Peugeot 207 CC 2010 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 207

i
TOEGANG TOT DE AUTO
65
Starten van de motor

 Steek de sleutel in het contactslot.
Het systeem herkent de code van de startblokkering.

 Draai de sleutel rechtsom in de
stand 3 (Starten) .

 Laat zodra de motor draait de sleu-
tel los.
Afzetten van de motor

 Zet de auto stil.

 Draai de sleutel linksom in de stand

1 (Stop) .

 Verwijder de sleutel uit het contact-
slot. Storing afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten
van de accukabels, het vervangen van
de batterij van de afstandsbediening
of een storing in de afstandsbediening
kan de auto niet meer met de afstands-
bediening ontgrendeld, vergrendeld en
gelokaliseerd worden.

 Ontgrendel of vergrendel de auto
eerst met de sleutel in het slot.

 Synchroniseer vervolgens de af-
standsbediening.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT-netwerk als de storing niet
is verholpen. Batterij vervangen
Batterij ref.: CR1620 / 3 V.
Synchroniseren

 Zet het contact af.

 Zet de sleutel in de stand 2 (Contact) .

 Druk zo snel mogelijk gedurende
enkele seconden op de vergrendel-
knop (gesloten hangslot) van de af-
standsbediening.

 Zet het contact af en verwijder de
sleutel uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
 Wip het huis met een muntstuk bij
het oog los.

 Verwijder de lege batterij.

 Schuif de nieuwe batterij in de juiste
richting op zijn plaats.

 Klik het huis vast.

 Synchroniseer de afstandsbediening.
Deze batterij is in het PEUGEOT-net-
werk verkrijgbaar.
Als de batterij van de afstands-
bediening leeg is, wordt u ge-
waarschuwd door dit verklikker-
lampje, een geluidssignaal en
een melding op het multifuncti-
onele display.
Waarschuwingssignaal sleutel
Als het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de sleutel nog in
het contact steekt, klinkt er een
geluidssignaal.

Page 72 of 207

!
i
TOEGANG TOT DE AUTO
67
ALARM
Dit systeem beveiligt uw auto tegen in-
braak en diefstal. Het systeem bestaat
uit een omtrek- en een interieurbevei-
liging en is voorzien van een anti-in-
braakfunctie. Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Breng geen wijzigingen aan het
alarmsysteem aan, dit kan leiden
tot storingen. De interieurbeveiliging wordt uit-
sluitend uitgeschakeld als deze
procedure wordt uitgevoerd na het
afzetten van het contact.
Wanneer het dak is weggeklapt
(cabriolet), wordt de interieurbevei-
liging automatisch uitgeschakeld.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
Inschakelen

 Zet het contact af en verlaat de
auto.

 Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de vergren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt ingeschakeld; het ver-
klikkerlampje van de knop A zal één
keer per seconde knipperen.
De omtrekbeveiliging wordt 5 seconden
na het indrukken van de vergrendel-
knop van de afstandsbediening inge-
schakeld.
De interieurbeveiliging wordt 45 secon-
den na het indrukken van de vergren-
delknop van de afstandsbediening in-
geschakeld.
Als een portier of het kofferdeksel niet
goed is gesloten, wordt de auto niet
vergrendeld maar zal de omtrekbeveili-
ging, evenals de interieurbeveiliging na
45 seconden worden ingeschakeld.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carros-
seriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand probeert
in te breken door een portier, de achter-
klep of de motorkap te forceren.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er be-
wegingen in het interieur worden waar-
genomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen of als iets of iemand in de
auto beweegt.
Schakel de interieurbeveiliging uit als
u tijdens uw afwezigheid een ruit een
stukje open wilt laten of als er een huis-
dier in de auto achterblijft.
Anti-inbraakfunctie
Dit systeem treedt in werking als ie-
mand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de kabels van de sirene, de bedienings-
eenheid of de accu door te knippen. Uitschakelen

 Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt uitgeschakeld; het ver-
klikkerlampje van de knop A gaat uit.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging

 Zet het contact af.

 Druk binnen 10 seconden op de
knop A tot het verklikkerlampje blijft
branden.

 Verlaat de auto.

 Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling snel in met de
vergrendelknop van de afstandsbe-
diening.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt inge-
schakeld; het verklikkerlampje van de
knop A zal één keer per seconde knip-
peren.

Page 73 of 207

!
TOEGANG TOT DE AUTO
68
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwij-
zers ongeveer dertig seconden.
Nadat het alarm is gestopt, zijn de om-
trek- en interieurbeveiliging weer actief. Als het alarm 10 keer achter elkaar
is afgegaan, wordt het bij de elfde
keer uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop A snel
knippert, betekent dit dat het alarm
tijdens uw afwezigheid is afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Om te voorkomen dat tijdens het
wassen van uw auto het alarm af-
gaat, is het raadzaam de auto in
dat geval met de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier af te
sluiten. Storing afstandsbediening

 Ontgrendel de auto met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier.

 Open het portier; het alarm gaat af.

 Zet het contact aan; het alarm
stopt.
* Volgens land van bestemming.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop
A gedu-
rende 10 seconden blijft branden, duidt
dit op een storing in de verbinding met
de sirene.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen

 Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier. Automatisch inschakelen *
Afhankelijk van de wetgeving in uw land
kan één van de volgende gevallen zich
voordoen:
- het alarm wordt 45 seconden na-
dat de auto met behulp van de af-
standsbediening is vergrendeld
geactiveerd, ongeacht de toestand
van de portieren en de achterklep.
- het alarm wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterklep is ge-
sloten, geactiveerd.

 Om het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de ach-
terklep te voorkomen, moet eerst op
de ontgrendelknop van de afstands-
bediening worden gedrukt.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging

 Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.

 Vergrendel de auto weer met de af-
standsbediening.
Het alarm wordt weer ingeschakeld met
twee beveiligingsniveaus; het verklik-
kerlampje van de knop A zal één keer
per seconde knipperen.

Page 74 of 207

!
i
TOEGANG TOT DE AUTO
69
RUITBEDIENING
U kunt de ruiten handmatig of automa-
tisch openen en sluiten. De ruiten zijn
voorzien van een bedieningssysteem
voor de vier ruiten bij alle uitvoeringen.

1. Schakelaar ruitbediening bestuur-
derszijde.

2. Schakelaar ruitbediening passa-
gierszijde.
Met de schakelaar aan de desbetref-
fende zijde wordt zowel de voorste ruit
als de achterste zijruit bediend. Elektrisch bedienbare ruiten
met eentrapsbediening
U hebt twee mogelijkheden:
Het sluiten van de ruiten geschiedt
alleen handmatig en heeft geen
beveiliging tegen beknellen (uitge-
zonderd bestuurderszijde).
Uit veiligheidsoverwegingen wor-
den de ruiten in stappen gesloten;
let echter altijd goed op.
Nadat het contact is afgezet, wer-
ken de schakelaars van de ruit-
bediening nog 45 seconden, of
totdat een van de portieren wordt
geopend.

 Druk op of trek aan de
schakelaar 1 . De ruit stopt
zodra u de schakelaar los-
laat.
De achterste zijruit opent alleen als de
voorste ruit volledig geopend is.
Elektrisch bedienbare ruiten
- handbediende stand

 Duw of trek de schakelaar 1 tot het
zware punt. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
De achterste zijruit opent alleen als de
voorste ruit volledig geopend is.
- automatische stand

 Duw de schakelaar 1 tot voorbij het
zware punt. De ruit opent of sluit
volledig nadat u de schakelaar hebt
losgelaten.

 Druk opnieuw op de schakelaar om
het openen of sluiten te stoppen.

 Als u de schakelaar ingedrukt houdt,
wordt de achterste zijruit geopend of
gesloten.

