PEUGEOT 3008 2009.5. Instructieboekje (in Dutch)

Page 121 of 288

122
Hoogteverstelling
Verklikkerlampje veiligheidsgordel
vóór losgemaakt/niet vastgemaakt
Omdoen

 Trek aan de gordel en steek de gesp
in de gordelsluiting.

 Controleer of de gordel goed is vast-
gemaakt door even aan de riem te
trekken.
 Knijp, om het bevestigingspunt te
vinden, de knop A in en schuif deze
in één van de standen.
Als het contact wordt aangezet,
gaat dit verklikkerlampje op het
pictogrammendisplay voor de vei-
ligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde branden om aan te geven
dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn
gordel nog niet heeft vastgemaakt.
Als de wagensnelheid hoger is dan
20 km/h, knippert het verklikkerlampje
gedurende 2 minuten in combinatie met
een geluidssignaal. Na deze 2 minuten
blijft het verklikkerlampje branden zo-
lang de bestuurder en/of voorpassagier
zijn veiligheidsgordel niet heeft vastge-
maakt.
Losmaken

 Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting.

 Houd de gordel vast terwijl deze
zich oprolt. VEILIGHEIDSGORDELS
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien
van een pyrotechnische gordelspanner
en een spanbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra be-
scherming van de bestuurder en pas-
sagier in het geval van een frontale
aanrijding. Bij een krachtige aanrijding
zorgen de pyrotechnische gordelspan-
ners ervoor dat de veiligheidsgordels
stevig tegen de lichamen van de inzit-
tenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn
actief zodra het contact wordt aangezet.
De spanbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam
van de inzittenden getrokken wordt.

Page 122 of 288

123

1. Pictogram veiligheidsgordels voor
en/of achter losgemaakt/niet vast-
gemaakt.

2. Pictogram veiligheidsgordel links voor.

3. Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.

4. Pictogram veiligheidsgordel rechts
achter.

5. Pictogram veiligheidsgordel midden
achter.

6. Pictogram veiligheidsgordel links
achter.
Pictogrammendisplay veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van
een driepunts veiligheidsgordel met op-
rolautomaat en gordelkrachtbegrenzer
(behalve de middelste zitplaats).
Verklikkerlampje veiligheidsgordel
Als een achterpassagier zijn
gordel losmaakt, verschijnt dit
pictogram op het pictogram-
mendisplay veiligheidsgordels/
airbag aan passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan
20 km/h, knippert het verklikkerlampje
gedurende twee minuten in combinatie
met een geluidssignaal. Na deze 2 mi-
nuten blijft het verklikkerlampje branden
zolang de achterpassagiers hun gordels
niet hebben vastgemaakt.
Omdoen

 Trek aan de gordel en steek de gesp
in de gordelsluiting.

 Controleer of de gordel goed is vast-
gemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken

 Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting.

 Houd de gordel vast terwijl deze
zich oprolt.
Op het pictogrammendisplay van de
veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde gaat het verklikker-
lampje 1 of 2 rood branden als de veilig-
heidsgordel niet is vastgemaakt of weer
is losgemaakt. Pictogrammendisplay
veiligheidsgordels losgemaakt
Als het contact wordt aangezet, worden
de pictogrammen
4 , 5 en 6 ongeveer
30 seconden rood weergegeven, bij
draaiende motor of een snelheid lager
dan ongeveer 20 km/uur, als de desbe-
treffende gordel niet is vastgemaakt.
Als bij een snelheid hoger dan ongeveer
20 km/uur het pictogram 4, 5 of 6 rood
wordt weergegeven in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, is de gordel
van de desbetreffende achterpassagier
weer losgemaakt.

Page 123 of 288

124
Alvorens te gaan rijden dient
de bestuurder te controleren
of alle passagiers hun veilig-
heidsgordels goed hebben omge-
daan en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens
het rijden hun veiligheidsgordel dra-
gen, ook al betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheids-
gordels niet om; de gordels zijn dan
niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel au-
tomatisch wordt aangepast aan uw
lichaamsbouw. De gordel wordt auto-
matisch opgerold als deze niet wordt
gebruikt.
Controleer zowel voor en na het ge-
bruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder wor-
den geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien
van een automatische blokkeerin-
richting die in werking treedt bij een
aanrijding, een noodstop of het over
de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door
kort aan de riem te trekken en deze
weer los te laten. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam
te worden gedragen,
- mag deze door niet meer dan één persoon, minimaal zo groot als
een volwassene, worden gedra-
gen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,
- moet deze in een vloeiende be- weging naar voren worden ge-
trokken, om te voorkomen dat de
gordel gedraaid raakt,
- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt niets aan
worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veilig-
heidsvoorschriften moeten werk-
zaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitge-
voerd door het PEUGEOT-netwerk,
dat tevens voor de garantie zorgt
en de werkzaamheden volgens de
voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw
auto regelmatig controleren door het
PEUGEOT-netwerk, vooral als de
gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-
netwerk.
Controleer na het neerklappen of
verstellen van een stoel of de achter-
bank of de gordel zich op de juiste
plaats bevindt en goed is opgerold. Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet
meer dan één persoon gedragen
worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden.
De gordelspanners kunnen,
afhan-
kelijk van de aard en de kracht van
de aanrijding , vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan. Het activeren
van de gordelspanners gaat gepaard
met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering
van de pyrotechnische lading die in
het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikker-
lampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het PEUGEOT-netwerk.

