PEUGEOT 3008 2009.5. Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2009.5., Model line: 3008, Model: PEUGEOT 3008 2009.5.Pages: 288, PDF Size: 20.26 MB
Page 131 of 288

131
Automatisch aantrekken, motor afgezet
Wanneer de auto stilstaat en u de mo-
tor afzet, wordt de handrem automa-
tisch aangetrokken .
-
het branden van het verklikker-
lampje handrem en het contro-
lelampje P op de hendel A
,
- de melding "Handrem aan- getrokken").
Automatisch vrijzetten
De elektrische bediende handrem wordt
automatisch geleidelijk vrijgezet bij
het wegrijden :
Handgeschakelde versnellings-
bak: houd het koppelingspedaal
geheel ingetrapt en schakel de 1 e
versnelling of de achteruitversnelling
in. Trap vervolgens het gaspedaal in
terwijl u het koppelingspedaal laat
opkomen.
Gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak: zet de selectiehendel
in de stand A , M of R en geef gas.
Automatische versnellingsbak:
zet de selectiehendel in de stand D ,
M of R en geef gas,
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
handrem op het instrumenten-
paneel constant brandt.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet: ze
zouden de handrem kunnen vrijzet-
ten. - het doven van het verklik-
kerlampje handrem en het
controlelampje P op de hen-
del A ,
- de melding "Handrem los".
Het aantrekken of vrijzetten van de
elektrische bediende handrem gaat ge-
paard met een geluid.
De vrijgezette toestand van de hand-
rem wordt aangegeven door:
Handrem aantrekken, bij draaiende motor
Wanneer de auto stilstaat met draai-
ende motor, dient u de auto tegen weg-
rollen te beveiligen door de handrem
handmatig aan te trekken. Trek daar-
voor aan de hendel A .
De aangetrokken toestand van de hand-
rem wordt aangegeven door:
-
het branden van het verklikker-
lampje handrem en het contro-
lelampje P op de hendel A
,
- de melding "handrem aan- getrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent
om uit te stappen terwijl de handrem niet
is aangetrokken, klinkt er een geluidssig-
naal en verschijnt er een melding op het
display (behalve bij auto's met automati-
sche transmissie, als de selectiehendel
in de stand P (Park) staat).
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
van de handrem op het instru-
mentenpaneel constant brandt.
Geef, wanneer de auto stil-
staat met draaiende motor,
niet onnodig gas, omdat u dan
het risico loopt dat de hand-
rem wordt vrijgezet.
De aangetrokken toestand van de hand-
rem wordt aangegeven door:
Page 132 of 288

132
Bijzondere omstandigheden
In bepaalde situaties (starten
van de motor...) bepaalt de handrem
zelf zijn aantrekkracht. Dit is nor-
maal.
Noodremfunctie
Wanneer het rempedaal niet werkt of
bij uitzonderlijke situaties (onwel wor-
den van de bestuurder, ...), kan de auto
worden gestopt door aan de hendel A
te trekken en deze vast te houden.
De dynamische stabiliteitsregeling (ESP)
zorgt ervoor dat de auto stabiel blijft wan-
neer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het sy-
steem van de noodremfunctie verschijnt
een van de volgende meldingen:
- "Handrem defect".
- "Bediening handrem defect".
Wilt u de auto enkele centimeters
verplaatsen zonder de motor te star-
ten, trap dan met aangezet contact
het rempedaal in en zet de handrem
vrij door eerst aan de hendel
A te
trekken en deze vervolgens los te
laten . De vrijgezette toestand van de
handrem wordt aangegeven door het
doven van het controlelampje op de
hendel A in combinatie met de mel-
ding "Handrem los".
Wanneer de handrem is aange-
trokken en u deze vanwege een de-
fect of accupech niet kunt vrijzetten,
kunt u gebruik maken van de functie
voor de noodontgrendeling van de
handrem. Bij een defect aan het ESP,
aangegeven door het branden
van dit controlelampje, kan de
stabiliteit bij het remmen niet
worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft
door afwisselend aan de hendel A te
trekken en deze weer los te laten.
De noodremfunctie mag uit-
sluitend in uitzonderlijke ge-
vallen worden gebruikt.
Page 133 of 288

