Peugeot 208 2013 Handleiding (in Dutch)

Page 91 of 332

89
4
Rijden

Stilzetten van de auto

Houd bij het starten van de motor altijdhet rempedaal ingetrapt.
Trek de handrem stevig aan om de autovolledig te blokkeren. Voordat u de motor a
fzet, kunt u:


-
de selectiehendel in de stand N
bewegen
om de neutraalstand te selecteren,

- een versnellin
g ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de handrem aan
om de auto volledig stil te zetten.
Selecteer wanneer u de auto met draaiende motor stilzet altijd deneutraalstand N. Controleer voordat u werkzaamhedenonder de motorkap uitvoer t altijd of deselectiehendel in de neutraalstand Nstaat en de handrem is aangetrokken.

Storing
Als dit verklikkerlampje en AUTO
bij
het aanzetten van het contact gaan
knipperen, in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op het displayvan het instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.

Page 92 of 332

90
Rijden
Bij de automatische versnellingsbak met vier
versnellingen kunt u kiezen uit automatisch schakelen, aangevuld met de programma's
Spor t en Sneeuw, en handmatig schakelen.
Deze versnellingsbak heeft dus vier gebruiksmogelijkheden: -automatisch schakelen:
het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd door de
versnellingsbak, -programma Sport:dit schakelprogrammamaakt een meer dynamische rijstijl mogelijk, -programma Sneeuw: ditschakelprogramma vereenvoudigt het rijden
op een ondergrond met weinig grip,-handmatig schakelen:deze stand maakt het zelf schakelen met de selectiehendelmogelijk.















Automatische versnellingsbak
1.
Selectiehendel. 2.
Toets "S"(sport)
.
3.Toets "7"(sneeuw) .


SchakelpatroonSelectiehendel
P.Parkeerstand.
- Stilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken handrem.
- Starten van de motor.
R
. Achteruitversnelling.
- Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.N.Neutraalstand.
- Stilzetten van de auto, met aangetrokkenhandrem.
- Starten van de motor.D.
Automatische werking. M + / -. Zelf schakelen tussen de vier
versnellingen.)Beweeg de selectiehendel kort naar voren
om één versnellin
g op te schakelen.of )Beweeg de selectiehendel kor t naar achteren
om één versnelling terug te schakelen.



Weergave op het instrumentenpaneel

Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt, verschijnt het
desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel. P. Parking (parkeerstand) R.Reverse (achteruitversnelling)N.
Neutral (neutraalstand)D.Drive (automatisch schakelen) S.
Programma Sport7. Programma Sneeuw1 2 3 4
. Ingeschakelde versnelling bij
handmatig schakelen -. Ongeldige waarde bij handmatig schakelen


Intrappen van het rempedaal
)
Als dit pictogram op hetinstrumentenpaneel verschijnt,
trap dan het rempedaal in (bijv.: starten van de motor).

Page 93 of 332

91
4
Rijden
)Trek dehandrem aan. )Selecteer de stand P of N.)Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal incombinatie met een waarschuwingsmelding.

Wegrijden

Als de motor stationair draait, hetrempedaal is losgelaten en de stand R , D
of Mis geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in beweging als het gaspedaalniet is ingetrapt. Laat bij draaiende motor daarom geenkinderen alleen in de auto achter. Trek de handrem aan enselecteer de stand P
indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.

Als tijdens het rijden per ongeluk de stand Nwordt geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de selectiehendel in destand Den trap het gaspedaal weer in.
Zet de selectiehendel nooit in de stand Nals de auto rijdt.Zet de selectiehendel nooit in de stand Pof R
als de auto niet volledig stilstaat. R
Automatisch
schakelpro
gramma
) Selecteer de stand Dom automatisch
te laten schakelen tussen de vier
versnellingen. De versnellingsbak werkt dan in de auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg
en de belading van de auto. Voor een maximale acceleratie zonder destand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig wordeningetrapt (kickdown). De versnellingsbak
schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.Bij het remmen schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af teremmen. Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnellingals u het gaspedaal plotseling loslaat.

Programma's Sport en Sneeuw


Programma Sport "S"
)Druk op de toets "S"
als de motor is gestart.
Het schakelpro
gramma maakt dan automatischeen dynamische rijstijl mogelijk.

Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding S.

