PEUGEOT 3008 2011.5 Instructieboekje (in Dutch)

Page 131 of 328

129
VEI

Modderstand
In deze stand wordt bij het wegrijden
veel wielslip toegestaan bij het wiel met
de minste grip, zodat de modder van
de band wordt verwijderd en het wiel
vervolgens weer grip krijgt. Er wordt zo
veel mogelijk koppel naat het wiel met
de meeste grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het sy-
steem de wielslip zodanig dat de han-
delingen van de bestuurder zo veel
mogelijk effect hebben.
Zandstand
In deze stand is het gelijktijdig licht door-
slippen van de aangedreven wielen toe-
gestaan, zodat de auto vooruit komt en
het risico van ingraven wordt beperkt.
Tips voor het rijden
Uw auto is hoofdzakelijk ont-
worpen voor het gebruik op
verharde wegen, maar u kunt er ook
mee uit de voeten op minder goed
begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto,
en is niet ontworpen voor de volgen-
de omstandigheden:


- het rijden in terreinen die de on-
derzijde van de auto zouden
kunnen beschadigen of waarin
onderdelen (brandstofl eiding,
brandstofkoeler,...) geraakt zou-
den kunnen worden door stenen
of andere objecten,

- het rijden in terrein met steile hel-
lingen en weinig grip,

- het doorwaden van beekjes en
stroompjes, enz.



)
Zet de draaiknop in deze
stand.


)
Zet de draaiknop in deze
stand.
ESP OFF-stand


)
Zet de draaiknop in
deze stand.
Activeer op zand geen andere standen,
hierdoor bestaat de kans dat de auto
vast komt te zitten in het terrein. Deze stand is alleen mogelijk bij snel-
heden tot 50 km/h.

Page 132 of 328

130
VEI

Hoogteverstelling

Verklikkerlampje veiligheidsgordel
vóór losgemaakt/niet vastgemaakt









Omdoen


)
Trek aan de gordel en steek de gesp
in de gordelsluiting.

)
Controleer of de gordel goed is vast-
gemaakt door even aan de riem te
trekken.


)
Knijp, om het bevestigingspunt te
vinden, de knop A
in en schuif deze
in één van de standen.

Als het contact wordt aangezet,
gaat dit verklikkerlampje op het
pictogrammendisplay voor de
veiligheidsgordels en de airbag
aan passagierszijde branden om aan te
geven dat de bestuurder en/of voorpas-
sagier zijn gordel nog niet heeft vastge-
maakt.
Als de wagensnelheid hoger is dan
20 km/h, knippert het verklikkerlampje
gedurende 2 minuten in combinatie met
een geluidssignaal. Na deze 2 minuten
blijft het verklikkerlampje branden zolang
de bestuurder en/of voorpassagier zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Losmaken


)
Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting.

)
Houd de gordel vast terwijl deze
zich oprolt.
VEILIGHEIDSGORDELS

Veiligheidsgordels vóór


De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien
van een pyrotechnische gordelspanner
en een spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescher-
ming van de bestuurder en passagier bij
frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een
krachtige aanrijding zorgen de pyrotechni-
sche gordelspanners ervoor dat de veilig-
heidsgordels stevig tegen de lichamen van
de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn
actief zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevor-
dert daarmee de veiligheid.

Page 133 of 328

131
VEI


1.
Pictogram veiligheidsgordels voor en/of
achter losgemaakt/niet vastgemaakt.

2.
Pictogram veiligheidsgordel links voor.

3.

Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.


4.
Pictogram veiligheidsgordel rechts achter.


5.
Pictogram veiligheidsgordel midden
achter.

6.
Pictogram veiligheidsgordel links achter.


Pictogrammendisplay veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt Veiligheidsgordels achter

De zitplaatsen achter zijn voorzien van
een driepunts veiligheidsgordel met op-
rolautomaat en gordelkrachtbegrenzer
(behalve de middelste zitplaats).

Verklikkerlampje veiligheidsgordel
Als een achterpassagier zijn
gordel losmaakt, verschijnt dit
pictogram op het pictogram-
mendisplay veiligheidsgordels/
airbag aan passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan
20 km/h, knippert het verklikkerlampje
gedurende twee minuten in combina-
tie met een geluidssignaal. Na deze
2 minuten blijft het verklikkerlampje
branden zolang de achterpassagiers
hun gordels niet hebben vastgemaakt.