133
Noodontgrendeling
Neem in verband met de vei-
ligheid na deze handeling al-
tijd en zo snel mogelijk contact
op met het PEUGEOT-netwerk.
De auto kan wegrollen nadat de
mechanische noodontgrendeling is
uitgevoerd. Als dit gereedschap is
aangebracht, kan de handrem niet
meer worden aangetrokken.
De hendel A mag niet worden be-
diend en de motor mag niet worden
uitgezet of gestart als het ontgrendel-
gereedschap aangebracht is.
Beveilig de auto tegen wegrol-
len door bij draaiende motor de
eerste versnelling (handgescha-
kelde versnellingsbak), stand P (au-
tomatische transmissie) of M of R
(gestuurde handgeschakelde 6-ver-
snellingsbak) in te schakelen.
Zet de motor af, maar laat het con-
tact aanstaan. Als de auto niet tegen
wegrollen kan worden beveiligd,
mag de noodontgrendeling niet wor-
den uitgevoerd en moet zo snel mo-
gelijk contact worden opgenomen
met het PEUGEOT-netwerk.
Neem de twee wielblokken en de
slinger voor het ontgrendelen van
de handrem uit de bagageruimte
(onder de vloerbekleding, zie het
gedeelte "Wiel verwisselen" in het
hoofdstuk "Praktische informatie").
Beveilig de auto tegen wegrollen door
de wielblokken vóór en achter een
van de achterwielen te plaatsen.
Schuif de bestuurdersstoel zo ver
mogelijk naar achteren.
Til het onder de stoel in de vloerbe-
kleding uitgesneden gedeelte B op.
Verwijder de dop C van de opening
D met behulp van de slinger.
Plaats de slinger in de opening D .
Draai de slinger met de wijzers van
de klok mee . Vanwege de veilig-
heid dient u zo lang aan de slinger
te draaien tot u niet verder kunt of
tot u een klikgeluid hoort. Nu is de
handrem ontgrendeld.
Verwijder de slinger en berg deze
met de wielblokken op bij het boord-
gereedschap.
- De werking van de handrem wordt weer geactiveerd als u het contact
af- en weer aanzet. Als het active-
ren van de handrem niet mogelijk is,
raadpleeg dan het PEUGEOT-net-
werk.
- Het kan hierna langer dan normaal duren voor de handrem is aange-
trokken.
Zet de linker voorstoel in de achter-
ste stand.
Bij een defect aan de elektrisch be-
diende handrem of een lege accu kan
de handrem door middel van een me-
chanische noodontgrendeling worden
ontgrendeld.
Page 134 of 288

134
HILL HOLDER
Dit systeem houdt bij het wegrijden op
een helling uw auto ongeveer 2 secon-
den op zijn plaats. In die tijd kunt u uw
voet van het rempedaal naar het gaspe-
daal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt,
- bij bepaalde hellingcondities,
- als het bestuurdersportier is geslo- ten.
De hill holder kan niet worden uitge-
schakeld.
Werking
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wan-
neer u het rempedaal loslaat:
- als bij de handgeschakelde versnel-
lingsbak de eerste versnelling of de
neutraalstand is ingeschakeld,
- als bij de elektronisch bediende ver- snellingsbak de stand A of M is in-
geschakeld,
- als bij de automatische versnellings- bak stand D of M is ingeschakeld.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en
de achteruitversnelling ingeschakeld
is, wordt de auto even op zijn plaats
gehouden wanneer u het rempedaal
loslaat.
Verlaat de auto niet in de korte
periode dat u de hill holder ge-
bruikt.
Als u de auto moet verlaten terwijl de
motor draait, trek de handrem dan
handmatig aan en controleer of het
verklikkerlampje van de handrem en
het lampje P op de hendel (elektri-
sche handrem) permanent branden.
Bij een storing in de hill holder gaan deze
controlelampjes branden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk om het systeem te
laten controleren.
Page 135 of 288

