Peugeot 308 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2017Pages: 393, PDF Size: 9.55 MB
Page 181 of 393

179
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Op een steile helling of bij het trekken
van een zware aanhanger kan het
voorkomen dat de ingestelde snelheid
niet wordt gehaald.
Matten die niet door PEUGEOT zijn
goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij
het gebruik van de snelheidsbegrenzer.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Als streepjes knipperen wijst dit op een
storing in de snelheidsregelaar. Laat dit
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.Storing
6
Rijden
Page 182 of 393

180
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Actieve snelheidsregelaar "CRUISE"
Dit systeem zorgt ervoor dat de auto
automatisch de door de bestuurder ingestelde
snelheid aanhoudt.
Bovendien kan dit systeem (wanneer de
situatie dit toelaat) een bepaalde afstand, die
u zelf kunt selecteren, tussen uw auto en de
voorligger aanhouden.Werkingsprincipes
Met behulp van een radar aan de voorzijde
van de auto, die een bereik heeft van ongeveer
100 meter, signaleert het systeem een
voorligger.
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert
het systeem geleidelijk de snelheid van uw
auto door alleen op de motor af te remmen
(hetzelfde effect als bij het indrukken van de
mintoets "- ").
Als uw auto de voorligger te dicht of te snel
nadert, wordt de actieve snelheidsregelaar
automatisch gedeactiveerd. De bestuurder
wordt dan gewaarschuwd door een
geluidssignaal en een melding.
Als de voorligger versnelt of een andere
rijstrook kiest, verhoogt de actieve
snelheidsregelaar geleidelijk de wagensnelheid
tot de ingestelde snelheid weer is bereikt.
Als de bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om aan te geven dat hij een
langzamer voertuig gaat inhalen, staat de
actieve snelheidsregelaar tijdelijk toe dat hij
de voorligger dichter nadert om het inhalen
gemakkelijker te maken, zonder dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Selecteren van het type
snelheidsregelaar
Als u de "normale" snelheidsregelaar wilt
gebruiken, kunt u de actieve snelheidsregelaar
uitschakelen via het touchscreen.
De rolknop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar moet in de stand "CRUISE"
staan, anders wordt de keuze niet doorgevoerd.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
snelheidsregelaar .
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van de functie opgeslagen. F
D
ruk op de toets om
over te schakelen
van de actieve
snelheidsregelaar
naar de "normale"
snelheidsregelaar
en omgekeerd. De actieve snelheidsregelaar werkt
zowel overdag als 's nachts, ook bij mist
en matige regen.
De functie remt de auto niet af via het
remsysteem, maar alleen op de motor.
Het bereik van de actieve
snelheidsregeling is beperkt: de
snelheid wordt niet meer aangepast
als het verschil tussen de ingestelde
snelheid van uw auto en de snelheid
van de voorligger te groot wordt. Als deze functie wordt geselecteerd,
wordt de weergave van de afstand in
tijd tot de voorligger uitgeschakeld.
Als het verschil tussen de ingestelde
snelheid van uw auto en de snelheid
van uw voorligger te groot wordt, kan
het systeem de snelheid van uw auto
niet meer aanpassen: de regelaar wordt
automatisch uitgeschakeld.
Rijden
Page 183 of 393

181
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
De actieve snelheidsregelaar moet handmatig
worden ingeschakeld, daarbij moet de
wagensnelheid tussen 40
km/h en 150 km/h
liggen.
Algemeen
Het onderbreken van de actieve
snelheidsregelaar kan handmatig (met de toets)
of automatisch worden uitgevoerd:
-
d
oor het rem- of koppelingspedaal in te
trappen,
-
o
m veiligheidsredenen bij een ingreep van
het ESC-systeem,
-
a
ls de elektrische parkeerrem wordt
bediend,
-
a
ls een grenswaarde voor de afstand in tijd
tot de voorligger wordt bereikt (berekend
op basis van het snelheidsverschil tussen
uw auto en uw voorligger en de ingestelde
afstand in tijd tot de voorligger),
-
a
ls de afstand tussen uw auto en uw
voorligger te klein wordt,
-
a
ls de snelheid van uw voorligger te laag
is,
-
a
ls de snelheid van uw auto te laag wordt.
Bij het gebruik van de actieve
snelheidsregelaar moet de bestuurder
te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van
de pedalen. Als het contact wordt afgezet, wordt
de ingestelde afstand in tijd tot de
voorligger opgeslagen.
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde
of vierde versnelling (afhankelijk van de
motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Bij een auto met automatische transmissie
moet minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld.
Als de ingestelde snelheid hoger is dan
150
km/h, gaat de actieve snelheidsregelaar
automatisch over op een conventionele
snelheidsregeling (zonder automatische
regeling van de afstand tot de voorligger). 1.
Sel
ecteren van de snelheidsregelaar.
2.
A
ctuele snelheid gebruiken als ingestelde
snelheid / Verlagen van de ingestelde
snelheid.
3.
A
ctuele snelheid gebruiken als ingestelde
snelheid / Verhogen van de ingestelde
snelheid.
4.
O
nderbreken / hervatten van de
snelheidsregeling.
5.
W
eergave van een overzicht van de
opgeslagen snelheden en de ingestelde
afstand in tijd tot de voorligger.
Bediening aan de
stuurkolom
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het opslaan
van snelheden .
6
Rijden
Page 184 of 393