Programma Sneeuw "7"
)
Druk op de toets " 7
" als de motor is gestar t.
De versnellingsbak past zich aan voor het
rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt er voor dat ugemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weini
g grip.
Op het instrumentenpaneel verschi
jnt de aanduiding 7.


Te r ugkeren naar het
automatische programma
)Om terug te keren naar het automatische
programma kunt u het programma Sport of Sneeuw op elk gewenst moment uitschakelen door opnieuw op de desbetreffende toets te drukken.


Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
) Trap bij draaiende motor het
rempedaal in.)Zet de handrem los.)Selecteer de stand R , Dof M.)
Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.

Page 94 of 332

92
Rijden
Handmatig schakelen
)Selecteer de stand M om sequentieel
te
sc
hakelen tussen de vier versnellingen. )Duw de selectiehendel naar het symbool +om één versnelling op te schakelen. )Trek de selectiehendel naar het symbool -om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnellingkan alleen als de snelheid van de auto enhet toerental van de motor dit toestaan,anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.

Op het instrumentenpaneel verdwijnt
de aanduiding Den verschijnen
achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.

Onjuiste waarde bij handmatigebediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).


Parkeren van de auto

Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P
of N
bewegen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten.


Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden incombinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
In dit geval werkt de versnellingsbak met eennoodprogramma en blijft de 3e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schokvoelen bij het selecteren van Rvanuit de stand P, of PRvanuit de stand N . Dit beschadigtde versnellingsbak niet.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en ver volgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in deautomatische stand) naar de stand M
(rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
versnellingsbak automatisch de stand M1.De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden ingeschakeld in de handbediende stand.

De automatische versnellingsbak kanbeschadigd raken:


- als u gelijktijdig het gas- en hetrempedaal intrapt,

- als u, wanneer de accu geen stroom lever t, de selectiehendelgeforceerd in de stand P
of eenandere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof te besparen, de selectiehendel in de standN
zetten en de handrem aantrekken.


Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, verschijnt bij hetopenen van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een waarschuwingsmelding op het display.)Zet de selectiehendel in de stand P
;
de melding verdwijnt.

Page 95 of 332

93
4
Rijden











Stop & Start-systeem
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestar t(STA R T- s t a n d) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeur t direct, snel en stil.
Het Stop & Star t-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen eneen aangename rust in het interieur tijdens het wachten.


Werking


Overgang naar de STOP-stand
Het controlelampje "ECO"op het instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de STOP-stand gezet:


- als u,
bij een handgeschakelde
versnellingsbak,bij een snelheid lager
dan 20 km/h de versnellingshendel in
de neutraalstand zet en vervolgens het
koppelingspedaal loslaat.

- a
ls u, bij een2Tronicversnellingsbakbij een snelheid lager dan 8 km/h het
rempedaal intrapt of de selectiehendel inde stand N
zet.


Tank nooit als de motor door het Stop &Start-systeem in de STOP-stand is gezet. Zet in dat geval altijd hetcontact af en neem de sleutel uit het contactslot.
Het systeem werkt de eerste10 seconden na het inschakelen van deachteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in deSTOP-stand wordt gezet, blijven alle andere componenten zoals de remmenen de stuurbekrachtiging normaalfunctioneren.


Bijzonderheden: STOP-stand nietbeschikbaar

De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:


- het bestuurderportier geopend is,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,

-
de auto sinds de laatste start met de sleutelniet sneller dan 10 km/h heeft gereden,

- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,

- de voorruitontwaseming is ingeschakeld,

- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motor temperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
E
en teller telt de duur van de momenten dat de motor afgezet is, op. Elke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0 gezet.
Het controlelampje "ECO"knippert
een paar seconden en gaat
ver vo
lgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.

Page 96 of 332

94
Rijden
Het controlelampje "ECO"
gaat uit ende motor wordt automatisch gestart:
-
bij een handgeschakelde
versnellingsbak , als u hetkoppelingspedaal intrapt, -
bij een2Tr o n i c
versnellingsbak :

met de selectiehendel in de stand A
of M
, wanneer u het rempedaal loslaat,

met de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de selectiehendel in de stand A
of Mzet,

of wanneer u de achteruitversnellinginschakelt.

Uit veili
gheids- of comfor tover wegingen kan deSTART-stand automatisch worden geactiveerdals:


Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand


- het bestuurderportier wordt geopend,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,

- de snelheid van de auto hoger is dan
11 k m / h (2Tronic versnellingsbak),

- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).


