PEUGEOT 3008 2011.5 Instructieboekje (in Dutch)

Page 81 of 328

79
TO
E
ALARM
Dit systeem beveiligt uw auto tegen in-
braak en diefstal. Het systeem bestaat
uit een omtrek- en een interieurbevei-
liging en is voorzien van een anti-in-
braakfunctie.
Vergrendelen van de auto metvolledig ingeschakeld alarm


Breng geen wijzigingen aan
het alarmsysteem aan, dit kan
leiden tot storingen.

De interieurbeveiliging wordt
uitsluitend uitgeschakeld als
deze procedure wordt uitge-
voerd na het afzetten van het
contact.

Inschakelen van de
interieurbeveiliging


)
Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.

)
Vergrendel de auto met de afstands-
bediening.
Het alarm wordt weer ingeschakeld met
twee beveiligingsniveaus; het controle-
lampje van de knop A
gaat uit.


Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld


Inschakelen


)
Zet het contact af en verlaat de
auto.

)
Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de ver-
grendelknop van de afstandsbedie-
ning.
Het alarm is geactiveerd; het controle-
lampje van de knop A
zal één keer per
seconde knipperen.
Omtrekbeveiliging

Dit systeem houdt de te openen carros-
seriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand probeert
in te breken door een portier, de achter-
klep of de motorkap te forceren.
Interieurbeveiliging

Dit systeem treedt in werking als er be-
wegingen in het interieur worden waar-
genomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen of als iets of iemand in de
auto beweegt.
Schakel de interieurbeveiliging uit als
u tijdens uw afwezigheid een ruit een
stukje open wilt laten of als er een huis-
dier in de auto achterblijft.
Anti-inbraakfunctie

Dit systeem treedt in werking als ie-
mand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de kabels van de sirene, de bedienings-
eenheid of de accu door te knippen.
Uitschakelen


)
Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt uitgeschakeld; het con-
trolelampje van de knop A
gaat uit.

Uitschakelen van de
interieurbeveiliging


)
Zet het contact af.

)
Druk binnen 10 seconden op de
knop A
tot het controlelampje blijft
branden.

)
Verlaat de auto.

)
Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de ver-
grendelknop van de afstandsbedie-
ning.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt inge-
schakeld; het controlelampje van de knop
A
zal één keer per seconde knipperen.

Page 82 of 328

80
TO
E

Activering
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwij-
zers ongeveer dertig seconden.
Nadat het alarm is gestopt, zijn de om-
trek- en interieurbeveiliging weer actief.

Als het alarm 10 keer achter
elkaar is afgegaan, wordt het
bij de elfde keer uitgescha-
keld.
Als het lampje van de knop A
snel
knippert, betekent dit dat het alarm
tijdens uw afwezigheid is afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Om te voorkomen dat tijdens het
wassen van uw auto het alarm af-
gaat, is het raadzaam de auto in dat
geval met de sleutel in het slot van
het bestuurdersportier af te sluiten.
Schakel voordat u de accukabels los-
neemt het alarm uit om te voorkomen
dat de sirene afgaat.


Storing afstandsbediening


)
Ontgrendel de auto met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier.

)
Open het portier; het alarm gaat af.

)
Zet het contact aan; het alarm stopt.




Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
controlelampje van de knop A
geduren-
de 10 seconden blijft branden, duidt dit
op een storing in de verbinding met de
sirene.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.


Vergrendelen van de auto zonder
het alarm in te schakelen


)
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier.



Automatisch inschakelen *
Afhankelijk van de wetgeving in uw land
is het volgende van toepassing:


- Het alarm wordt 45 seconden na-
dat de auto met behulp van de af-
standsbediening is vergrendeld,
geactiveerd, ongeacht de toestand
van de portieren en de achterklep.

- Het alarm wordt 2 minuten nadat het
laatste portier of de achterklep is ge-
sloten, geactiveerd.


)
Om het afgaan van het alarm bij
het openen van een portier of de
achterklep te voorkomen, moet
eerst op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening worden
gedrukt.




*
Volgens land van bestemming.

Page 83 of 328

81
TO
E

Na het afzetten van het con-
tact kunnen de ruiten nog on-
geveer 45 seconden worden
bediend, tenzij binnen deze 45 secon-
den een voorportier wordt geopend
en de auto wordt vergrendeld.
Probeer een ruit, wanneer deze niet
met het bedieningspaneel van het
bestuurdersportier kan worden be-
diend, te bedienen met het bedie-
ningspaneel van het desbetreffende
portier, en omgekeerd.
ELEKTRISCH BEDIENBARERUITEN
U kunt de ruiten handmatig of automa-
tisch volledig openen en sluiten. De
ruiten zijn voorzien van een beveiliging
tegen beknellen en de elektrisch be-
dienbare ruiten achter kunnen worden
geblokkeerd voor de veiligheid van kin-
deren op de achterbank.


