PEUGEOT 3008 2011.5 Instructieboekje (in Dutch)

Page 171 of 328

169
ONDERHOUD
BENZINEMOTOREN
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde
onderdelen.


1.
Reservoir stuurbekrachtiging.

2.
Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.

3.
Reservoir koelvloeistof.
4.
Reservoir remvloeistof.

5.
Accu/zekeringen.

6.
Zekeringkast.
7.
Luchtfi lter.

8.
Oliepeilstok.

9.
Motorolie (bij)vullen.

Page 172 of 328

170
ONDERHOUD
DIESELMOTOREN
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onder-
delen en het ontluchten van het brandstofcircuit.


1.
Reservoir stuurbekrachtiging.

2.

Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.

3.
Reservoir koelvloeistof.
4.
Reservoir remvloeistof.

5.
Accu/zekeringen.

6.
Zekeringkast.

7.
Luchtfi lter.
8.
Oliepeilstok.

9.
Motorolie (bij)vullen.

10.
Handopvoerpomp * .

11 .
Ontluchtnippel * .

*
Volgens motoruitvoering.

Page 173 of 328

171
ONDERHOUD
NIVEAUS CONTROLEREN
Controleer de onderstaande niveaus
regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij
anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalifi ceerde werkplaats.


Remvloeistofniveau

Als de motor warm is, wordt de tem-
peratuur van de koelvloeistof geregeld
door de koelventilator. Deze kan ook bij
afgezet contact werken.

Bij uitvoeringen voorzien van een
roetfi lter kan de koelventilator bij
afgezet contact nog (gaan) werken,
zelfs bij koude motor.

Wacht bovendien alvorens werkzaam-
heden aan het koelsysteem uit te voe-
ren ten minste 1 uur nadat de motor
gedraaid heeft, omdat het koelsysteem
onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen
de dop eerst 2 omwentelingen los om
de druk te laten dalen. Verwijder, als de
druk eenmaal gedaald is, de dop en vul
koelvloeistof bij.

Motorolieniveau


Het motorolieniveau kan bij aange-
zet contact worden gecontroleerd
via de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel, of met de olie-
peilstok.
Een handmatige controle van het motorolieni-
veau is alleen betrouwbaar als de auto op een
vlakke, horizontale ondergrond staat en de mo-
tor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact
binnen 30 minuten de juiste waarde aangeven.
Het remvloeistofniveau dient
zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden.
Controleer indien dit niet het
geval is of de remblokken van uw auto
zijn versleten.

Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het voorgeschreven verversingsinter-
val.


Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau

Het stuurbekrachtigingsvloeistof-
niveau dient zich zo dicht mogelijk
bij het merkteken "MAXI" te bevin-
den. Draai bij koude motor de dop
open om het niveau te controleren.


Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, wordt een te
laag vloeistofniveau van de ruiten-
en koplampsproeiers aangegeven
door een geluidssignaal en een melding op
het display van het instrumentenpaneel.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid
het reservoir bij.

Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het verversingsinterval voor uw auto.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevo-
len motorolie voor uw auto en motoruit-
voering.


Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven remvloeistof die voldoet aan
de DOT4-norm.

Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te worden
ververst.

Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorko-
men is het (bij)vullen van het reservoir
met water niet toegestaan.



Koelvloeistofniveau


Het koelvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkte-
ken "MAXI" te bevinden, maar
mag beslist niet hoger zijn.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven koelvloeistof.

Let bij werkzaamheden onder
de motorkap goed op want
bepaalde delen van de motor
kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden).

Het is normaal om tussen
twee onderhoudsbeurten olie
bij te vullen. PEUGEOT raadt
u aan om elke 5000 kilometer het
olieniveau te controleren en, indien
nodig, olie bij te vullen. Om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, is het gebruik van additie-
ven in de motorolie niet toegestaan.

Page 174 of 328

172
ONDERHOUD
Vermijd langdurig huidcontact
met afgewerkte olie en andere
vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezond-
heid.
Gooi afgewerkte olie en ande-
re vloeistoffen niet in het riool,
in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in
de daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats.










Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag niveau in het additiefreser-
voir wordt aangegeven door het perma-
nent branden van dit lampje in combi-
natie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display.








Afgewerkte producten CONTROLES

Accu

De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of
de accupolen en -klemmen
schoon zijn, vooral bij warm
weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt het hoofdstuk "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over de
te nemen voorzorgsmaatregelen.