Omdoen


)
Trek aan de gordel en steek de gesp
in de gordelsluiting.

)
Controleer of de gordel goed is vast-
gemaakt door even aan de riem te
trekken.


Losmaken


)
Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting.

)
Houd de gordel vast terwijl deze
zich oprolt.

Op het pictogrammendisplay van de
veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde gaat het verklikker-
lampje 2
of 3
rood branden als de veilig-
heidsgordel niet is vastgemaakt of weer
is losgemaakt.
Als het contact wordt aangezet, worden
de pictogrammen 4
, 5
en 6
ongeveer
30 seconden rood weergegeven, bij
draaiende motor of een snelheid lager
dan ongeveer 20 km/uur, als de desbe-
treffende gordel niet is vastgemaakt.
Als bij een snelheid hoger dan ongeveer
20 km/uur het pictogram 4, 5
of 6
rood
wordt weergegeven in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, is de gordel
van de desbetreffende achterpassagier
weer losgemaakt.









Pictogrammendisplay
veiligheidsgordels losgemaakt

Page 134 of 328

132
VEI




Alvorens te gaan rijden dient
de bestuurder te controleren
of alle passagiers hun veilig-
heidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens
het rijden hun veiligheidsgordel dra-
gen, ook al betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheids-
gordels niet om; de gordels zijn dan
niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel au-
tomatisch wordt aangepast aan de
lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold
als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het ge-
bruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder wor-
den geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien
van een automatische blokkeerin-
richting die in werking treedt bij een
aanrijding, een noodstop of het over
de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door
stevig aan de riem te trekken en deze
weer los te laten, zodat de riem weer
een stukje wordt opgerold. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam
te worden gedragen,

- moet deze in een vloeiende be-
weging naar voren worden ge-
trokken, zonder dat de gordel ge-
draaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen
of rafels vertonen,

- mag er om te voorkomen dat de
gordel niet goed werkt, niets aan
worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veilig-
heidsvoorschriften moeten werk-
zaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitge-
voerd door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats,
die tevens voor de garantie zorgt en
de werkzaamheden volgens de voor-
schriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw
auto regelmatig controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats, vooral als de gor-
dels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmid-
del voor textiel, verkrijgbaar bij het
PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of
verstellen van een stoel of de achter-
bank of de gordel zich op de juiste
plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet
meer dan één persoon gedragen
worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden.

Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhan-
kelijk van de aard en de kracht van
de aanrijding
, vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan. Het activeren
van de gordelspanners gaat gepaard
met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering
van de pyrotechnische lading die in
het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikker-
lampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 135 of 328

133
VEI
AIRBAGS
Het activeren van de airbags
gaat gepaard met wat on-
schadelijke rook en een knal,
als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het sy-
steem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt ge-
produceerd, kan het gehoor gedu-
rende een korte periode enigszins
verminderen.

Airbags vóór

De airbags vóór beschermen de be-
stuurder en voorpassagier bij een ern-
stige frontale aanrijding, om de kans op
hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd
in het stuurwiel en de passagiersairbag
in het dashboard boven het dashboard-
kastje.

Activering
De airbags worden gelijktijdig opgebla-
zen, behalve als de airbag aan pas-
sagierszijde is uitgeschakeld, bij een
ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór (A)
,
in de lengterichting van de auto en van-
af de voorzijde richting de achterzijde
van de auto, die zich op een horizontale
ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tus-
sen de bestuurder en het stuur of tussen
de passagier voorin en het dashboard
om te verhinderen dat deze naar voren
wordt geslingerd.
Registratiezones voor een
aanrijding


A.
Impactzone vóór.

B.
Impactzone opzij.

De airbags werken alleen
als het contact aan is.

