ESP Peugeot 208 2020 Handleiding (in Dutch)

Page 157 of 260

155
Praktische informatie
7Snelladen

► Afhankelijk van de uitvoering verwijdert u de beschermkap van de basis.
► Sluit de laadkabel aan op de aansluiting van de auto en volg daarbij de instructies voor het
gebruik van de openbare snellader.
Het laden is gestart als het lampje voor het laden
in de klep groen knippert.
Als dit niet het geval is, is het laden niet
begonnen. Voer de procedure opnieuw uit en
controleer of de stekker correct is aangesloten.
Het rode lampje in de klep gaat branden om aan
te geven dat de laadstekker is vergrendeld.
Loskoppelen

Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
► Als de auto is ontgrendeld, moet u deze vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
► Als de auto is vergrendeld, moet u deze ontgrendelen.
Het rode lampje in de klep gaat uit om aan te
geven dat de laadstekker is ontgrendeld.
► Verwijder de laadstekker binnen 30
seconden.
Laden via een normaal stopcontact




Wanneer het laden is voltooid, gaat het groene
lampje CHARGE op de regeleenheid permanent
branden.
► Plaats de beschermkap terug op de laadstekker en sluit de laadklep.
► Haal de laadkabel aan de zijde van de regeleenheid uit het stopcontact.
Versneld laden
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de laadregeleenheid en door het permanent
branden van het groene lampje in de klep.
► Hang de laadstekker aan de wallbox en sluit de laadklep.
Snelladen
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de lader en door het permanent branden
van het groene lampje in de klep.
► Hang de laadstekker aan het laadpunt.► Afhankelijk van de uitvoering moet u de beschermkap terug op de basis plaatsen en de
laadklep sluiten.
Trekhaak
Verdeling van de lading► Verdeel het gewicht in de aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarom
voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.

Page 162 of 260

160
Praktische informatie
Maat van de af fabriek
gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
205/45 R17 Niet geschikt voor
sneeuwkettingen
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg stil op een vlakke ondergrond.
► Trek de parkeerrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.► Rijd voorzichtig weg en rij even met een snelheid van maximaal 50 km/h.► Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge
ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te voorkomen.
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, controleer dan of de ketting en de
bevestigingen de velg niet raken.
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur
van bepaalde functies bij afgezet contact om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Na het afzetten van de motor kunt u een aantal
functies, zoals het audio- en telematicasysteem,
de ruitenwissers, het dimlicht en de
interieurverlichting, nog ongeveer 40 minuten
gebruiken.
Activering van de modus
Er wordt een melding weergegeven als de eco-
mode wordt geactiveerd: de actieve functies
worden in stand-by gezet.
Als u op dat moment aan het telefoneren bent, kunt u het gesprek nog ongeveer
10 minuten via het handsfree systeem van
het audiosysteem voortzetten.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start
dan de motor en laat deze draaien:
– Minder dan 10 minuten om de functies ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken.– Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk of continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde
functies van de auto afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals
de airconditioning en achterruitverwarming,
tijdelijk worden uitgeschakeld in verband met de
laadtoestand van de accu.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu
dit toelaat.
Motorkap
Stop & Start
Schakel het contact altijd uit als
u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te voorkomen.
Door de plaats van de hendel kan de motorkap niet worden geopend zolang
het linker voorportier is gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak en
de motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik het beschermde gedeelte.
Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet
tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Koelen van de motor als deze wordt
afgezet
De koelventilator van de motor kan starten
nadat de motor is afgezet.
Wees voorzichtig met voorwerpen
of kleding die in de propeller van de
ventilator kunnen komen!