Luchtfilter

Laat de fi lters periodiek ver-
vangen volgens de in het on-
derhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...)
en het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden ver-
vangen
(zie paragraaf "Motoren").


Oliefilter

Laat bij het olie verversen te-
vens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het vervangings-
interval.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalifi ceerde werk-
plaats.



Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzij-
den in het onderhoudsboekje die betrekking hebben
op de motoruitvoering van uw auto voor het laten
controleren van bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.







Deze sticker, die hoort bij het
Stop & Start-systeem, geeft
aan dat er een speciale 12 V
loodaccu is gebruikt die alleen losge-
koppeld en/of vervangen mag worden
door het PEUGEOT-netwerk of door
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing
kan ertoe leiden dat de accu vroeg-
tijdig aan vervanging toe is.

Page 175 of 328

173
ONDERHOUD

Staat van remschijven














Remblokken

De slijtage van de remblokken
is sterk afhankelijk van de rijstijl,
vooral bij stadsverkeer en veel
korte ritten. Hierdoor kan het
noodzakelijk blijken om de rem-
blokken vaker, tussen twee onderhouds-
controles door, te laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages,
duidt een te laag remvloeistofniveau
erop dat de remblokken versleten zijn.
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceer-
de werkplaats voor informatie
over het controleren van de
slijtage van de remschijven.







Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onder-
houdsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.







EGS-versnellingsbak met
6 versnellingen
De versnellingsbak is onder-
houdsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.







Automatische versnellingsbak

De automatische versnellings-
bak is onderhoudsvrij (olie ver-
versen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole. Dit systeem hoeft niet apart
gecontroleerd te worden. Als
er zich toch een probleem
voordoet, laat het systeem
dan controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
Raadpleeg voor meer informatie het
hoofdstuk "Rijden - Elektrische parkeer-
rem - $ Storingen".






















Elektrische parkeerrem








Roetfilter (diesel)

Het onderhoud van het roetfi lter moet
worden uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
De eerste keren dat bij een
nieuwe auto het roetfi lter ge-
regenereerd wordt, kunt u een
brandlucht ruiken. Dit is volkomen
normaal. Als langdurig met zeer lage
snelheid wordt gereden of de mo-
tor langdurig stationair draait, kan
bij gasgeven soms rook uit de uit-
laat waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties en
heeft geen gevolgen voor het milieu.


Stoffilter/geurfilter
(actieve koolstof)
Uw auto is voorzien van een fi lter dat
voorkomt dat stof en stank via de ven-
tilatie en de airconditioning het interieur
binnenkomen.
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het vervangingsinterval.
Het is raadzaam het fi lter te vervan-
gen wanneer u stank in het interieur
waarneemt. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Een vervuild interieurfi lter kan de presta-
ties van de airconditioning verminderen
en ongewenste geuren veroorzaken.

Page 176 of 328

174
PRAKTISCHE INFORMATIE
BANDENREPARATIESET
De bandenreparatieset bevindt zich on-
der de vloerplaat van de bagageruimte.
Het is een onderdeel van de gereed-
schapsset onder het opbergvak. De volledige set voor de reparatie van
een band bestaat uit een compressor en
een fl acon met afdichtmiddel. Hiermee
kunt u de band tijdelijk repareren
, zo-
dat u de dichtstbijzijnde garage kunt be-
reiken.
Met deze reparatieset kunnen de mees-
te lekke banden worden gerepareerd,
als het lek zich in het loopvlak of de hiel
van de band bevindt.

Al het gereedschap is specifi ek be-
stemd voor uw auto, gebruik het niet
voor andere doeleinden.


1.
12V-compressor.
De compressor bevat een afdich-
tingsproduct voor het tijdelijk re-
pareren van een band en regelt
de bandenspanning.

2.
Twee wielblokken om de auto
veilig stil te zetten.

3.
Dop voor slotbouten (in het dash-
boardkastje) * .
Specifi ek voor slotbouten.


Overzicht gereedschap

Overige accessoires

4.
Afneembaar sleepoog.
Zie "Elektrische parkeerrem"
in het hoofdstuk "Rijden".
Zie de rubriek "Slepen van uw
auto".

5.
Bediening voor de noodontgrende-
ling van de elektrische parkeerrem.

Toegang tot de set


*
Volgens land van bestemming.

