ontgrendeld (als de auto nog niet volledig was
ontgrendeld).
–
W
anneer een van de passagiersportieren wordt
geopend, wordt de auto volledig ontgrendeld.
Sluiten
Als een van de portieren niet goed is gesloten, gaat dit waarschuwingslampje branden, samen
met een melding als de motor draait en een
geluidssignaal als de auto harder dan 10 km/h rijdt.
Achterklep
Openen
► Ontgrendel de auto of alleen de
achterklep(afhankelijk van de uitvoering), druk op de
schakelaar voor het openen en open de achterklep.
Sluiten
► Trek de achterklep omlaag met behulp van een van
de handgrepen aan de binnenzijde.
Bij een storing of wanneer de achterklep lastig opent en sluit, moet u de auto onmiddellijk
door een PEUGEOT-dealer of in een
gekwalificeerde werkplaats laten nakijken om te
voorkomen dat het probleem verergert en de
achterklep plotseling dicht valt, waarbij ernstig letsel
kan ontstaan.
Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing van de centrale vergrendeling de achterklep
mechanisch ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
► Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de
bagageruimte te komen.
Page 40 of 260

38
Toegang
Elektrische ruitbediening
1.Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Elektrische kinderbeveiliging (afhankelijk van de
uitvoering)
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
de Elektrische kinderbeveiliging.
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek aan de
schakelaar zonder het weerstandspunt te passeren; de
ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op of
trek aan de schakelaar voorbij het weerstand: de ruit
opent of sluit volledig wanneer de schakelaar wordt
losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45 seconden na het uitschakelen van het contact
of na vergrendeling van de auto worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. U kunt
de bediening weer inschakelen door het contact in
te schakelen of de auto te ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel tegenkomt,
stop de ruit onmiddellijk en gaat gedeeltelijk weer
omlaag.
Resetten van de ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of wanneer
de ruit een abnormale beweging maakt, moet de
beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens de
volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de
schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit de ruit enkele
centimeters. Laat de schakelaar los en trek deze
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
►
Blijf nog minimaal één seconde aan de schakelaar
trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de elektrische ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk hiervoor op de betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische ruitbediening
van een van de andere portieren bedient, moet hij/
zij controleren of de ruit zonder problemen kan
worden gesloten.
Het is belangrijk dat passagiers de elektrische ruiten
juist gebruiken.
Let bij het bedienen van de ruiten vooral goed op
kinderen.
Let goed op passagiers en/of andere personen die
aanwezig zijn wanneer ruiten op afstand met de
elektronische sleutel worden gesloten.
Steek uw hoofd of armen bij geopende ruiten niet
naar buiten wanneer de auto rijdt – kans op ernstig
letsel!
Schuif- / kanteldak
Het schuif- / kanteldak bestaat uit een beweegbaar
glazen gedeelte dat over het dak schuift en een
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden geopend.
Als het schuif- / kanteldak wordt geopend, opent
automatisch het zonnescherm.
►
Gebruik de knop in de dakconsole om het
panoramische schuif- / kanteldak te bedienen.
Het schuif- / kanteldak kan worden bediend wanneer
het contact is aangezet (als de laadtoestand van de
accu voldoende is), bij draaiende motor, in de STOP-
stand van de Stop & Start en tot 45 seconden na het
afzetten van het contact of het vergrendelen van de
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het schuif- / kanteldak wanneer de auto rijdt - kans op
ernstig letsel!
Controleer of de accessoires of vervoerde lading op de dakdragers de beweging van het
dak niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het beweegbare
glazen deel van het schuif- / kanteldak.
Als het dak door regen of het wassen van de auto nat is geworden, wacht dan totdat het
volledig droog is voordat u het dak bedient.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het dak
sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer regelmatig de staat van de rubbers van het schuif- / kanteldak (aanwezigheid van
vuil, dode bladeren enz).
Als u de auto in een wasstraat of met een
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer dan
eerst of het dak volledig is gesloten en houd de