Page 166 of 260

164
Praktische informatie
Als het niveau zich dicht bij of onder het
merkteken "MIN" bevindt, moet u koelvloeistof
bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht
daarom na het afzetten van de motor ten minste
één uur voordat werkzaamheden aan het
koelsysteem worden uitgevoerd.
Neem, om brandwonden te voorkomen wanneer
u met spoed moet bijvullen, een doek en draai
de dop twee omwentelingen los om de druk te
laten dalen.
Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop en vul koelvloeistof bij.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden gebruikt
om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de meters en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met name over het bijvullen van AdBlue.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat
betrekking heeft op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van bepaalde
onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen goed
vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de
desbetreffende rubriek voor meer informatie
en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12 V-loodaccu.Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof,
veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof,
veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Wanneer het roetfilter verzadigd
raakt, gaat dit
waarschuwingslampje tijdelijk branden, in
combinatie met een melding waarin wordt
gewaarschuwd voor een verstopt filter.
Regenereer het roetfilter zodra de
verkeersomstandigheden het toelaten door met
een snelheid van minimaal 60 km/h te rijden tot het lampje uit gaat.
Als het lampje blijft branden, is het minimale dieseladditiefniveau bereikt.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
Als er langere tijd met een zeer lage snelheid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan er soms
waterdamp uit de uitlaat komen als u gas
geeft. Dit heeft geen gevolgen voor het
rijgedrag van de auto of het milieu.

Page 168 of 260

166
Praktische informatie
van meer dan 50 km/h hebt gereden, moet u
een 0,3 bar (30 kPa) hogere bandenspanning
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden aanhouden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een
onjuiste bandenspanning veroorzaakt
vroegtijdige slijtage van de banden en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van
de auto. Kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag. Het
wordt aanbevolen om regelmatig de staat van
de banden (profiel en wangen) en velgen te
inspecteren en te controleren of de banden over
een ventieldop beschikken.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten
worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op
de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het
juiste moment ingrijpen.
SchokdempersHet is voor bestuurders lastig om te weten
wanneer de schokdempers zijn versleten.
Schokdempers hebben echter wel een
grote invloed op de wegligging en de
remprestaties.
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan
om ze regelmatig door een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.
Distributie- en
accessoiresets
Distributie- en accessoiresets worden
gebruikt vanaf het moment dat de motor
wordt gestart totdat de motor wordt
afgezet. Het is normaal dat ze in de loop der tijd
slijten.
Een defecte distributie- of accessoireset kan
schade aan de motor veroorzaken, waardoor
deze niet meer kan worden gebruikt. Houd u
aan de aanbevolen vervangingsintervallen,
aangegeven in kilometers of tijd, afhankelijk van
welke als eerste wordt bereikt.
AdBlue® (BlueHDi)

Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction)
voor de behandeling van de uitlaatgassen
zonder dat de prestaties veranderen of het
brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem SCR
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in
stikstof en water (deze stoffen zijn niet schadelijk
voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 15 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer 9.000 km
rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote invloed
op deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid
nog maximaal ongeveer 2.400 km kunt rijden
totdat het reservoir helemaal leeg is en de auto
niet meer kan worden gestart, wordt er een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de
waarschuwings- en controlelampjes en
bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Als het AdBlue®-reservoir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem ervoor dat
de motor niet meer kan worden gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot de auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om
contact op te nemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Na 1.100 km wordt er automatisch een
voorziening geactiveerd die voorkomt dat de
motor kan starten.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u nog kunt
rijden voordat de auto wordt stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-
reservoir waardoor u ook in zeer koude
omstandigheden kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van
AdBlue
®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij
te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt
gegeven dat het minimumniveau is bereikt.

Page 176 of 260

174
In geval van pech

► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten.► Zet de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Rijd niet sneller dan 80 km/h met een band die met dit type kit is gerepareerd en rijd niet meer dan 200 km.PEUGEOTNeem contact op met een dealer
of een gekwalificeerde werkplaats om de
band te laten verwisselen.
Controleren / aanpassen
bandenspanning
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten, om de
bandenspanning te controleren en zo nodig
te corrigeren.
► Verwijder het dopje van het ventiel van de band en bewaar het op een schone plaats.► Rol de slang uit die onder de compressor is opgeborgen.

► Keer de flacon met afdichtmiddel om en bevestig deze in de uitsparing op de compressor.► Haal het dopje van het ventiel van de lekke band en bewaar het op een schone plaats.