Page 124 of 288

125
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen om
de veiligheid van de inzittenden (uitge-
zonderd de middelste passagier achter)
bij ernstige aanrijdingen te verbeteren.
Ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
spanbegrenzers (behalve bij de middel-
ste passagier achter).
De elektronische schoksensoren re-
gistreren in dat geval de frontale en
zijdelingse aanrijdingen waaraan de re-
gistratiezones voor een aanrijding wor-
den blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen
en beschermen ze de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de mid-
delste passagier achter). Direct na
de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden
de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in
bepaalde gevallen waarbij de auto
over de kop slaat, treden de airbags
niet in werking. De veiligheidsgor-
dels zorgen in deze situaties voor
een afdoende bescherming. Het activeren van de airbags
gaat gepaard met wat on-
schadelijke rook en een knal,
als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het sy-
steem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt ge-
produceerd, kan het gehoor gedu-
rende een korte periode enigszins
verminderen.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de be-
stuurder en voorpassagier bij een ern-
stige frontale aanrijding, om de kans op
hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd
in het stuurwiel en de passagiersairbag
in het dashboard boven het dashboard-
kastje.
Activering
De airbags worden gelijktijdig opgebla-
zen, behalve als de airbag aan pas-
sagierszijde is uitgeschakeld, bij een
ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór (A) ,
in de lengterichting van de auto en van-
af de voorzijde richting de achterzijde
van de auto, die zich op een horizontale
ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tus-
sen de inzittende vóór en het dashboard
om te verhinderen dat deze naar voren
wordt geslingerd.
Registratiezones voor een
aanrijding

A. Impactzone vóór.

B. Impactzone opzij.

De airbags werken alleen
als het contact aan is.
De airbags werken slechts
eenmaal. Als er een tweede aanrij-
ding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of
een volgend ongeval), werken de air-
bags niet meer.

Page 125 of 288

126
Plaats geen kinderzitje op de
voorstoel als minimaal één
van beide verklikkerlampjes
van de airbags permanent
blijft branden.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk.
Storing Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het multifunctio-
nele display, laat het systeem dan con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk.
De kans bestaat dat de airbags bij een
ernstige aanrijding niet worden geacti-
veerd.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet
dan de schakelaar
1 weer op "ON" om
de airbag opnieuw in te schakelen en
zo de veiligheid van uw passagier te ga-
randeren.
Als het contact is aangezet en de
airbag aan passagierszijde opnieuw
wordt ingeschakeld, gaat dit ver-
klikkerlampje op het display van de
verklikkerlampjes van de veiligheids-
gordels en de airbag aan passagiers-
zijde gedurende ongeveer 1 minuut branden.
Schakel voor de veiligheid van
uw kind de airbag aan passa-
gierszijde altijd uit als u een
kinderzitje met de rug in de rijrichting
op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
Afhankelijk van de uitvoering
van uw auto brandt dit ver-
klikkerlampje hetzij op het in-
strumentenpaneel, hetzij op
het display voor de verklik-
kerlampjes van de veiligheidsgordels
en de airbag aan passagierszijde, bij
aangezet contact en zolang de airbag
is uitgeschakeld. Als dit verklikkerlampje knippert,
raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk. De kans bestaat dat
de airbag aan passagierszijde
bij een ernstige aanrijding niet
wordt geactiveerd. Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde
kan worden uitgeschakeld:

 zet het contact af , steek de sleutel in
de schakelaar voor uitschakelen van
de airbag aan passagierszijde 1 ,

 draai deze in de stand "OFF" ,

 verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.

Page 126 of 288

128
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om nor-
maal rechtop in de voorstoelen te zit-
ten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinde-
ren, huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag be-
lemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van
uw auto de airbagsystemen contro-
leren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan air-
bagsystemen; alleen het PEUGEOT-
netwerk heeft hiervoor gekwalifi ceerd
personeel.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen als de airbag wordt ge-
activeerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme
gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen. Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgebla-
zen, kunnen brandende sigaretten of
een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoezen.
Deze belemmeren het activeren van
de zij-airbags niet. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen, dit zou bij het afgaan
van de airbags kunnen leiden tot ver-
wondingen aan armen of middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het por-
tierpaneel zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbe-
kleding; dit zou bij het afgaan van
de window-airbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van
het dak; deze maken deel uit van de
bevestiging van de window-airbags.

