Peugeot 207 CC 2010 Handleiding (in Dutch)

Page 121 of 207

i
i
RIJDEN
111
PARKEERHULP ACHTER MET
GRAFISCHE WEERGAVE EN
GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem bestaat uit vier afstands-
sensoren die zijn aangebracht in de
achterbumper.
Het systeem waarschuwt de be-
stuurder voor elk obstakel (persoon,
auto, boom, hek…) dat zich ach-
ter de auto bevindt. Het waarschuwt
u echter niet voor objecten die zich
direct onder de bumper bevinden. Het systeem wordt
ingeschakeld zo-
dra de achteruitversnelling wordt inge-
schakeld.
Dit wordt aangegeven door een geluids-
signaal.
* Volgens uitvoering.
Paaltjes, pionnen bij wegwerk-
zaamheden of gelijksoortige voor-
werpen worden waargenomen bij
aanvang van de aanrijmanoeuvre,
maar niet meer wanneer de auto te
dicht genaderd is. Als de auto minder dan ongeveer
30 centimeter van het obstakel ver-
wijderd is, is het geluidssignaal con-
tinu hoorbaar en verschijnt het symbool
"Gevaar", afhankelijk van het type mul-
tifunctioneel display.
De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven en verant-
woordelijk is.
De parkeerhulp wordt
uitgeschakeld
als de achteruit wordt uitgeschakeld.
De afstand tot het obstakel wordt aan-
gegeven door:
- geluidssignalen, die elkaar sneller opvolgen naarmate de auto dichter
bij het obstakel komt,
- een grafi sche weergave op het mul- tifunctionele display * , met blokjes die
steeds dichter bij de auto komen.

Page 122 of 207

ii
i
RIJDEN
112
Uitschakelen/activeren parkeerhulp
achter Storing
Controleer bij slecht weer of in win-
terse omstandigheden of de sen-
soren niet zijn bedekt met modder,
ijs of sneeuw. Bij het inschakelen
van de achteruitversnelling geeft
een geluidssignaal (lange piep-
toon) aan dat de sensoren vuil kun-
nen zijn.
Als de snelheid van de auto lager
is dan 10 km/h, kan de parkeerhulp
geluidssignalen geven als reactie
op bepaalde omgevingsgeluiden
(motoren, vrachtwagens, drilboren,
enz.). Als er een storing optreedt, gaat
bij het inschakelen van de achter-
uitversnelling dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel bran-
den en/of wordt er een bericht op het dis-
play weergegeven, in combinatie met een
geluidssignaal (korte pieptoon).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
De status van de functie wordt opge-
slagen bij het afzetten van het contact.
Raadpleeg voor meer informatie over
de toegang tot het menu van de par-
keerhulp de rubriek over het confi gure-
ren van de auto in het gedeelte over het
multifunctionele display van uw auto.
De functie wordt automatisch uit-
geschakeld zodra een aanhanger
wordt aangekoppeld of een fi etsen-
drager wordt gemonteerd (auto's
voorzien van een door PEUGEOT
aanbevolen trekhaak of fi etsendra-
ger). De parkeerhulp kanworden
geactiveerd of uitgescha-
keld via het confi guratie-
menu op het multifunctio-
nele display.

Page 123 of 207

i
114
MOTORKAP
De motorkap biedt toegang tot de mo-
torruimte, zodat u de verschillende ni-
veaus kunt controleren.

 Duw de veiligheidshaak B naar links
en til de motorkap op.
 Neem de motorkapsteun C uit de
houder.

 Bevestig de motorkapsteun in één
van de twee uitsparingen om de mo-
torkap geopend te houden.
Sluiten

 Haal de motorkapsteun uit de uit-
sparing.

 Bevestig de motorkapsteun in de
houder.

 Laat de motorkap voorzichtig zak-
ken en laat deze aan het einde van
de slag in het slot vallen.

 Trek aan de motorkap om te contro-
leren of deze goed is vergrendeld. (DIESEL)
Bij auto's met HDI-motor is het in het
geval van een lege brandstoftank nood-
zakelijk om het brandstofsysteem te
ontluchten (zie de desbetreffende af-
beelding).
Als de motor niet direct aanslaat, beëin-
dig dan uw startpogingen.
Bedien de opvoerpomp opnieuw, en
probeer de motor vervolgens weer te
starten.
Openen

 Open het linker voorportier.