Page 177 of 328

175
PRAKTISCHE INFORMATIE

Beschrijving van de set



A.
Schakelaar stand "Reparatie" of "Op
spanning brengen".

B.
Aan/uit schakelaar "I/O"
.

C.
Knop voor leeg laten lopen.

D.
Manometer (bar of psi).

E.
Opbergvak met:


- kabel + adapter voor 12V-aanslui-
ting,

- diverse opblaasnippels voor ac-
cessoires als ballonnen, fi etsban-
den, ...
F.
Flacon met afdichtmiddel.

G.
Witte slang met dop voor de reparatie.

H.
Zwarte slang voor het op spanning
brengen.

I.
Sticker met snelheidslimiet.

De sticker met snelheidslimiet
I
moet op het stuurwiel wor-
den geplakt om u te herinne-
ren aan het feit dat de band tijdelijk is
gerepareerd.
Rijd na het repareren met behulp van
de bandenreparatieset niet sneller
dan 80 km/h.

Page 178 of 328

176
PRAKTISCHE INFORMATIE

Reparatiemethode



)
Zet het contact af.

)
Zet de schakelaar A
in de
stand "Reparatie".

)
Controleer of de schakelaar
B
in de stand "O"
staat.
1. Afdichting van het lek

)
Rol de witte slang G
volledig uit.

)
Draai de dop van de witte slang los.

)
Sluit de witte slang aan op het ven-
tiel van de lekke band.
)
Sluit de stekker van de compres-
sor aan op de 12V-aansluiting in de
auto.

)
Start de motor en laat deze draaien.

Verwijder het voorwerp dat de
lekkage heeft veroorzaakt niet
uit de band.
Let op: dit product is schadelijk
(ethyleenglycol, colofonium...)
bij inname en irriterend voor
de ogen.
Houd het middel buiten het bereik
van kinderen.
Schakel de compressor niet in
voordat de witte slang is aan-
gesloten op het ventiel van de
band: het afdichtmiddel wordt anders
buiten de band gespoten.

Page 179 of 328

177
PRAKTISCHE INFORMATIE

)
Verwijder de set en draai de dop van
de witte slang vast.
Zorg ervoor dat restanten van de
vloeistof niet op of in de auto terecht
kunnen komen. Houd de set binnen
handbereik.

)
Maak direct een rit van ongeveer
vijf kilometer met matige snelheid
(tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.

)
Zet de auto stil en controleer de re-
paratie en de bandenspanning met
de set.

)
Activeer de compressor door de
schakelaar B
in de stand "I"
te zet-
ten, tot de bandenspanning 2,0 bar
bedraagt.
Het afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; neem gedurende
deze handeling de slang niet los van
de aansluiting (kans op spatten).

Als na vijf tot zeven minuten
de gewenste bandenspan-
ning niet is bereikt, is de band
niet te repareren met de bandenre-
paratieset; neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwali-
fi ceerde werkplaats om u verder te
helpen.

Controlesysteem
bandenspanning
Als uw auto is uitgerust met
een controlesysteem voor de ban-
denspanning, zal het verklikkerlamp-
je voor te lage bandenspanning na
het repareren van een wiel blijven
branden tot u het systeem laat reset-
ten door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 180 of 328

178
PRAKTISCHE INFORMATIE

)
Neem zo snel moge-
lijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Vertel de technicus direct dat u ge-
bruik hebt gemaakt van de bandenre-
paratieset. Na nadere inspectie kan
de technicus u vertellen of de band
gerepareerd kan worden of dient te
worden vervangen.



)
Zet de schakelaar A
in de
stand "Bandenspanning".

)
Rol de zwarte slang H
vol-
ledig uit.

)
Sluit de zwarte slang aan op het
ventiel van de gerepareerde band.
)
Sluit de stekker van de compressor
weer aan op de 12V-aansluiting in
de auto.

)
Start de motor opnieuw en laat de
motor draaien.
)
Breng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschre-
ven spanning (spanning verhogen:
schakelaar B
in stand "I"
; spanning
verlagen: schakelaar B
in stand "O"

en knop C
indrukken), zoals vermeld
op de bandenspanningssticker in de
portieropening aan bestuurderszijde.
Als de bandenspanning sterk daalt,
is het lek niet goed gedicht; neem
contact op met het PEUGEOT-net-
werk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats om u verder te helpen.

)
Verwijder de set en berg deze op.

)
Rijd niet harder dan 80 km/h en niet
verder dan 200 km.
2. Op spanning brengen

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 330 next >