Page 127 of 288

127
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der en de passagier vóór bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding, om de kans
op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn, aan de zijde van de
portieren, in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B ),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto.
Hoofdairbags
De hoofdairbags beschermen de be-
stuurder en passagiers (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op hoofdletsel te verkleinen.
De hoofdairbags zijn aangebracht in de
stijlen en in de hemelbekleding. Storing
Activering
De hoofdairbag wordt gelijktijdig met de
zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (
B ), loodrecht op de
lengterichting van de auto en vanaf de
buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto.
De hoofdairbag wordt opgeblazen tus-
sen de inzittenden vóór en achter en de
ruiten.
Bij een lichte zijdelingse aan-
rijding of bij over de kop slaan,
kan het zijn dat de airbag niet
wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de air-
bag niet geactiveerd.
Registratiezones voor een
aanrijding

A. Impactzone vóór.

B. Impactzone opzij. Als dit controlelampje gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het multifunctione-
le display, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk om het systeem te
laten controleren. De kans bestaat dat
de airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffen-
de portierpaneel.

Page 128 of 288

128
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om nor-
maal rechtop in de voorstoelen te zit-
ten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinde-
ren, huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag be-
lemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van
uw auto de airbagsystemen contro-
leren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan air-
bagsystemen; alleen het PEUGEOT-
netwerk heeft hiervoor gekwalifi ceerd
personeel.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen als de airbag wordt ge-
activeerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme
gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen. Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgebla-
zen, kunnen brandende sigaretten of
een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoezen.
Deze belemmeren het activeren van
de zij-airbags niet. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen, dit zou bij het afgaan
van de airbags kunnen leiden tot ver-
wondingen aan armen of middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het por-
tierpaneel zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbe-
kleding; dit zou bij het afgaan van
de window-airbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van
het dak; deze maken deel uit van de
bevestiging van de window-airbags.

Page 129 of 288

129
De elektrisch bediende handrem kan op
twee manieren worden bediend:
- Automatisch aantrekken/vrijzetten
De handrem wordt automatisch aangetrokken bij het afzetten van
de motor en automatisch vrijgezet
bij het wegrijden (standaard geacti-
veerde functies),
- Handmatig aantrekken/vrijzetten
De handrem kan handmatig worden aangetrokken of vrijgezet door het
bedienen van de hendel A .
HANDREM
Het uitschakelen wordt aan-
bevolen bij zeer lage tempera-
turen (vorst) en bij het trekken
van een aanhanger (slepen,
caravan, enz.).
Programmeren van de werking
De functie voor het automatisch aan-
trekken van de handrem bij afzetten
van de motor en het automatisch vrij-
zetten ervan bij het wegrijden kan wor-
den uitgeschakeld.
Als dit verklikkerlampje brandt
op het instrumentenpaneel, is
de automatische functie uitge-
schakeld. Deze functie kan worden in-
geschakeld/uitgeschakeld
via het confi guratiemenu,
raadpleeg het hoofdstuk
"Multifunctionele displays".
Als de functie is uitgeschakeld, dient u de
handrem dus handmatig te bedienen. Als
de handrem nog niet is aangetrokken en
het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt een geluidssignaal in combinatie
met een melding op het display.

Page 130 of 288

130
Wanneer de auto stilstaat en u bij draai-
ende of afgezette motor de handrem wilt
aantrekken, trekt u aan de hendel A .
De aangetrokken toestand van de hand-
rem wordt aangegeven door:
-
het branden van het verklikker-
lampje handrem en het contro-
lelampje P op de hendel A
,
- de melding "Handrem aan- getrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent
bij draaiende motor terwijl de handrem
niet is aangetrokken, klinkt er een ge-
luidssignaal en verschijnt er een melding
op het display (behalve bij auto's met
automatische versnellingsbak, als de se-
lectiehendel in de stand P (Park) staat).
Handmatig vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaiende
motor de handrem vrij te zetten, trapt
u het rempedaal of het gaspedaal in,

trekt u aan de hendel A en laat u deze
vervolgens weer los .
De vrijgezette toestand van de hand-
rem wordt aangegeven door:
-
het doven van het verklikker-
lampje handrem en het con-
trolelampje P op de hendel A
,
- de melding "Handrem los".
Als u aan de hendel A trekt zon-
der het rempedaal in t e trappen
wordt de handrem niet vrijgezet
en gaat een lampje branden op
het instrumentenpaneel.
Handmatig aantrekken Extra stevig aantrekken
U kunt, indien nodig, de handrem extra
stevig aantrekken . Dit gebeurt door de
de hendel A langer te bedienen , tot de
melding "Handrem aangetrokken" op
het display verschijnt en er een geluid-
signaal klinkt.
In het geval van een aangekop-
pelde aanhanger, wanneer de
auto beladen is of op een steile
helling staat, dient u bij het parkeren een
voorwiel tegen de stoeprand te draaien
en een versnelling in te schakelen.
Na het extra stevig aantrekken van
de handrem duurt het langer voordat
de handrem weer is vrijgezet.
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
van de handrem op het instru-
mentenpaneel constant brandt.
Het extra stevig aantrekken van de
handrem is noodzakelijk in de vol-
gende omstandigheden:
- wanneer een caravan of aanhanger aan de auto is gekoppeld en de au-
tomatische bediening is geactiveerd
terwijl u de handrem handmatig be-
dient,
- wanneer de hellingcondities ver- moedelijk zullen variëren terwijl de
auto stilstaat (bijvoorbeeld wanneer
de auto vervoerd wordt op een boot
of trailer, of bij slepen).

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 290 next >