Peugeot 308 2017 Handleiding (in Dutch)
Page 161 of 393
159
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Herhaal deze procedure om de automatische
werking weer in te schakelen.
Het inschakelen van de automatische werking
wordt bevestigd door het doven van het
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Uitschakelen van de automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, zoals
bij zeer koud weer of het trekken van een
aanhangwagen (bijv. caravan) of het slepen van
een auto, kan het nodig zijn de automatische
werking van het systeem uit te schakelen.
F
S
tart de motor.
F
T
rek met de hendel de parkeerrem aan als
deze is vrijgezet.
F
L
aat het rempedaal volledig los.
F
H
oud de hendel 10 tot 15 seconden in de
stand voor het vrijzetten.
F
L
aat de hendel los.
F
T
rap het rempedaal in en houd dit
ingetrapt.
F
H
oud de hendel gedurende 2
seconden in
de stand voor het aantrekken.
Het uitschakelen van de automatische
werking wordt bevestigd door het
branden van dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel.
F
L
aat de hendel en het rempedaal los. Vanaf dat moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Noodremfunctie
De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij
uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de
bestuurder onwel wordt), kan de auto worden
afgeremd door aan de hendel te trekken en
deze vast te houden. De auto wordt afgeremd
zolang aan de hendel wordt getrokken en het
remmen stopt als de hendel wordt losgelaten.
De systemen ABS en ESP zorgen ervoor
dat de auto stabiel blijft wanneer de
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem
van de noodremfunctie verschijnt de melding
"Parkeerrem defect".
Bij een storing aan de systemen ABS en
ESP, aangegeven door het branden van
een van de twee verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
auto niet meer worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft door
afwisselend aan de hendel te trekken en deze
weer los te laten tot de auto stilstaat.
6
Rijden
Page 162 of 393
160
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Storingen
De verschillende mogelijke storingen zijn in deze tabel beschreven.
Raadpleeg bij een storing in de elektrische parkeerrem zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.Situaties Gevolgen
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van dit verklikkerlampje. -
A
utomatisch vrijzetten niet mogelijk.
-
A
ls u de parkeerrem automatisch probeert vrij te zetten, wordt, als de parkeerrem
is aangetrokken, tijdens het wegrijden een melding weergegeven. Deze melding
geeft aan dat u de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van deze verklikkerlampjes. -
D
e noodremfunctie werkt niet optimaal.
-
A
ls het automatisch vrijzetten niet mogelijk is, wordt, als de parkeerrem is
aangetrokken, tijdens het wegrijden een melding weergegeven. Deze melding
geeft aan dat u de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van deze verklikkerlampjes. -
A
utomatisch aantrekken niet mogelijk: gebruik de hendel.
-
D
e elektrische parkeerrem kan alleen handmatig worden bediend.
-
A
ls ook het automatisch vrijzetten niet mogelijk is, wordt, als de parkeerrem is
aangetrokken, tijdens het wegrijden een melding weergegeven. Deze melding
geeft aan dat u de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van deze verklikkerlampjes. -
A
ls het handmatig aantrekken en vrijzetten niet mogelijk is, is de hendel defect.
-
D
e automatische functies moeten onder alle omstandigheden worden gebruikt:
ze worden automatisch geactiveerd bij een storing in de hendel.
-
U k
unt de auto niet meer met de parkeerrem op zijn plaats houden ter wijl de
motor draait.
Rijden
Page 163 of 393
161
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
SituatiesGevolgen
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van deze verklikkerlampjes. De parkeerrem is defect; de handmatige en elektrische bediening werken mogelijk
niet meer.
Om bij stilstand
de auto op zijn plaats te houden:
F
t
rek aan de hendel en houd deze ongeveer 7 tot 15 seconden aangetrokken tot
het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden.
Als deze procedure niet werkt, moet u op de volgende wijze voorkomen dat de auto
kan wegrollen:
F
p
arkeer de auto op een vlakke ondergrond.
F
s
chakel een versnelling in.
F
p
laats indien mogelijk een wielblok.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van deze verklikkerlampjes. -
D
e parkeerrem werkt niet optimaal; de auto kan niet onder alle omstandigheden
door de parkeerrem tegen wegrollen worden beveiligd.
U moet voorkomen dat uw auto kan wegrollen:
-
p
arkeer de auto op een vlakke ondergrond.
-
s
chakel een versnelling in.
-
p
laats indien mogelijk een wielblok.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de verklikkerlampjes P na het wegrijden knipperen, is de parkeerrem niet goed
vrijgezet.
Zet de auto stil zodra dit mogelijk is en probeer de parkeerrem met de hendel volledig
vrij te zetten. Trap daarbij het rempedaal in.
Weergave van de melding " Storing accu" en branden van
dit verklikkerlampje. -
H
et laadniveau van de accu is te laag, zet de auto op een veilige wijze stil.
-
A
ls de accu volledig ontladen is, kan de parkeerrem niet meer bediend worden:
neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om de parkeerrem vrij te zetten.
6
Rijden
Page 164 of 393
162
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Hill Start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief:
-
a
ls de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingedrukt,
-
a
ls aan bepaalde hellingcondities is
voldaan,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
u het rempedaal loslaat.Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.
Storing
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek de parkeerrem dan
handmatig aan en controleer of het
verklikkerlampje van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel permanent
brandt.
Bij een storing in de Hill Start Assist gaat dit
verklikkerlampje branden en wordt een melding
weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om
het systeem te laten controleren.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: als de eerste versnelling is
ingeschakeld of als de versnellingsbak in de
neutraalstand staat.