1.
Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde.


2.
Schakelaar ruitbediening
passagierszijde.


3.
Schakelaar ruitbediening
rechts achter.


4.
Schakelaar ruitbediening
links achter.


5.
Blokkeerschakelaar elektrisch
bedienbare ruiten achter.

Als de ruit bijvoorbeeld bij
vorst niet wil sluiten, voer dan
direct het volgende uit:


)
druk op de schakelaar tot de ruit
volledig is geopend,

)
trek vervolgens direct de schake-
laar omhoog tot de ruit volledig is
gesloten,

)
houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1 seconde vast.

Tijdens deze handelingen is de
beveiliging tegen beknellen uitge-
schakeld.


Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel
stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeel-
telijk weer open.
- automatisch



)
Duw of trek de schakelaar
voorbij het zware punt. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent
of sluit de ruit volledig.

)
Bedien de schakelaar opnieuw om
het openen of sluiten te stoppen.


Eentraps ruitbediening

U hebt twee mogelijkheden:


- handmatig



)
Duw of trek de schakelaar tot het
zware punt. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Om defect raken van de mo-
toren van de ruitbediening te
voorkomen, treedt wanneer
een ruit tien keer in korte tijd volledig
wordt geopend en gesloten een be-
veiliging in werking.
U heeft vervolgens ongeveer één mi-
nuut de tijd om de ruit te sluiten.
Als de ruit in dat geval wordt geslo-
ten, zal de ruitbediening na ongeveer
40 minuten weer beschikbaar zijn.

Page 84 of 328

82
TO
E
Als het lampje brandt, is de
ruitbediening geblokkeerd.
Als het lampje uit is, is de ruit-
bediening niet geblokkeerd.
Met deze schakelaar worden
ook de binnenportiergrepen
van de achterportieren ge-
blokkeerd (zie het hoofdstuk "Veilig-
heidsvoorzieningen voor kinderen"- §
Elektrische kinderbeveiliging").
Resetten
Als een ruit niet automatisch kan wor-
den gesloten, moet de ruitbediening
worden gereset:


)
trek de schakelaar omhoog tot de
ruit stopt met bewegen,

)
laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog, herhaal deze
handeling totdat de ruit volledig is
gesloten,

)
houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1 seconde vast,

)
druk op de schakelaar om de ruit
automatisch te openen,

)
druk als de ruit volledig is geopend
nogmaals op de schakelaar en houd
deze nog ongeveer 1 seconde vast. Als het lampje een andere
status heeft, wijst dit op een
storing in de elektrische kin-
derbeveiliging. Laat het systeem
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Neem bij het verlaten van de auto,
zelfs voor een korte periode, altijd de
sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van
de ruit iets tussen de ruit en de spon-
ning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op
de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze
ervan verzekerd zijn dat niets het cor-
recte sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de elek-
trische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Blokkeren van de ruitbedieningen de portiergrepen achter



)
Druk, voor de veiligheid van uw kin-
deren, met aangezet contact op de
schakelaar 5
om de ruitbediening
achter, ongeacht de stand van de
ruiten, te blokkeren.
Het blijft mogelijk de portieren van bui-
tenaf te openen en de elektrische ruitbe-
diening achter kan nog steeds worden
bediend vanaf de bestuurdersstoel.
Tijdens deze handelingen is de be-
veiliging tegen beknellen uitgescha-
keld.


Page 85 of 328

83
TO
E
PORTIEREN


)
Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.



Van binnenuit


)
Trek aan de portiergreep van het
portier (voor of achter) om het te
openen; de auto wordt dan volledig
ontgrendeld.




De portieren kunnen niet van
binnenuit worden geopend als
de supervergrendeling is inge-
schakeld.

Sluiten

Als een portier niet goed is gesloten:


- bij draaiende motor gaat
dit lampje branden in com-
binatie met een melding
die enkele seconden op
het multifunctionele display
verschijnt,

- tijdens het rijden (snelheid ho-
ger dan 10 km/h) gaat dit lampje
branden in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding die ge-
durende enkele seconden op het
multifunctionele display verschijnt.
Openen


Van buitenaf

Page 86 of 328

84
TO
E
Op het multifunctionele dis-
play verschijnt een melding ter
bevestiging, in combinatie met
een geluidssignaal. Bediening centrale vergrendeling van binnenuit

Deze functie biedt de mogelijkheid de
portieren en de achterklep van binnen-
uit handmatig en volledig te vergrende-
len of te ontgrendelen.