► Sluit de slang van de flacon met afdichtmiddel aan op het ventiel van de lekke
band en zet deze stevig vast.
► Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O" staat.► Rol de elektrische kabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.
► Sluit de stekker van de compressor aan op de 12 V-aansluiting in de auto.
► Bevestig de sticker met de snelheidslimiet.
De sticker met de snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar te
herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is
gerepareerd.
Op deze sticker staat de
bandenspanning aangegeven.


► Zet het contact aan.

► Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand I te zetten, totdat de bandenspanning
2 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder
druk in de band gespoten; maak de slang
gedurende deze handeling niet los van de
aansluiting (kans op spatten).
Als de bandenspanning van 2 bar na ongeveer 7 minuten nog niet is bereikt,
kan de band niet met de bandenreparatieset
worden gerepareerd; neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
► Zet de schakelaar in de stand "O”.► Haal de stekker van de compressor uit de 12 V-aansluiting in de auto.► Vervang de dop op het ventiel.► Verwijder de set.► Verwijder de flacon met afdichtmiddel en berg deze op.
Het afdichtmiddel is schadelijk bij inname
en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
staat op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij een PEUGEOT-dealer of een
officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.

Page 202 of 260

200
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
Media

Selecteer een audiobron.
Telefoon

Verbind een mobiele telefoon via Bluetooth®.
Vorige/volgende item van een menu of lijst selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item van een menu of lijst
selecteren.
Radio:Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bijwerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden
weergeven.
Kort indrukken: geluidsbron wijzigen (radio, USB-aansluiting, AUX-ingang
indien draagbaar apparaat is aangesloten,
CD-speler, audiostreaming).
Lang indrukken: weergave van de
gesprekkenlijst.
Kort indrukken tijdens een inkomende oproep:
oproep aannemen.
Kort indrukken tijdens een gesprek: het gesprek
beëindigen.
Een selectie bevestigen.
Geluidsvolume verhogen.
Geluidsvolume verlagen.
Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de
volumetoetsen.
Bedieningsfuncties op het
stuurwiel - Type 2

Gesproken commando's:
Deze toets bevindt zich op het stuurwiel
of op het uiteinde van de lichtschakelaar
(afhankelijk van de uitvoering).
Kort indrukken: gesproken commando’s voor de
smartphone via het systeem.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken door tegelijkertijd op
de toetsen voor het verhogen en verlagen van
het geluidsvolume te drukken (afhankelijk van de
uitrusting).
Geluidsweergave weer inschakelen door op één
van de twee volumetoetsen te drukken.
Veranderen van multimediabron.
Kort indrukken: weergave van de
gesprekkenlijst.
Kort indrukken tijdens inkomend gesprek:
gesprek aannemen.
Lang indrukken tijdens inkomend gesprek:
gesprek weigeren.
Kort indrukken tijdens een gesprek: het gesprek
beëindigen.
Radio (draaien): vorige/volgende
voorkeuzezender. Media (draaien): vorige/volgende nummer,
scrollen door lijsten.
Kort indrukken: bevestigen van een selectie.
Indien niets geselecteerd: toegang tot
voorkeuzezenders.
Radio: weergeven van de zenderlijst.
Media: weergeven van de tracklijst.
Menu's
Radio

Selecteer een radiozender.