Bij een auto met een automatische transmissie:
als de stand D of M is geselecteerd.
Rijden
Page 165 of 393
163
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
F Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de versnellingshendel in de
neutraalstand.
F
B
eweeg de versnellingshendel naar rechts
en vervolgens naar achteren.
Inschakelen van de
achteruitversnelling Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Trek de ring onder de pookknop omhoog
en beweeg de versnellingshendel eerst
naar links en dan naar voren.
F
B
eweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e
versnelling in te schakelen.
Als u dit niet doet, kan de
versnellingsbak onherstelbaar
beschadigd raken (door per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
6
Rijden
Page 166 of 393
164
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Opschakelindicator
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg,
de verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder moet derhalve altijd waakzaam
blijven.-
U r
ijdt in de derde versnelling.
Voorbeeld:
-
U t
rapt het gaspedaal in.-
H
et systeem kan u adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan behalve de pijl ook het
nummer van de aanbevolen versnelling worden
weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te
schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te
schakelen.
-
t
erug te schakelen.
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen.
U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder
de tussenliggende versnellingen in te hoeven
schakelen.
De functie kan niet worden
uitgeschakeld.
Rijden
Page 167 of 393
165
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Automatische transmissie
Bij deze automatische transmissie met
6 versnellingen kunt u kiezen voor automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, of voor handmatig
schakelen.
Deze transmissie heeft dus twee
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen : het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd,
●
m
et het programma Sport : dit
schakelprogramma maakt een meer
dynamische rijstijl mogelijk,
●
o
f het programma Sneeuw : dit
schakelprogramma vereenvoudigt het
rijden op een ondergrond met weinig
grip,
-
h
andmatig schakelen : deze stand maakt
het zelf schakelen met de selectiehendel
mogelijk.
1.
T
oets programma "S" (Spor t).
2.
T
oets programma "T" (Sneeuw) .Schakelpatroon
P. Parkeerstand.
- S tilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
R.
Achteruitversnelling.
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N.
N
eutraalstand.
-
S
tilzetten van de auto, met aangetrokken
parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
D.
A
utomatische werking.
M.+ / - Zelf schakelen
Sequentieel schakelen tussen de zes
versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar de +
om één versnelling op te schakelen.
of
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar
de - om één versnelling terug te schakelen.
Flippers aan de stuurkolom*
Beweeg de flipper rechts naar u toe om op te
schakelen .
Met de flippers is het niet
mogelijk de neutraalstand en de
achteruitversnelling in te schakelen of
uit de achteruitversnelling te schakelen.
* Volgens uitvoering. Beweeg de flipper links naar u toe om terug te
schakelen .
6
Rijden
Page 168 of 393
166
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P.
P
arking (parkeerstand)
R .
R
everse (achteruitversnelling)
N.
N
eutral (neutraalstand)
D.
D
rive (automatisch schakelen)
S.
Programma Sport
T .
Programma Sneeuw
1
t /m 6.
In
geschakelde versnelling bij
handmatig schakelen
-.
O
ngeldige waarde bij handmatig schakelen
Weergave op het
instrumentenpaneel Wegrijden
F Trap het rempedaal in en
selecteer de stand P of N .
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de
stand D en trap het gaspedaal weer in. Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R
,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
F
S
tart de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
F
T
rap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de parkeerrem vrij als deze niet in de
automatische stand staat.
F
S
electeer de stand R , D of M,
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Rijden
Page 169 of 393
167
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Automatisch
schakelprogramma
Zet de selectiehendel nooit in de stand
N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand
P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Programma's Sport en
Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding S .
Sneeuw "T"
F Druk op de toets " T" als de motor is gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding T .
Terugkeren naar het
automatische programma
F Om terug te keren naar het automatische
programma kunt u het programma Sport
of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets ( S of "T") te drukken.
Kruipfunctie (rijden zonder
gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, filerijden, ...).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet
en de stand D , M of R is geselecteerd, zet de
auto zich langzaam in beweging zodra u
het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
Uit veiligheidsover wegingen wordt deze functie
alleen geactiveerd als u het rempedaal intrapt
tijdens het inschakelen van de stand D , de
stand M of de stand R .
Deze functie wordt uitgeschakeld zodra het
bestuurdersportier wordt geopend. Sluit om de
functie weer in te schakelen het portier en trap
het rempedaal of gaspedaal in.
Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen in de auto achter.
Als uw auto is uitgerust met het Driver Spor t
Pack
, raadpleeg dan de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de stand Sport.
F
S
electeer de stand D om automatisch
te laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg
en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.Sport "S"
F Druk op de toets "S" als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
6
Rijden
Page 170 of 393
168
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
F Selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen in de zes versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar de +
om één versnelling op te schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar de -
om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verdwijnt
de aanduiding D en verschijnen
achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische transmissie automatisch de
stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen
niet worden ingeschakeld in de handbediende
stand.
Handmatig schakelen
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Als de selectiehendel niet in de stand
P staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer
45
seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de
stand P ; het geluidssignaal stopt en
de melding verdwijnt. Bij aangezet contact wordt een
melding op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven die
duidt op een storing in de transmissie.
Storing
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R vanuit
de stand P
, of R vanuit de stand N . Dit is niet
gevaarlijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in
de automatische stand staat).
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het
rempedaal gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel in
de stand N en trek de parkeerrem aan,
behalve als deze in de automatische
stand staat.
Rijden