Page 75 of 207

!
i
i
TOEGANG TOT DE AUTO
70
Bediening van de vier ruiten
Met deze bediening kunnen alle ruiten
worden geopend of gesloten. Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest
of na een storing moet de ruitbediening
worden gereset:

 laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit vol-
ledig is gesloten,

 houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1 seconde vast,

 druk op de schakelaar om de ruit
automatisch te openen,

 druk als de ruit volledig is geopend
nogmaals op de schakelaar en houd
deze nog ongeveer 1 seconde vast. Neem bij het verlaten van de auto,
zelfs voor een korte periode, altijd
de sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van
de ruit iets tussen de ruit en de
sponning bekneld raakt, moet de
ruit weer worden geopend. Druk
daarvoor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit
aan passagierszijde bedient, moet
deze ervan verzekerd zijn dat niets
het correcte sluiten van de ruit ver-
hindert.
De bestuurder moet ervan verze-
kerd zijn dat de passagiers op de
juiste manier gebruik maken van
de elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tij-
dens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.

 Druk op schakelaar 3 en laat deze
weer los. De ruiten openen volledig.

 Door opnieuw op de schakelaar te
drukken, stoppen de ruiten.
of

 Trek aan schakelaar 3 en houd deze
vast. De ruiten sluiten volledig.

 Als u de schakelaar loslaat voordat
de ruiten volledig gesloten zijn, stop-
pen ze.
Het inschakelen van deze bediening
geschiedt onder volledige verant-
woordelijkheid van de bestuurder. Met deze procedure wordt de wer-
king van de ruitbediening en de au-
tomatische functie bij het openen
van de portieren ruiten gereset.

Page 76 of 207

!i
i
!
TOEGANG TOT DE AUTO
71
PORTIEREN

 Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
De ruit opent automatisch enkele millimeters wanneer het portier ge-
opend wordt. Van binnenuit

 Trek aan de portiergreep om het
portier te openen; hiermee worden
alleen de portieren ontgrendeld.
De ruit opent automatisch enkele millimeters wanneer het portier ge-
opend wordt.
De portieren kunnen niet met de
portiergrepen worden geopend op
het moment dat de supervergren-
deling is ingeschakeld. Sluiten
De ruit gaat na enkele seconden au-
tomatisch weer omhoog en zorgt voor
een perfecte afdichting bij een gesloten
portier.
Als een portier niet goed is gesloten:
- bij draaiende motor gaat
het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het multifunc-
tionele display gedurende
enkele seconden,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display ge-
durende enkele seconden.
Als u het portier langer dan een mi-
nuut geopend houdt, gaat de ruit
weer omhoog.
Trek nogmaals aan de handgreep
om het systeem weer te activeren. Het kofferdeksel wordt niet gelijk-
tijdig met de portieren ontgrendeld
(zie § "Bagageruimte").
Voorkom bij het wassen van de
auto dat de bovenzijde van de rui-
ten wordt besproeid.
Openen
Van buitenaf

Page 77 of 207

i
i
TOEGANG TOT DE AUTO
72
Als de auto van buitenaf is ver-
grendeld of de supervergrendeling
is ingeschakeld, knippert het rode
lampje en is de knop A inactief.

 Gebruik in dat geval de af-
standsbediening of de sleutel
om de auto te ontgrendelen.
Handmatige centrale vergrendeling
Deze functie biedt de mogelijkheid de
portieren en het kofferdeksel van bin-
nenuit handmatig en volledig te ver-
grendelen of te ontgrendelen.
Vergrendelen

 Druk op de knop A om de auto te
vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat bran-
den.
Als één van de portieren is ge-
opend, werkt de centrale vergren-
deling van binnenuit niet. Ontgrendelen

 Druk, met de sleutel in het contact-
slot, nogmaals op de knop A om de
auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit.

Page 78 of 207

!
TOEGANG TOT DE AUTO
73
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
en ontgrendelen in het geval van een
storing in de centrale vergrendeling.

 Steek de sleutel in het slotplaat in
de zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling .
Vergrendelen van het bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van het passagiersportier
Ontgrendelen van het
passagiersportier

 Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.
De automatische centrale vergren-
deling werkt niet als een van de
portieren is geopend.
Als de achterklep is geopend, is de
automatische centrale vergrende-
ling van de portieren actief.
Automatische centrale
vergrendeling
Deze functie zorgt ervoor dat de portie-
ren en de achterklep tijdens het rijden
automatisch en volledig worden ver-
grendeld.
U kunt de functie desgewenst inschake-
len of uitschakelen.
Inschakelen

 Druk langer dan 2 seconden op de
knop A .
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging.
Ontgrendelen

 Druk als sneller wordt gereden dan
10 km/h op de knop A om de portie-
ren en de achterklep tijdelijk te ont-
grendelen.
Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
worden de portieren en de achterklep au-
tomatisch vergrendeld.
Uitschakelen

 Druk nogmaals langer dan 2 secon-
den op de knop A .
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging.