Page 206 of 260

204
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten. Zie de handleiding van
de telefoon of neem contact op met uw
provider voor meer informatie over de
beschikbaarheid van diensten.
Profielen die compatibel zijn met het
systeem: HFP, OPP, PBAP, DID, A2DP,
AVRCP, SPP en PAN.
Kijk op de website van het merk voor meer
informatie (compatibiliteit, aanvullende
instructies, enz.).
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Accepteer op het systeem het verzoek om een
verbinding met de telefoon te maken.
Procedure via het systeem
Druk op de toets Home om de menu’s
weer te geven.
Selecteer het menu "Telefoon".
Druk op "Verbindingen beheren ".
Er wordt een lijst van waargenomen telefoons
weergegeven.
Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.
Het systeem stelt twee verbindingsprofielen voor
de telefoon voor:
– als "Telefoon": handsfree set, uitsluitend
telefoon.
Als de Streaming eenmaal is gestart, wordt uw smartphone als een
geluidsbron beschouwd.
Apple®-speler aansluiten
Sluit een Apple®-speler met behulp van een
geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in
de auto.
De beschikbare indeling is die van het
aangesloten apparaat (artiesten / albums
/ genres / playlists / audioboeken / podcasts).
U kunt ook een gestructureerde indeling in
bibliotheekvorm gebruiken.
De standaardindeling is de indeling per
artiest. Om dit te veranderen moet u terug
naar het eerste niveau in de structuur en
kiest u een andere indeling (bijvoorbeeld
afspeellijsten). Bevestig uw keuze voordat u
in de structuur weer afzakt naar het gewenste
nummer.
De softwareversie van het audiosysteem kan
incompatibel zijn met de softwareversie van de
Apple
®-speler.
Media-instellingen
Druk op de toets "Media-instellingen ".
Activeer/deactiveer de afspeelopties voor het
nummer en open de audio-instellingen.
De audio-instellingen zijn hetzelfde als
de audio-instellingen voor de radio.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de audio-instellingen.
Informatie en tips
Het systeem ondersteunt USB-apparaten voor
massaopslag, BlackBerry®-apparaten of Apple®-
spelers via de USB-poorten. De adapterkabel
wordt niet meegeleverd.
U beheert de apparaten met de
bedieningstoetsen van het audiosysteem.
Andere apparaten, die bij het aansluiten niet
door het systeem worden herkend, moeten met
een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug
worden aangesloten of via Bluetooth-streaming
worden gekoppeld (indien compatibel).
Gebruik geen USB-verdeelstekker, om
beschadiging van het systeem te
voorkomen.
Het audiosysteem speelt alleen audiobestanden
af met de bestandsextensie ".wav", ".wma",
".aac", ".mp3", ".mp4", ".m4a", ".flac", ".ogg"
en met een bitrate van 32 Kbps tot 320 Kbps
(maximaal 300 Kbps voor ".flac"-bestanden).
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate)
kunnen worden afgespeeld.
Alle ".wma"-bestanden moeten standaard WMA
9-bestanden zijn.
De ondersteunde bemonsteringsfrequenties
(sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 KHz.
Om problemen met lezen en weergeven te
voorkomen, raden wij aan om bestandsnamen
te kiezen van maximaal 20 tekens die geen
speciale tekens bevatten (zoals, " ? . ; ù).Gebruik uitsluitend USB-geheugensticks met de
bestandsindeling FAT of FAT32 (File Allocation
Table).
Wij raden aan om de originele USB-kabel
voor het draagbare apparaat te
gebruiken.
Telefoon
Koppelen van een
Bluetooth
®-telefoon
Er kunnen 10 telefoons aan het systeem worden
gekoppeld.
Activeer vooraf de Bluetooth-functie van uw
telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is
voor iedereen" (configuratie van de telefoon).
Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit
vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan:
controleer of de in de telefoon en het systeem
ingevoerde code identiek zijn.
De beschikbaarheid van de diensten is
afhankelijk van het netwerk, de simkaart