Als het systeem in de STOP-standwordt uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer gestart.
U kunt deze functie op elk willekeuri
g moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"inte drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaatbranden en er verschijnt een melding op het
display.

Uitschakelen
Het controlelampje "ECO"
knipperteen paar seconden en gaat
ver volgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.

Page 97 of 332

95
4
Rijden
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contactopnieuw aanzet.



Inschakelen

Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF"
.
Het s
ysteem is dan weer ingeschakeld; hetcontrolelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat hetcontrolelampje in de schakelaar "ECO OFF"knipperen en ver volgens constant branden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT- netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de
STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet
meer wil aanslaan of direct afslaat. Allecontrolelampjes op het instrumentenpaneelgaan branden. Zet in dat geval het contact af en
start de auto dan met behulp van de sleutel.
Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wiltuitvoeren.

Dit s
ysteem heeft specifieke kenmerkenen maakt gebruik van een speciale accu(raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde
werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
PEUGEOT voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.



Onderhoud

Het Stop & Start-systeem maaktgebruik van geavanceerde technologie.Laat eventuele werkzaamhedenaan dit type accu uitvoeren door het PEUGEOT- netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.

Page 98 of 332

96
Rijden





Hill Holder
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden opeen helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat terwijl u hetrempedaal intrapt,
- als de hellingshoek aan bepaalde
voor waarden voldoet,
- als het bestuurderspor tier is
gesloten.
De Hill Holder kan niet worden uitgeschakeld.
Als de auto ber
gopwaarts stilstaat, wordtdeze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat:

- in de eerste versnelling of in de
neutraalstand bij een handgeschakelde
versnellingsbak * ,

- in de stand Aof M
bij een elektronischgestuurde versnellingsbak,

- in de stand Dof M
bij een automatische
transmissie.

Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en deachteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat.

Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de Hill Holder gebruikt. Als u de auto moet verlaten ter wijl de motor draait, trek dan de parkeerrem met de hand aan. Controleer of het verklikkerlampje van de parkeerrem op het instrumentenpaneel constantbrandt.


Storing
Bij een storing in het systeem gaan deze
verklikkerlampjes branden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.

*
Volgens uitvoering.

Page 99 of 332

97
4
Rijden




Snelheidsbegrenzer
auto de door de bestuurder ingesteldemaximumsnelheid overschrijdt.

Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaalgeen effect.

Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.
H
et uitschakelenvan de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel.

Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt desnelheidsbegrenzer weer geactiveerd.

Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijnaandacht op het verkeer blijven vestigenen zijn verantwoordelijkheid nemen.
1 .
Selecteren van de snelheidsbegrenzer
2.
In-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzer.
Stuurkolomschakelaars

De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van hetinstrumentenpaneel.
5.Snelheidsbegrenzer in-/uitgeschakeld.
6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd
7.Ingestelde snelheid 8. Opgeslagen snelheid geselecteerd.


Weergave op het display

De ingestelde maximumsnelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in hetgeheugen.
3. Verhogen van de ingestelde snelheid.
4.
Verlagen van de ingesteldesnelheid.

Page 100 of 332

98
Rijden
) Draai de knop 1
in de stand "LIMIT":de snelheidsbegrenzer is geselecteerd,
maar nog niet ingeschakeld (PAUSE).
Er kan een snelheid worden ingesteldzonder de begrenzer in te schakelen.
Programmeren


Bij een steile afdaling of bij het krachtigintrappen van het gaspedaal kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordtoverschreden. Om te voorkomen dat de pedalenblijven hangen:


- controleer of de mat goed op zijnplaats ligt,

- leg nooit meerdere matten op elkaar.




Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer


Storing
)Stel de snelheid in door op de toets 2
of 3
te drukken.U kunt de ingestelde snelheid ver volgens wijzigen met de toetsen 2
en 3:
- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- 5 km = lang indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.

Overschrijden van de ingestelde snelheid
)Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4.
)Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4.
)Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUS E).
In het
geval van een storing in desnelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheidgewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
)Draai de knop 1
in de stand "0"
: de selectie van de snelheidsbegrenzer wordt
ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.

Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd. Als het gaspedaal met krachtwordt ingetrapt, tot voorbijhet zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de
ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gaspedaal wordt losgelaten.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 340 next >