De airbags werken slechts
eenmaal. Als er een tweede aanrij-
ding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of
een volgend ongeval), worden de air-
bags niet meer opgeblazen.
De airbags zijn speciaal ontworpen om
de veiligheid van de inzittenden (uitge-
zonderd de middelste passagier achter)
bij ernstige aanrijdingen te verbeteren.
Ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
spanbegrenzers (behalve bij de middel-
ste passagier achter).
De elektronische schoksensoren regi-
streren de frontale en zijdelingse aanrij-
dingen waaraan de registratiezones voor
een aanrijding worden blootgesteld:


- bij een ernstige aanrijding gaan de
airbags onmiddellijk af om de inzit-
tenden van de auto (uitgezonderd
de middelste passagier achter) te
beschermen. Direct na de aanrij-
ding ontsnapt het gas snel uit de air-
bags, zodat het zicht niet wordt be-
lemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,

- bij een minder ernstige aanrijding of
een aanrijding van achteren en in
bepaalde gevallen waarbij de auto
over de kop slaat, treden de airbags
niet in werking. De veiligheidsgor-
dels zorgen in deze situaties voor
een afdoende bescherming.

Page 136 of 328

134
VEI
Plaats geen kinderzitje op de
voorstoel als minimaal één van
beide verklikkerlampjes van de
airbags permanent blijft branden.
Laat het systeem nakijken door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.


Storing
Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display, laat
het systeem dan controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats. De kans bestaat dat
de airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet
dan de schakelaar weer op "ON"
om de
airbag opnieuw in te schakelen en zo
de veiligheid van uw passagier te ga-
randeren.

Als het contact is aangezet en de
airbag aan passagierszijde opnieuw
wordt ingeschakeld, gaat dit verklikker-
lampje op het display van de verklik-
kerlampjes van de veiligheidsgordels
en de airbag aan passagierszijde ge-
durende ongeveer 1 minuut branden.

Schakel voor de veiligheid van
uw kind de airbag aan passa-
gierszijde altijd uit als u een
kinderzitje met de rug in de rijrichting
op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
Afhankelijk van de uitvoering
van uw auto brandt dit verklik-
kerlampje op het instrumen-
tenpaneel en/of op het display
voor de verklikkerlampjes van
de veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde, bij aangezet contact
en zolang de airbag is uitgeschakeld. Als dit verklikkerlampje knippert, raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of eengekwalifi ceerde
werkplaats. De kans bestaat
dat de airbag aan passagiers-
zijde bij een ernstige aanrijding
niet wordt geactiveerd.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde
kan worden uitgeschakeld:


)
zet het contact af
, steek de sleutel
in de schakelaar voor uitschakelen
van de airbag aan passagierszijde,

)
draai deze in de stand "OFF"
,

)
verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.

Page 137 of 328

135
VEI
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der en de passagier vóór bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding, om de kans
op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn, aan de zijde van de
portieren, in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.

Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B
),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de be-
stuurder en passagiers (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op letsel aan de zijkant van het
hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in
de stijlen en in de hemelbekleding.
Storing
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij ( B
), waarbij de krach-
ten loodrecht op de lengterichting van
de auto en vanaf de buitenzijde richting
de binnenzijde van de auto worden uit-
geoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen
tussen de inzittenden vóór en achter en
de ruiten.
Bij een lichte zijdelingse aan-
rijding of bij over de kop slaan,
kan het zijn dat de airbag niet
wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achte-
ren of een frontale aanrijding wordt
de airbag niet geactiveerd.

Registratiezones voor een
aanrijding


A.
Impactzone vóór.

B.
Impactzone opzij.

Als dit waarschuwingslampje
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het multifunc-
tionele display, raadpleeg dan
het PEUGEOT-netwerk of een gekwali-
fi ceerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. De kans bestaat dat
de airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd. De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffen-
de portierpaneel.

Page 138 of 328

VEI













Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om nor-
maal rechtop in de voorstoelen te zit-
ten.
Draag altijd een correct afgestelde
autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinde-
ren, huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag be-
lemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van
uw auto de airbagsystemen contro-
leren.
Werkzaamheden aan airbagsyste-
men mogen uitsluitend door het
PEUGEOT-netwerk of door een ge-
kwalifi ceerde werkplaats worden uit-
gevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen als de airbag wordt ge-
activeerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme
gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgebla-
zen, kunnen brandende sigaretten of
een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op.


Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoe-
zen, die in combinatie met actieve
zijairbags gebruikt kunnen worden.
Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u
zich wenden tot het PEUGEOT-net-
werk (zie hoofdstuk "Praktische in-
formatie - § Accessoires").
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen (kleding...): dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het por-
tierpaneel zitten.

Windowairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbe-
kleding; dit zou bij het afgaan van
de windowairbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van
het dak (indien aanwezig); deze ma-
ken deel uit van de bevestiging van
de windowairbags.

Page 139 of 328

137
RIJ

De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden bediend:


- Automatisch aantrekken/vrijzetten

De parkeerrem wordt automatisch
aangetrokken bij het afzetten van
de motor en automatisch vrijgezet
bij het wegrijden (standaard geacti-
veerde functies),

- Handmatig aantrekken/vrijzetten

De parkeerrem kan handmatig wor-
den aangetrokken of vrijgezet door
het bedienen van de hendel A
.


Het uitschakelen wordt aan-
bevolen bij zeer lage tempera-
turen (vorst) en bij het trekken
van een aanhanger (slepen,
caravan, enz.). Raadpleeg de para-
graaf "Handmatig vrijzetten".

Programmeren van de werking
Afhankelijk van het land van bestem-
ming kan de functie voor het automatisch
aantrekken van de parkeerrem bij het af-
zetten van de motor en het automatisch
vrijzetten van de parkeerrem bij het weg-
rijden worden uitgeschakeld.
Als dit verklikkerlampje brandt
op het instrumentenpaneel, is
de automatische functie uitge-
schakeld. Deze functie kan door het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats
worden ingeschakeld en
uitgeschakeld.
Als de functie is uitgeschakeld, dient u de
parkeerrem dus handmatig te bedienen.
Als de parkeerrem nog niet is aangetrok-
ken en het bestuurdersportier wordt ge-
opend, klinkt een geluidssignaal in com-
binatie met een melding op het display.

Plaats geen voorwerpen (pak-
jes sigaretten, telefoons, enz.)
achter de hendel van de elek-
trische parkeerrem.

Page 140 of 328

138
RIJ
Wanneer de auto stilstaat en u bij draai-
ende of afgezette motor de parkeerrem
wilt aantrekken, trekt
u aan de hendel A
.
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:


- het branden van het verklikker-
lampje parkeerrem en het con-
trolelampje P
op de hendel A
,

Wanneer u het bestuurdersportier opent
bij draaiende motor terwijl de parkeerrem
niet is aangetrokken, klinkt er een ge-
luidssignaal en verschijnt er een melding
op het display (behalve bij auto's met au-
tomatische versnellingsbak, als de selec-
tiehendel in de stand P
(Park) staat).
Handmatig vrijzetten

Om bij aangezet contact of draaiende
motor de parkeerrem vrij te zetten, trapt

u het rempedaal
of het gaspedaal in,
trekt
u aan de hendel A
en laat
u deze
vervolgens weer los
.
De vrijgezette toestand van de parkeer-
rem wordt aangegeven door:


-
het doven van het verklikker-
lampje parkeerrem en het con-
trolelampje P
op de hendel A
,

Als u aan de hendel A
trekt zon-
der het rempedaal in te trappen
wordt de parkeerrem niet vrijge-
zet en gaat een lampje branden
op het instrumentenpaneel.

Handmatig aantrekken Extra stevig aantrekken

U kunt, indien nodig, de parkeerrem
extra stevig aantrekken
. Dit gebeurt
door de hendel A langer te bedienen
,
tot de melding "Parkeerrem aangetrok-
ken" op het display verschijnt en er een
geluidsignaal klinkt.

In het geval van een aangekop-
pelde aanhanger, wanneer de
auto beladen is of op een steile
helling staat, dient u de parkeerrem ex-
tra stevig aan te trekken, bij het parkeren
de voorwielen naar de stoeprand te stu-
ren en een versnelling in te schakelen.
Na het extra stevig aantrekken van
de parkeerrem duurt het langer voor-
dat de parkeerrem weer is vrijgezet.



Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
van de parkeerrem op het in-
strumentenpaneel constant
brandt.

Het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem is noodzakelijk in de vol-
gende omstandigheden:



- wanneer een caravan of aanhanger
aan de auto is gekoppeld en de au-
tomatische bediening is geactiveerd
terwijl u de parkeerrem handmatig
bedient,

- wanneer de hellingcondities ver-
moedelijk zullen variëren terwijl de
auto stilstaat (bijvoorbeeld wanneer
de auto vervoerd wordt op een boot
of trailer, of bij slepen).

- de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
- de melding "Parkeerrem
vrijgezet".

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 330 next >