Page 207 of 260

205
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
10en de compatibiliteit van de gebruikte
Bluetooth-apparaten. Zie de handleiding van
de telefoon of neem contact op met uw
provider voor meer informatie over de
beschikbaarheid van diensten.
Profielen die compatibel zijn met het
systeem: HFP, OPP, PBAP, DID, A2DP,
AVRCP, SPP en PAN.
Kijk op de website van het merk voor meer
informatie (compatibiliteit, aanvullende
instructies, enz.).
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Accepteer op het systeem het verzoek om een
verbinding met de telefoon te maken.
Procedure via het systeem
Druk op de toets Home om de menu’s
weer te geven.
Selecteer het menu "Telefoon".
Druk op "Verbindingen beheren ".
Er wordt een lijst van waargenomen telefoons
weergegeven.
Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.
Het systeem stelt twee verbindingsprofielen voor
de telefoon voor:
– als "Telefoon": handsfree set, uitsluitend
telefoon.
– als "Streaming": draadloos afspelen van
audiobestanden op de telefoon.
Het systeem kan niet met hetzelfde
profiel met meerdere telefoons worden
verbonden.
Er kunnen niet meer dan 2 telefoons tegelijk
worden verbonden ( 1 per profiel).
De Bluetooth-profielen op de telefoon
hebben prioriteit t.o.v. de profielen die op
het systeem zijn geselecteerd.
Als het koppelen niet is gelukt, wordt
geadviseerd de Bluetooth-functie van de telefoon
even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Afhankelijk van het type telefoon hebt u de optie om de overdracht van uw
contacten en de gesprekkenlijst wel of niet te
accepteren.
Automatisch opnieuw verbinden
Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon
waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt
deze automatisch herkend en wordt er binnen
ongeveer 30 seconden na het aanzetten van
het contact automatisch een koppeling met de
telefoon gemaakt (Bluetooth ingeschakeld).
Beheer van telefoonverbindingen
Een gekoppelde telefoon verbinden of
loskoppelen:
Selecteer het menu "Telefoon".
Druk op "Bluetooth " om de lijst van
gekoppelde apparatuur weer te geven.
Druk in de lijst op de naam van de
desbetreffende telefoon om de koppeling
ongedaan te maken.
Druk er nogmaals op om de telefoon weer te
koppelen.
Verwijderen van een telefoon
Druk op de knop “Bluetooth ”.
Druk op "Verbindingen beheren ".
Selecteer in het weergegeven venster
"Verwijderen".
De lijst van de gekoppelde telefoons wordt
weergegeven.
Druk op de naam van de telefoon die u wilt
verwijderen.
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en
verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Het gesprek aannemen:
Druk kort op de toets TEL op het
stuurwiel.
Het gesprek weigeren:
Houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Of

Page 208 of 260

206
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
De taal selecteren
Druk op "Instellingen".
Selecteer "Talen" om de taal te wijzigen.
Datum en tijd instellen
Druk op "Instellingen".
Druk op "Datum / Tijd ".
De datum instellen:
Druk op de pijlen om de dag, de maand
en het jaar in te stellen.
De tijd instellen:
Druk op deze toetsen om de uren en minuten in te stellen.Selecteer of deselecteer het 24-uursformaat.Kies in het 12-uursformaat "AM" of "PM".
Het systeem schakelt niet automatisch
over op zomertijd/wintertijd.
Datumformaat:
Selecteer het weergaveformaat voor de datum.
Veelgestelde vragen
Hieronder vindt u de antwoorden op de meest
gestelde vragen over het systeem.
Druk op "Gesprek beëindigen" op het
touchscreen.
Bellen
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet
onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te
bellen.
Een nieuw nummer bellen
Druk op "Telefoon".
Druk op de toets "Toetsenbord".
Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.
Druk op "OK" om het nummer te bellen.
Een contact bellen
Druk op het menu "Telefoon".
Of houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Druk op "Contacten".
Selecteer het gewenste contact in de getoonde
lijst.
Een recent gebruikt nummer bellen
Druk op "Telefoon".
Druk op "Gesprekken ".
Of
Houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Selecteer het gewenste contact in de getoonde
lijst.
Nadat het contact is afgezet, blijft de
verbinding via het systeem van de auto
10 minuten actief. Daarna schakelt het
systeem uit en wordt de verbinding
automatisch via de telefoon voortgezet.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon
bellen. Zet in dat geval de auto uit
veiligheidsoverwegingen stil.
Configuratie
Lichtsterkte instellen
Druk op "Instellingen ".
Selecteer "Weergave ".
Druk op de toetsen om de
lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van de
uitvoering) in te stellen.
Instellingen van het systeem
wijzigen
Druk op "Instellingen
".
Druk op "Systeem ".
Druk op "Privacy" om de privacy-
instellingen te openen.
Selecteer "Eenheden" om de eenheden
voor afstand, brandstofverbruik en
temperatuur te wijzigen.
Druk op "Fabrieksparameters " om terug
te keren naar de fabrieksinstellingen.
Druk op "Systeeminfo" om de
systeeminformatie te bekijken.
Privacyinstellingen
Er zijn drie opties voor privacy van gegevens
beschikbaar:
"Geen gegevens delen (gegevens,
locatie van de auto) "
"Alleen gegevens delen"
"Gegevens en locatie van de auto
delen"
Wanneer gegevens en locatie van de auto delen is ingeschakeld, wordt dit
symbool weergegeven in de bovenste balk op
het touchscreen.