Vergrendelen


)
Druk op deze knop om de auto te
vergrendelen.

Het rode lampje van de knop gaat branden.
Automatische centrale vergrendeling

Deze functie zorgt ervoor dat de por-
tieren en de achterklep, als deze goed
gesloten zijn, tijdens het rijden automa-
tisch en volledig worden vergrendeld.
U kunt de functie desgewenst inschake-
len of uitschakelen.
Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
worden de portieren en de achterklep au-
tomatisch vergrendeld.
De automatische centrale vergrende-
ling werkt niet als een van de portieren
is geopend.
Als de achterklep is geopend, is de au-
tomatische centrale vergrendeling van
de portieren actief.
Uitschakelen


)
Druk nogmaals langer dan
2 seconden op deze knop.
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging, in
combinatie met een geluidssignaal.
Als één van de portieren is ge-
opend, werkt de centrale ver-
grendeling van binnenuit niet.

Ontgrendelen


)
Druk nogmaals op deze knop om de
auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit.
Inschakelen

Bij een aanrijding worden de
portieren automatisch ont-
grendeld.

Ontgrendelen


)
Druk als sneller wordt gereden dan
10 km/h op deze knop om de portie-
ren en de achterklep tijdelijk te ont-
grendelen.



)
Druk langer dan 2 seconden op
deze knop.


Bij vergrendeling/
supervergrendeling van buitenaf
Als de auto van buitenaf is ver-
grendeld of de supervergren-
deling is ingeschakeld, knippert het
rode lampje en is de knop inactief.


)
Als de auto vergrendeld is, trek
dan aan de binnenportiergreep
om de auto te ontgrendelen.

)
Als de supervergrendeling is inge-
schakeld, moet u de afstandsbe-
diening of de sleutel gebruiken om
de auto te ontgrendelen.

Page 87 of 328

85
TO
E
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
of te ontgrendelen bij een lege accu of
in het geval van een storing in de cen-
trale vergrendeling.
Mocht de centrale vergrendling defect
zijn, dan moet u de accupolen losnemen
om de koffer te vergrendelen, waarna u
de complete auto kunt vergrendelen.


)
Steek de sleutel in de slotplaat in de
zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling
.

Vergrendelen van het
bestuurdersportier


)
Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.


Ontgrendelen van het
bestuurdersportier


)
Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.


Vergrendelen van de
overige portieren

Ontgrendelen van de overige
portieren


)
Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.




Openen



)
Ontgrendel de auto met behulp van
de afstandsbediening of de sleutel,
druk op de handgreep A
en trek het
bovenste deel van de achterklep
open.

ACHTERKLEP
Sluiten


)
Sluit het onderste deel van de ach-
terklep.

)
Trek aan de handgreep B
om het
bovenste deel van de achterklep te
sluiten.

Page 88 of 328

86
TO
E
ONDERSTE DEEL ACHTERKLEP

Openen



)
Druk de handgreep C
naar rechts
en kantel de klep D
voorzichtig om-
laag.

Sluiten



)
Til de klep D
weer op, druk er he-
lemaal tegen om deze te sluiten en
zorg ervoor dat de klep goed ver-
grendeld is.
Zorg voor het openen van de
achterklep, dat er niemand
binnen de straal van de ope-
ning staat.
Rijd, in verband met de veiligheid, de
werking en de regelgeving niet met
de achterklep of het onderste deel
van de achterklep open.
Als de accukabels losgenomen zijn,
is het niet mogelijk om de achterklep
te openen.
Begeef u niet op het onderste deel
van de klep en onderwerp deze niet
aan hevige schokken, u kunt de klep
dan beschadigen.
Sluit altijd het onderste deel van de
klep en controleer of deze goed is
vergrendeld voordat u het bovenste
deel sluit.
Controleer, wanneer u het onder-
ste deel van de klep sluit, of niets of
niemand zich in de nabijheid van de
bewegende delen bevindt, teneinde
verwondingen of schade te voorko-
men.

Open het onderste deel van
de klep niet als een trekhaak
op de auto is gemonteerd.

Maximaal toelaatbaar gewicht
op het geopende onderste
deel van de klep: 200 kg
.