Page 79 of 207

i
i
TOEGANG TOT DE AUTO
74
ACHTERKLEP
Openen

 Ontgrendel het kofferdeksel of de
auto met de afstandsbediening of
de sleutel, trek aan de handgreep
en trek het kofferdeksel omhoog.
Ontgrendelen en op een kier
zetten van het kofferdeksel

 Druk langer dan twee se-
conden op de ontgrende-
lingsknop van de afstands-
bediening. Het kofferdeksel
wordt op een kier gezet.
In het geval van een lege accu is
het kofferdeksel vergrendeld. Raad-
pleeg het PEUGEOT-netwerk.
Antidiefstalbeveiliging van de bagageruimte
De bagageruimte is zo ontworpen dat
deze optimaal tegen diefstal is bevei-
ligd, ook als het dak is weggeklapt.
Daarom kan als de auto is vergrendeld
en het dak is weggeklapt het kofferdek-
sel niet worden ontgrendeld:
- door de portiergreep in het interieur te bedienen zonder dat de sleutel
zich in het contactslot bevindt,
-
door op de schakelaar A van de centrale
vergrendeling te drukken zonder dat de
sleutel zich in het contactslot bevindt.
- bij draaiende motor gaat
het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het multifunc-
tionele display gedurende
enkele seconden,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display ge-
durende enkele seconden.
Sluiten

 Trek het kofferdeksel omlaag aan
de handgreep aan de binnenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten: Automatische vergrendeling
van het kofferdeksel
Als het dak is weggeklapt, de auto
is vergrendeld en u het kofferdeksel
ontgrendelt door op de ontgrende-
lingsknop van het kofferdeksel op
de afstandsbediening te drukken,
wordt het kofferdeksel automatisch
weer vergrendeld zodra u het sluit.
Als u in dit geval de sleutel per on-
geluk in de bagageruimte hebt la-
ten liggen, druk dan onmiddellijk
op de schakelaar
A van de centrale
vergrendeling om het kofferdeksel
weer te ontgrendelen en de sleutel
uit de bagageruimte te halen.

Page 80 of 207

i
TOEGANG TOT DE AUTO
Zolang de brandstoftankdop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet uit
de dop worden verwijderd. BRANDSTOFTANK

Inhoud van de brandstoftank: on-
geveer 50 liter (Benzine) of 48 liter
(Diesel).
Bij het openen van de brandstoftankdop
kan een aanzuiggeluid van lucht hoor-
baar zijn. Dit is normaal en komt door-
dat de afdichting van het brandstofcir-
cuit een onderdruk veroorzaakt.
Veilig tanken:

 zet altijd de motor af,

 open de brandstoftankklep,

 steek de sleutel in de dop en draai
de sleutel linksom,
Na het tanken:

 breng de dop aan,

 draai de sleutel naar rechts en ver-
wijder deze vervolgens uit de dop,

 sluit de brandstoftankklep.

 verwijder de dop en bevestig deze
aan de haak aan de binnenzijde van
de klep,

 u kunt de auto aftanken, maar laat
het vulpistool nooit meer dan
3 keer afslaan . Indien dit wel ge-
beurt, kunnen er storingen optre-
den.
Waarschuwing brandstofniveau
Als dit controlelampje gaat
branden, is het minimale niveau
in de brandstoftank bereikt. Op
het moment dat het lampje gaat
branden, bevindt zich nog on-
geveer 5 liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voor-
komen dat u met een lege tank strandt.
Raadpleeg indien u strandt met een
lege tank (Diesel) het hoofdstuk
"Controles-Niveaus".
Tanken
Op een label aan de binnenzijde van de
tankklep staat de voorgeschreven soort
brandstof voor uw auto aangegeven.
Voor een juiste weergave van de brand-
stofmeter is het raadzaam minimaal
5 liter brandstof te tanken.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 210 next >