Page 209 of 260

207
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
10De taal selecteren
Druk op "Instellingen".
Selecteer "Talen" om de taal te wijzigen.
Datum en tijd instellen
Druk op "Instellingen".
Druk op "Datum / Tijd ".
De datum instellen:
Druk op de pijlen om de dag, de maand
en het jaar in te stellen.
De tijd instellen:
Druk op deze toetsen om de uren en minuten in te stellen.Selecteer of deselecteer het 24-uursformaat.Kies in het 12-uursformaat "AM" of "PM".
Het systeem schakelt niet automatisch
over op zomertijd/wintertijd.
Datumformaat:
Selecteer het weergaveformaat voor de datum.
Veelgestelde vragen
Hieronder vindt u de antwoorden op de meest
gestelde vragen over het systeem.
Radio
De ontvangstkwaliteit van de beluisterde
radiozender neemt geleidelijk af, of de
voorkeuzezenders kunnen niet worden
ontvangen (geen geluid, 87,5 MHz wordt
weergegeven, enz.).
De auto is te ver verwijderd van het zendstation,
of er is geen zendstation aanwezig in het
geografische gebied.
► Activeer de functie "RDS" via de bovenste balk om het systeem te laten controleren of
er een krachtiger zendstation in het gebied
aanwezig is.
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden
door obstakels in de omgeving (bergen,
gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook
als de RDS-functie is ingeschakeld.
Dit fenomeen is heel normaal, en geeft geen
defect van het audiosysteem aan.
De antenne ontbreekt of is beschadigd
(bijvoorbeeld tijdens het inrijden van een
wasstraat of parkeergarage).
► Laat de antenne controleren door een dealer .
Ik kan sommige opgeslagen radiozenders in
de lijst niet ontvangen.
De naam van de zender verandert.
De zender wordt niet meer ontvangen, of de
naam van de zender in de lijst is veranderd.
Sommige zenders sturen in plaats van een
naam andere informatie mee (bijv. titel van het
afgespeelde nummer). Het systeem interpreteert deze informatie als de
naam van de zender.
► Druk op de toets "Radio-instellingen
", en
selecteer dan "Lijst updaten". Wanneer naar
beschikbare zenders wordt gezocht, wordt de
radio-ontvangst uitgeschakeld (ongeveer 30
seconden).
Media
Het afspelen van de muziek op mijn USB-
geheugenstick begint pas na lang wachten
(ongeveer 2 tot 3 minuten).
Door bepaalde bestanden die standaard
op een USB-geheugenstick staan, kan het
erg lang duren tot de muziek op de USB-
geheugenstick wordt afgespeeld (tot 10 keer de
fabrieksopgave).
► Wis de bestanden die standaard op de USB-geheugenstick staan, en beperk het aantal
submappen in de mappenstructuur van de
USB-geheugenstick.
Het kan zijn dat sommige informatietekens in
de huidige afspeelmedia niet correct worden
weergegeven.
Het audiosysteem kan bepaalde typen tekens
niet verwerken.
► Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en mappen.
Het afspelen van streaming-bestanden start
niet.
Het aangesloten apparaat start afspelen niet
automatisch.
► Start het afspelen via het apparaat.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 70 next >