Page 89 of 328

87
TO
E

Zolang de brandstofvuldop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet
uit de dop worden verwijderd.
Bij het openen van de dop kan een geluid
klinken door de aanzuiging van lucht. Dit
verschijnsel is normaal en wordt veroor-
zaakt door het vacuüm dat ontstaat door
de afdichting van het brandstofcircuit.
BRANDSTOFTANK


Inhoud van de tank: ongeveer 60 liter.
Veilig tanken:


)
zet altijd de motor af,


)
open de brandstofvulklep,

)
steek de sleutel in de dop en draai
de sleutel linksom,
Na het tanken:


)
breng de dop aan,

)
draai de sleutel naar rechts en ver-
wijder deze vervolgens uit de dop,

)
sluit de brandstofvulklep.

)
verwijder de dop en bevestig deze
aan de haak aan de binnenzijde van
de klep,

)
tank de auto af, maar laat het vul-
pistool nooit meer dan 3 keer af-
slaan
. Indien dit wel gebeurt, kun-
nen er storingen optreden,


Storing

In het geval van een storing in de brand-
stofniveaumeter gaat de wijzer terug
naar 0.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.

Tanken

Op een label aan de binnenzijde van de
vulklep staat de voorgeschreven soort
brandstof voor uw auto aangegeven.
Er moet minimaal 5 liter brandstof wor-
den getankt om er voor te zorgen dat
de brandstofmeter het niveau weer
aangeeft. Als het minimale niveau in
de brandstoftank is bereikt,
brandt dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluids-
signaal en een waarschuwingsmelding.
Zodra het lampje gaat branden, zit er
nog ongeveer 6 liter brandstof
in de
tank.
Zolang er nog niet voldoende brandstof
is getankt, zal dit lampje steeds bij het
aanzetten van het contact verschijnen
in combinatie met het geluidssignaal en
de waarschuwingsmelding. Tijdens het
rijden worden dit geluidssignaal en deze
waarschuwingsmelding met steeds kor-
tere tussenpozen herhaald, naarmate
het brandstofniveau "0"
nadert.
Ga zo snel mogelijk tanken
om te voorkomen dat de auto
stil valt.
Raadpleeg indien u strandt met
een lege tank (diesel) het hoofdstuk
"Controles".






Tank nooit als de motor door
het Stop & Start-systeem is
afgezet; zet in dat geval altijd
het contact af met de sleutel.

Page 90 of 328

DIESEL
88
TO
E
Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren

Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 en E24 (deze bevatten
resp. 10% en 24% ethanol) die voldoen
aan de Europese richtlijnen EN 228 en
EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitslui-
tend geschikt voor auto's die speciaal
bestemd zijn voor dit type brandstof
(BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese
richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstof-
fen met een ethanolgehalte tot 100%
(type E100), worden alleen verkocht in
Brazilië.

Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren


Auto's met dieselmotoren kunnen pro-
bleemloos rijden op biobrandstoffen die
aan de huidige en toekomstige Europe-
se richtlijnen voldoen (diesel die voldoet
aan de richtlijn EN 590 gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN 14214) en die aan de pomp getankt
kunnen worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren
op voorwaarde dat de bijzondere on-
derhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde plant-
aardige of dierlijke olie, stookolie ...) is na-
drukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).

VULPISTOOLRESTRICTIE *

Dit mechanisme is aangebracht in au-
to's met een dieselmotor, waardoor het
onmogelijk is om benzine te tanken.
Hiermee wordt schade aan motoren,
ontstaan door het tanken van de ver-
keerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankope-
ning is ingebouwd, is zichtbaar zodra u
de brandstoftankdop verwijdert.

Werking

Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening
plaatst, wordt dit tegengehouden door
een klep, waardoor het vergrendeld
blijft en er dus niet getankt kan worden.

Probeer in dat geval niet toch te tan-
ken maar kies een dieseltankpistool.


Het vullen van de brandstof-
tank met behulp van een jer-
rycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht
en druk deze niet tegen de klep van
de vulpistoolrestrictie, om ervoor te
zorgen dat de brandstof netjes in de
vulopening stroomt.

Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van Diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een tankbe-
veiliging op de auto er toe leiden dat
tanken niet mogelijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u naar
het buitenland afreist bij het PEUGEOT-
netwerk te informeren of uw auto ge-
schikt is om in het desbetreffende land
te kunnen tanken.

*
Volgens land van bestemming.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 330 next >