135
Storingen
Als het storingslampje van de elektrisch bediende handrem gaat branden in combinatie met een of meer verklikkerlampjes
uit de onderstaande tabel, zet de auto dan op een veili ge plaats stil (vlakke ondergrond, met ingeschakelde versnelling) e n
raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Situaties
Gevolgen
Weergave van de melding " Storing
handrem " en de volgende verklikker-
lampjes: - De automatische bediening is uitgeschakeld.
- De hill holder is niet beschikbaar.
- De elektrisch bediende handrem kan alleen handmatig word en bediend.
Weergave van de melding " Storing
handrem " en de volgende verklikker-
lampjes: - De elektrisch bediende handrem kan alleen word
en vrijgezet door het rempedaal in
te trappen en de hendel los te laten.
- De hill holder is niet beschikbaar.
- De automatische bediening en het handmatig aant rekken van de handrem blijven
mogelijk.
Weergave van de melding " Storing
handrem " en de volgende verklikker-
lampjes: - De automatische bediening is uitgeschakeld.
- De hill holder is niet beschikbaar.
Om de elektrisch bediende handrem aan te trekken:
parkeer de auto en zet het contact uit,
trek de hendel ten minste 5 seconden uit tot de ha ndrem is aangetrokken,
zet het contact aan en controleer of de verklikkerlampjes van de elektrisch
bediende handrem gaan branden.
Het aantrekken van de handrem duurt langer dan normaal.
Om de elektrisch bediende handrem vrij te zetten:
zet het contact aan,
trek aan de hendel en houd deze ongeveer 3 seconden uitge trokken.
Als het verklikkerlampje van de elektrisch bediende handrem knippert of als de verklikkerlamp-
jes niet gaan branden als het contact wordt aangeze t, werken deze procedures niet. Parkeer de
auto op een vlakke ondergrond en laat het systeem c ontroleren door het PEUGEOT-netwerk.
en/of
knipperen
Page 136 of 288

136
Situaties
Gevolgen
Weergave van de melding " Storing hand-
rem - automatische stand geactiveerd "
en de volgende verklikkerlampjes:
- Alleen de functies automatisch aantrekken bij het afzett en van de motor en
automatisch vrijzetten bij het wegrijden zijn beschikbaar.
- Het handmatig aantrekken/vrijzetten van de elektrisch bedie nde handrem is
niet mogelijk en de dynamische noodremfunctie is niet beschikba ar.
en/of
knipperen
Storing accu
- Als het verklikkerlampje laden accu gaat branden, moet u de auto direct
stoppen (rekening houdend met het overige verkeer) en tegen weg rollen bevei-
ligen (plaats indien nodig de twee wielblokken onder de wielen).
- Trek de elektrisch bediende handrem aan alvorens de motor af te zetten.
Page 137 of 288

132
Bijzondere omstandigheden
In bepaalde situaties (starten
van de motor...) bepaalt de handrem
zelf zijn aantrekkracht. Dit is nor-
maal.
Noodremfunctie
Wanneer het rempedaal niet werkt of
bij uitzonderlijke situaties (onwel wor-
den van de bestuurder, ...), kan de auto
worden gestopt door aan de hendel A
te trekken en deze vast te houden.
De dynamische stabiliteitsregeling (ESP)
zorgt ervoor dat de auto stabiel blijft wan-
neer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het sy-
steem van de noodremfunctie verschijnt
een van de volgende meldingen:
- "Handrem defect".
- "Bediening handrem defect".
Wilt u de auto enkele centimeters
verplaatsen zonder de motor te star-
ten, trap dan met aangezet contact
het rempedaal in en zet de handrem
vrij door eerst aan de hendel
A te
trekken en deze vervolgens los te
laten . De vrijgezette toestand van de
handrem wordt aangegeven door het
doven van het controlelampje op de
hendel A in combinatie met de mel-
ding "Handrem los".
Wanneer de handrem is aange-
trokken en u deze vanwege een de-
fect of accupech niet kunt vrijzetten,
kunt u gebruik maken van de functie
voor de noodontgrendeling van de
handrem. Bij een defect aan het ESP,
aangegeven door het branden
van dit controlelampje, kan de
stabiliteit bij het remmen niet
worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft
door afwisselend aan de hendel A te
trekken en deze weer los te laten.
De noodremfunctie mag uit-
sluitend in uitzonderlijke ge-
vallen worden gebruikt.
Page 138 of 288

