Peugeot 308 2017 Handleiding (in Dutch)
Page 111 of 393
109
308_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
MistverlichtingMistlampen vóór en
mistachterlicht
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de
parkeerlichten branden.
F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen.
De parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld.
Alleen mistachterlicht
Het dimlicht of het grootlicht moet zijn
ingeschakeld.
F
D
raai de ring naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO), gaat het mistachterlicht uit.
F
D
raai de ring naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen. De mistlampen vóór en het mistachterlicht
werken als de parkeerlichten of de dimlichten
zijn ingeschakeld (handmatig of in de stand
AUTO).
Verdraai de ring:
F
é
én stand naar voren om de mistlampen
vóór in te schakelen,
F
t
wee standen naar voren om de
mistachterlichten in te schakelen,
F
é
én stand naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen,
F
t
wee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
4
Verlichting en zicht
Page 112 of 393
110
308_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en de
mistachterlichten verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
U moet zelf inschatten wanneer u de
mistlampen moet inschakelen, omdat
mogelijk de lichtsterktesensor van
de automatische verlichting ondanks
eventueel aanwezige mist toch
voldoende licht kan constateren.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.Uitschakelen van de
verlichting bij afzetten van
het contact
Als u het contact afzet, worden alle
lichten automatisch uitgeschakeld,
behalve als de automatische "follow me
home"-verlichting is geactiveerd.
Aanzetten van de
verlichting na afzetten van
het contact
Om de verlichting weer aan te zetten,
draait u de ring A in de stand "0"-
lichten gedoofd, en kiest u vervolgens
de door u gewenste stand.
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, klinkt er een geluidssignaal
om aan te geven dat de verlichting nog
brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van
de laadtoestand van de accu (overgang
naar eco-modus).
Verlichting overdag vóór
(LED-verlichting)
Bij het starten van de motor wordt deze
verlichting automatisch ingeschakeld als de
lichtschakelaar in de stand " 0" of " AUTO " staat.
Verlichting en zicht
Page 113 of 393
111
308_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Follow me home-verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Inschakelen
F
G
eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
Automatische verlichting
F Draai de ring in de stand "AUTO" . Het
activeren van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, het achterlicht en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen van de functie wordt
bevestigd door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en/of een
melding.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor
ten onrechte voldoende licht
waarnemen; de verlichting wordt dan
niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich
in aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Inschakelen
Handbediend
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt de
handbediende follow me home-verlichting na
een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
4
Verlichting en zicht
Page 114 of 393
112
308_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Automatisch
Als de functie automatische verlichting
is geactiveerd (lichtschakelaar in de
stand "AUTO"), wordt onder donkere
omstandigheden het dimlicht automatisch
ingeschakeld bij het afzetten van het contact.
Het in- of uitschakelen van de functie
en de tijdsduur van de follow me
home-verlichting zijn in te stellen
via het menu " Rijhulpsysteem " en
vervolgens " Configuratie auto " op
de secundaire pagina.
Instapverlichting
buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar
in de stand " AUTO" staat en de lichtsensor
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
F Druk op het geopende hangslot van de afstandsbediening of op
de portiergreep van een van de
voorportieren met het "Keyless
entry and start"-systeem.
UitschakelenDe instapverlichting buitenzijde gaat na een
bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit na het
afzetten van het contact of het vergrendelen
van de auto.
ProgrammerenHet in- en uitschakelen van de functie
instapverlichting en de duur van het branden
van de instapverlichting kan worden
ingesteld via de menu's " Rijhulpsysteem "
en " Configuratie auto ".
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Richtingaanwijzers
(knipperlichten)
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar
omlaag voorbij het zware punt.
F
R
echts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Verlichting en zicht
Page 115 of 393
113
308_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Om de toegang tot de auto te vergemakkelijken,
worden de volgende delen verlicht:
-
h
et oppervlak naast het bestuurders- en
het passagiersportier,
-
h
et oppervlak voor de buitenspiegels en
achter de voorportieren.
Ver lic hting
buitenspiegels
Inschakelen
Uitschakelen
De verlichting dooft na een bepaalde tijd
automatisch.
Handmatige verstelling van
de halogeenkoplampen Automatische verstelling
van de koplampen met
"Full led"-technologie
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
0
Bes
tuurder of bestuurder + voorpassagier.
-
B
estuurder + voorpassagier +
achterpassagiers.
1
5
personen.
-
5
personen + belading in de bagageruimte.