 Trek de hendel A aan de onderzijde
van het portierkader naar u toe.
De plaats van de ontgrendelings-
hendel in het interieur zorgt ervoor
dat de motorkap niet geopend kan
worden als het linker voorportier is
gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig
met het bedienen van de veilig-
heidshaak en de motorkapsteun
(kans op brandwonden). 1,6 liter 16V HDI
turbodieselmotor

 Vul de brandstoftank met minimaal
5 liter diesel.

 Open de motorkap.

 Bedien de handopvoerpomp totdat
er weerstand wordt gevoeld (de eer-
ste keer indrukken kan zwaar zijn).

 Bedien de startmotor tot de motor
aanslaat.

 Sluit de motorkap.

Page 124 of 207

115
BENZINEMOTOREN
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde
onderdelen.

1. Koelvloeistofreservoir.

2. Interieurfi lter.

3. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers.
4. Luchtfi lter.

5. Remvloeistofreservoir.

6. Zekeringkast.
7. Accu.

8. Oliepeilstok.

9. Motorolie (bij) vullen.

Page 125 of 207

116
DIESELMOTOR
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onder-
delen en het ontluchten van het brandstofcircuit.

1. Koelvloeistofreservoir.

2. Interieurfi lter.

3. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers.
4. Handopvoerpomp.

5. Remvloeistofreservoir.

6. Zekeringkast.

7. Accu.
8. Oliepeilstok.

9. Motorolie (bij)vullen.

10. Luchtfi lter.

Page 126 of 207

117
NIVEAUS CONTROLEREN
Controleer de onderstaande niveaus
regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij
anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk.
Let bij werkzaamheden onder de motor-
kap goed op want bepaalde delen van
de motor kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden). Remvloeistofniveau
Draai om brandwonden te voorkomen
de dop eerst 2 omwentelingen los om
de druk te laten dalen. Verwijder, als de
druk eenmaal gedaald is, de dop en vul
koelvloeistof bij.
Motorolieniveau Een controle van het motoro-
lieniveau is alleen betrouwbaar
als de auto op een vlakke, hori-
zontale ondergrond staat en de
motor minstens 15 minuten niet
heeft gedraaid.
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd via de
motorolieniveaumeter op het instru-
mentenpaneel, of met de oliepeilstok. Het remvloeistofniveau dient
zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden.
Controleer indien dit niet het
geval is of de remblokken van uw auto
zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het voorgeschreven verversingsinterval.
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau dient
zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden,
maar mag beslist niet hoger
zijn.
Als de motor warm is, wordt de tem-
peratuur van de koelvloeistof geregeld
door de koelventilateur. Deze kan ook
bij afgezet contact werken.

Bij uitvoeringen voorzien van een
roetfi lter kan de motor bij afgezet
contact nog (gaan) werken, zelfs bij
koude motor.
Wacht bovendien alvorens werkzaam-
heden aan het koelsysteem uit te voe-
ren ten minste 1 uur nadat de motor
gedraaid heeft, omdat het koelsysteem
onder druk staat. Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof *
Een te laag vloeistofniveau van
de ruiten- en koplampsproeiers
wordt aangegeven door een
geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid
het reservoir bij.
* Volgens land van bestemming.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, is het gebruik van additie-
ven in de motorolie niet toegestaan.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevo-
len motorolie voor uw auto en motoruit-
voering. Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven remvloeistof die voldoet aan
de DOT4-norm.
Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te worden
ververst.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven koelvloeistof.
Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Gebruik voor een optimale reiniging en
om te voorkomen dat de vloeistof be-
vriest, geen water voor het bijvullen of
vervangen van deze vloeistof.