133
Noodontgrendeling
Neem in verband met de vei-
ligheid na deze handeling al-
tijd en zo snel mogelijk contact
op met het PEUGEOT-netwerk.
De auto kan wegrollen nadat de
mechanische noodontgrendeling is
uitgevoerd. Als dit gereedschap is
aangebracht, kan de handrem niet
meer worden aangetrokken.
De hendel A mag niet worden be-
diend en de motor mag niet worden
uitgezet of gestart als het ontgrendel-
gereedschap aangebracht is.
Beveilig de auto tegen wegrol-
len door bij draaiende motor de
eerste versnelling (handgescha-
kelde versnellingsbak), stand P (au-
tomatische transmissie) of M of R
(gestuurde handgeschakelde 6-ver-
snellingsbak) in te schakelen.
Zet de motor af, maar laat het con-
tact aanstaan. Als de auto niet tegen
wegrollen kan worden beveiligd,
mag de noodontgrendeling niet wor-
den uitgevoerd en moet zo snel mo-
gelijk contact worden opgenomen
met het PEUGEOT-netwerk.
Neem de twee wielblokken en de
slinger voor het ontgrendelen van
de handrem uit de bagageruimte
(onder de vloerbekleding, zie het
gedeelte "Wiel verwisselen" in het
hoofdstuk "Praktische informatie").
Beveilig de auto tegen wegrollen door
de wielblokken vóór en achter een
van de achterwielen te plaatsen.
Schuif de bestuurdersstoel zo ver
mogelijk naar achteren.
Til het onder de stoel in de vloerbe-
kleding uitgesneden gedeelte B op.
Verwijder de dop C van de opening
D met behulp van de slinger.
Plaats de slinger in de opening D .
Draai de slinger met de wijzers van
de klok mee . Vanwege de veilig-
heid dient u zo lang aan de slinger
te draaien tot u niet verder kunt of
tot u een klikgeluid hoort. Nu is de
handrem ontgrendeld.
Verwijder de slinger en berg deze
met de wielblokken op bij het boord-
gereedschap.
- De werking van de handrem wordt weer geactiveerd als u het contact
af- en weer aanzet. Als het active-
ren van de handrem niet mogelijk is,
raadpleeg dan het PEUGEOT-net-
werk.
- Het kan hierna langer dan normaal duren voor de handrem is aange-
trokken.
Zet de linker voorstoel in de achter-
ste stand.
Bij een defect aan de elektrisch be-
diende handrem of een lege accu kan
de handrem door middel van een me-
chanische noodontgrendeling worden
ontgrendeld.
Page 139 of 288

134
HILL HOLDER
Dit systeem houdt bij het wegrijden op
een helling uw auto ongeveer 2 secon-
den op zijn plaats. In die tijd kunt u uw
voet van het rempedaal naar het gaspe-
daal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt,
- bij bepaalde hellingcondities,
- als het bestuurdersportier is geslo- ten.
De hill holder kan niet worden uitge-
schakeld.
Werking
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wan-
neer u het rempedaal loslaat:
- als bij de handgeschakelde versnel-
lingsbak de eerste versnelling of de
neutraalstand is ingeschakeld,
- als bij de elektronisch bediende ver- snellingsbak de stand A of M is in-
geschakeld,
- als bij de automatische versnellings- bak stand D of M is ingeschakeld.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en
de achteruitversnelling ingeschakeld
is, wordt de auto even op zijn plaats
gehouden wanneer u het rempedaal
loslaat.
Verlaat de auto niet in de korte
periode dat u de hill holder ge-
bruikt.
Als u de auto moet verlaten terwijl de
motor draait, trek de handrem dan
handmatig aan en controleer of het
verklikkerlampje van de handrem en
het lampje P op de hendel (elektri-
sche handrem) permanent branden.
Bij een storing in de hill holder gaan deze
controlelampjes branden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk om het systeem te
laten controleren.
Page 140 of 288

137
Systeem dat bepaalde informatie op
een doorzichtige strip op de voorruit
projecteert, zodat de bestuurder deze
informatie in het directe gezichtsveld
heeft en zijn ogen niet van de weg hoeft
af te wenden.
Dit systeem werkt bij draaiende motor
en de instellingen worden opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
HEAD-UP DISPLAY
1. Aan/uit head-up display.
2. Regeling lichtsterkte.
3. Hoogteverstelling weergave.
Door één van de toetsen in te drukken
wordt de strip uitgeklapt. Als het head-up display is ingeschakeld,
geeft het de volgende informatie weer:
A. De snelheid van uw auto.
B. De informatie van de snelheidsrege-
laar/-begrenzer.
C. De informatie van de "distance alert".
Toetsen Informatie op het head-up display