2
B
estuurder + belading in de bagageruimte. In het geval van een storing gaat
dit verklikkerlampje branden op het
instrumentenpaneel, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Om verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen corrigeert dit systeem automatisch de
hoogte van de lichtbundel van dit type koplampen,
afhankelijk van de belading van de auto.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in
de lage stand.
Stand "0" : basisinstelling. Raak in het geval van een storing
de "Full led"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Koplampen in hoogte verstellen
Als de plafonnier in deze stand staat,
wordt de verlichting in de buitenspiegels
automatisch ingeschakeld:
-
bij
het ontgrendelen,
-
b
ij het afzetten van het contact,
-
b
ij het openen van een portier,
-
b
ij het lokaliseren van de auto via de
afstandsbediening.
4
Verlichting en zicht
Page 116 of 393
114
308_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Ruitenwisserschakelaar
Handmatige functies
Instellen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn
verschillende instellingen mogelijk:
-
a
utomatische werking van de ruitenwissers
vó ó r,
-
a
utomatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.Ruitenwissers vóór
Selectiehendel wissnelheid: zet de hendel in de
gewenste stand.
Met handbediende ruitenwissers
(inter val)
Met automatische ruitenwissers
Hoge snelheid (hevige neerslag).
Normale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).
of
Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even
naar u toe trekken).
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan
de voorruit.
Verwijder onder winterse
omstandigheden sneeuw, ijs of rijp
van de voorruit, van het gebied
rondom de ruitenwisserarmen
en de ruitenwisserbladen en van
het voorruitrubber alvorens de
ruitenwissers in te schakelen.
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
Verlichting en zicht
Page 117 of 393
115
308_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).F
T
rek de ruitenwisserschakelaar naar u
toe. De ruitensproeiers treden in werking,
waarna enige tijd de ruitenwissers worden
ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.
De koplamsproeiers worden alleen geactiveerd
als de dimlichten branden en de auto rijdt.
Bij auto's met dagrijverlichting moet de
lichtschakelaar in de stand dimlichten worden
gezet om de koplampsproeiers te activeren.
Ruitensproeiers vóór en
koplampsproeiers
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het
bedienen van de ruitensproeiers vóór
automatisch de luchttoevoer afgesloten
om stank in het interieur te voorkomen.
Ring voor de selectie van de ruitenwisser
achter:
Deactiveer de automatische werking
van de ruitenwisser achter bij
sneeuwval of strenge vorst en bij
montage van een fietsendrager op de
achterklep. Deze functie is standaard geactiveerd.F
S
electeer het menu
" Rijhulpsysteem " en
vervolgens " Configuratie auto ".
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Deze automatische functie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd via het
touchscreen tablet.
4
Verlichting en zicht
Page 118 of 393
116
308_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het niveau
van het reservoir te laag is,
verschijnt dit pictogram op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding.
Automatische ruitenwissers vóór
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om
het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding.
Duw de hendel nog een keer omlaag
of zet de hendel in een andere stand
(Int., 1
of 2).
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Elke keer als het contact meer
dan 1 minuut is afgezet, moet u
de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw activeren door
de hendel één keer omlaag te duwen.
Het pictogram verschijnt als het contact wordt
aangezet of als de schakelaar wordt bediend,
zolang het reservoir niet gevuld is.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of
laat het bijvullen. De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen
detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Verlichting en zicht
Page 119 of 393
117
308_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
vervangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren
wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers om
te gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de
voorruit te houden,
- d e ruitenwissers te vervangen zodra
ze tekenen van slijtage vertonen.
F
A
ls de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Voorruit- en
ruitensproeierverwarming*
* Volgens land van bestemming. In zone 1 ontdooit de ver warming het gedeelte
bij de ruitenwisserbladen als deze bij vorst of
sneeuw zijn vastgevroren.
In zone 2 verbetert de ver warming het zicht
door ophoping van sneeuw te voorkomen als
de ruitenwissers in werking zijn.
InschakelenF Druk bij draaiende motor op
deze toets; het lampje van de
toets gaat branden.
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
Druk nogmaals op deze toets om de functie weer
uit te schakelen; het lampje van de toets gaat uit. Bij koud weer ver warmt deze functie de voorruit
en de ruitensproeiers.
4
Verlichting en zicht
Page 120 of 393
118
308_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Alarmknipperlichten
Bij een noodstop - afhankelijk van de mate
van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar
ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd,
worden de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Veiligheid