Page 127 of 207

!
i
118
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloei-
stoffen.
De meeste van deze vloeistoffen
zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk.
Niveau brandstofadditief (diesel
met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aange-
geven door het verklikkerlampje service
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele
display.
Afgewerkte producten
CONTROLES
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de
bladzijden in het onderhoudsboekje, die
betrekking hebben op de motoruitvoering
van uw auto, voor het laten controleren
van bepaalde onderdelen volgens het on-
derhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk. Accu De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of
de accupolen en -klemmen
schoon zijn, vooral bij warm
weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt het hoofdstuk "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over de
te nemen voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de fi lters periodiek ver-
vangen volgens de in het on-
derhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...)
en het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geeft, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden ver-
vangen (zie paragraaf "Motoren").
Een verstopt interieurfi lter kan de pres-
taties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken. Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfi lter moet
worden uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen te-
vens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het vervangings-
interval.
Als langdurig met zeer lage snel-
heid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan bij
gasgeven soms rook uit de uitlaat
waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties en
heeft geen gevolgen voor het mi-
lieu.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk.

Page 128 of 207

!
i
118
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloei-
stoffen.
De meeste van deze vloeistoffen
zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk.
Niveau brandstofadditief (diesel
met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aange-
geven door het verklikkerlampje service
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele
display.
Afgewerkte producten
CONTROLES
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de
bladzijden in het onderhoudsboekje, die
betrekking hebben op de motoruitvoering
van uw auto, voor het laten controleren
van bepaalde onderdelen volgens het on-
derhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk. Accu De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of
de accupolen en -klemmen
schoon zijn, vooral bij warm
weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt het hoofdstuk "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over de
te nemen voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de fi lters periodiek ver-
vangen volgens de in het on-
derhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...)
en het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geeft, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden ver-
vangen (zie paragraaf "Motoren").
Een verstopt interieurfi lter kan de pres-
taties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken. Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfi lter moet
worden uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen te-
vens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het vervangings-
interval.
Als langdurig met zeer lage snel-
heid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan bij
gasgeven soms rook uit de uitlaat
waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties en
heeft geen gevolgen voor het mi-
lieu.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk.

Page 129 of 207

!
119
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijk-
waardige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
organen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
PEUGEOT specifi eke producten
aan.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
reinigen van de motorruimte met
een hogedrukreiniger niet toege-
staan .
Automatische transmissie
De automatische transmissie
is onderhoudsvrij (olie verver-
sen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de controle van dit onderdeel. Staat van remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk voor informatie over
het controleren van de slijtage
van de remschijven.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onder-
houdsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.
Remblokken De slijtage van de remblokken
is sterk afhankelijk van de rij-
stijl, vooral bij stadsverkeer en
veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de
remblokken vaker, tussen twee onder-
houdscontroles door, te laten controle-
ren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages,
duidt een te laag remvloeistofniveau
erop dat de remblokken versleten zijn. Handrem
Als de handrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles door
worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.

Page 130 of 207

i
PRAKTISCHE INFORMATIE
120
REPARATIESET VOOR BANDEN
De volledige set voor de reparatie van
een band bestaat uit een compressor
en afdichtmiddel. Hiermee kunt u de
band tijdelijk repareren , zodat u de
dichtstbijzijnde garage kunt bereiken.
Toegang tot de set
Deze reparatieset is verkrijgbaar
bij het PEUGEOT-netwerk.
Met deze reparatieset kunnen de
meeste lekke banden worden ge-
repareerd, als het lek zich in het
loopvlak of de hiel van de band
bevindt. Haal scherpe voorwerpen
die in de band steken er niet uit. Gebruik van de set
Deze procedure, die uit meerdere stap-
pen bestaat, moet in zijn geheel worden
uitgevoerd.

 Zet het contact af.

 Zet de schakelaar A in de stand
"Reparatie (SEALANT)".

 Controleer of de schakelaar B in de
stand "0" staat.

 Sluit de witte slang C aan op het
ventiel van de lekke band.

 Sluit de stekker van de compres-
sor aan op de 12 V-aansluiting in de
auto.

 Plak de bijgeleverde sticker met de
snelheidslimiet op het stuurwiel om
u er aan te herinneren dat u met een
tijdelijk gerepareerd wiel rijdt.

 Start de motor en laat deze draai-
en.

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 210 next >