Peugeot 208 2013 Handleiding (in Dutch)

Page 121 of 332

119
5
Zicht








Ruitenwisserschakelaar


Instellen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende automatische functies van de ruitenwissers mogelijk:


- automatische werking van de ruitenwissers
vóór,

- automatisch inschakelen van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.

Handmatige functies
De bestuurder schakelt de ruitenwissers handmatig in. De ruitenwissers voor en achter zor
gen
voor een optimaal zicht voor de bestuurder,
on
geacht de weersomstandigheden.

Ruitenwissers vóór

Wissnelheid:
Uitvoering zonder automatisch
wissen

Uitvoering met automatische ruitenwissers

hoge snelheid (hevige neerslag),
normale snelheid
(matige regenval),
interval
(wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid),
uit
,
één keer wissen (duw de hendel even
omlaag),
automatisch
(omlaag duwen en loslaten),
één keer (de hendel even
naar u toe trekken).

Page 122 of 332

120
Zicht
Ruitenwisser achter
Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwvalof strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep. Dit kan worden uitgevoerd via het configuratiemenu van de auto.
Rin
g voor de selectie van de ruitenwisser achter:
u
it,
interval,
wissen en sproeien
(gedurende enige
tijd).

Achteruitversnelling

Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter in
geschakeld.

Instellen
Ruitensproeiers voor
Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers
treden in werking en na enige tijd worden ook de ruitenwissers ingeschakeld.

D
eze functie kan wordengeactiveerd of gedeactiveerd via hetconfiguratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard geactiveerd.

Page 123 of 332

121
5
Zicht
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen

Duw de hendel één keer omlaag.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een melding.Duw de hendel no
g een keer omlaagof zet de hendel in een andere stand (Int., 1 of 2).
Uitschakelen

Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet ude automatische werking van deruitenwissers opnieuw activeren door de hendel één keer omlaag te duwen. Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneelgaat uit en er verschijnt een melding.

Page 124 of 332

122
Zicht
Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor inhet midden van de voorruit achter debinnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelenvan de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de
ru
itenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwisserslos te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
ver vangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
Om een goede werking van de flat-blade ruitenwissers te behouden, adviserenwij u:


- voorzichtig met de ruitenwissers om te gaan,

- de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop,

- de ruitenwissers niet te gebruikenom een stuk karton tegen de voorruitte houden,

- de ruitenwissers te ver vangen zodraze tekenen van slijtage ver tonen.

)
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordtbediend, worden de ruitenwissers in de
ver ticale stand gezet. ) Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden
weer in de ruststand te zetten.

Page 125 of 332

123
5
Zicht











Plafonnier
In deze stand gaat deinterieurverlichting geleidelijkbranden:


Zorg ervoor dat er geen voor werpen incontact zijn met de plafonnier.
- als de auto wordt ont
grendeld,
- als de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,
- als een por tier wordt geopend,
- als op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om deauto te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
- als de auto wordt vergrendeld,
- als het contact wordt aangezet,
- 30 seconden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan.
)
Druk bij aangezet contactop de desbetreffende schakelaar.
1.Plafonnier vóór2. Kaartleeslampjes
In de stand "interieurverlichting permanent ingeschakeld", blijft de interieur verlichtingafhankelijk van de omstandigheden
gedurende een bepaalde tijd branden:

-
bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,

- in de eco-mode: ongeveer 30 seconden,

- bij draaiende motor: onbeperkt.



Kaartleeslampjes vóór

Page 126 of 332

124
Zicht








Sfeerverlichting interieur De gedempte interieur verlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Inschakelen
Als het buiten donker is, gaan de leds
van de sfeerverlichting (plafonnier,
instrumentenpaneel, voetenruimte,
panoramadak) automatisch branden als deparkeerlichten worden ingeschakeld.


Uitschakelen

De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.


Instellen

De verlichting van de middenconsole en het panoramadak kan via het audiosysteem
worden ingesteld.

Page 127 of 332

125
6
Veiligheid












Richtingaanwijzers
)Links: duw de hendel helemaal omlaag.)Rechts: duw de hendel helemaal omhoog.

Functie "snelweg"

Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het zware punt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
ver volgens drie keer.


Wanneer de richtingaanwijzers nameer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, wordt bij een snelheid van meer dan 60 km/h automatisch het knippergeluid versterkt.








Alarmknipperlichten Gebruik de alarmknipperlichten om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech,
slepen of een ongeval.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.) U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
) Druk deze knop in: de richtingaanwijzersknipperen tegelijker tijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.

Page 128 of 332

126
Veiligheid





Claxon
)Druk op het middelste gedeelte van het stuur met bedieningstoetsen.
Systeem om uw medeweggebruikers met een
geluidssignaal te waarschuwen voor directgevaar.
Beperk het gebruik van de claxon tot de volgende gevallen:


- direct gevaar,

- inhalen van een fietser of voetganger,

- naderen van een onoverzichtelijke situatie.









Urgence-oproep of
Assistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende PEUGEOT-helpdesk.
Raadplee
g de rubriek "Audio en telematica"
voor meer informatie over het gebruik van deze
voorzienin
g.

Page 129 of 332

127
6
Veiligheid
Elektronisch stabiliteitsprogramma dat de
volgende systemen omvat:


- het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (EBD),

- noodremassistentie (AFU),

- de antislipregeling (ASR),

- de dynamische stabiliteitscontrole (CDS).





























Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en voor een betere controle in bochten,
vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (AFU)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat
de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als hetrempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmenwordt vergroot.

Antislipregeling (ASR)

De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aan
gedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.

Dynamische stabiliteitscontrole (CDS)

De CDS houdt de vier wielen in de gaten en
grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.

Page 130 of 332

128
Veiligheid
Werking
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstopkrachtig en volledig in en laat hetniet los.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en velgen) voor dat wielenworden gemonteerd die voor uw autozijn gehomologeerd. De normale werking van hetantiblokkeersysteem kan merkbaar zijndoor het trillen van het rempedaal. Als dit lamp
je gaat branden incombinatie met een geluidssignaalen een melding op het display,
duidt dit op een storing in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.

Als dit lamp
je gaat branden incombinatie met het lampje STOP,Peen geluidssignaal en een meldingop het display, duidt dit op eenstoring in de elektronische remdrukregelaar
waardoor u tijdens het remmen de controleover uw auto zou kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk.Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 340 next >