182
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
De actieve snelheidsregelaar moet worden
geselecteerd in het menu " Rijhulpsysteem ".
F
D
raai de rolknop 1 in de stand "CRUISE":
de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk op een van de toetsen 2 of 3: de
actuele snelheid van uw auto wordt de
ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
Standaard is de afstand in tijd tot de voorligger
ingesteld op 2
seconden.
Zo niet, dan wordt de laatst ingestelde waarde
gebruikt bij het inschakelen van de functie.
Inschakelen
6. Snelheidsregeling onderbroken / hervat.
7. Sn elheidsregelaar geselecteerd of
bijs
telfase van de wagensnelheid.
8.
I
ngestelde snelheid.
Weergave op het
instrumentenpaneel Wijzigen van de ingestelde
snelheid
Toetsen 2 en 3
Als de regelaar is ingeschakeld, kunt u de
ingestelde snelheid op de volgende manieren
wijzigen:
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen
in stappen van + of - 1
km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in stappen
van + of - 5
km/h.
Om veiligheidsredenen is het raadzaam een
snelheid te selecteren die dicht bij de actuele
snelheid van uw auto ligt.
Rijden
Page 185 of 393

183
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wijzigen van de ingestelde snelheid en/of de afstand in
tijd tot de voorligger
Druk op de toets 5 om de zes opgeslagen
s nelheden en de ingestelde afstand in tijd
tot de voorligger op het touchscreen weer te
geven.
F
K
ies een snelheid: deze wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven,
F
d
ruk op de toets " +" of " -" om een nieuwe
ingestelde afstand in tijd tot de voorligger
te selecteren die ligt tussen 2,5
en
1
seconden. Als de radar een voorligger signaleert
en de geselecteerde snelheid veel
hoger ligt dan die van deze voorligger,
wordt het systeem niet geactiveerd
en wordt de waarschuwingsmelding
"Inschakelen geweigerd,
omstandigheden ongeschikt"
weergegeven tot de omstandigheden
voldoende veilig zijn voor de activering
van het systeem.
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
De ingestelde tijd kan tijdelijk worden
overschreden door het gaspedaal in te trappen.
Het loslaten van het gaspedaal is voldoende
om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden
zonder dat u het gaspedaal intrapt, bijvoorbeeld
in een steile afdaling, wordt u gewaarschuwd
door het knipperen van d
e s
nelheid op het
instrumentenpaneel.Toets 5 (MEM)
Ongeacht de status van de functie wordt deze
waarde opgeslagen.
Het selectiescherm wordt na enkele seconden
gesloten. De wijzigingen zijn op dat moment
opgeslagen.
6
Rijden
Page 186 of 393

184
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
In de volgende tabel worden de bij bepaalde rijomstandigheden weergegeven waarschuwingen en meldingen beschreven.
Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
PictogramWeergave op het
instrumentenpaneelBijbehorende
meldingToelichting
Geen voertuig gedetecteerd:
het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
Detectie van een voertuig op de grens van het bereik van de radar:
het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
"AANGEPASTE
SNELHEID" Detectie van een voertuig dat zich te dicht vóór de auto bevindt of waarvan de
snelheid lager ligt dan de ingestelde snelheid.
Het systeem remt de auto af op de motor (max. 30
km/h) en houdt de wagensnelheid
gelijk aan die van de voorligger om de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger te
bewaren.
Bij het automatisch afremmen achter een voorligger kan de werkelijke
wagensnelheid hoger zijn dan de weergegeven "aangepaste snelheid".
"AANGEPASTE
SNELHEID" Als de aangepaste snelheid de grens van het systeem (ingestelde snelheid -
30
km/h) bereikt, gaan de aangepaste snelheid en de waarde van de ingestelde
snelheid knipperen om aan te geven dat de functie binnen enkele ogenblikken
automatisch zal worden uitgeschakeld.
"Snelheidsregelaar op
pauze". Als het systeem de grens voor het aanpassen van de snelheid overschrijdt en als de
bestuurder niet ingrijpt (inschakelen van de richtingaanwijzer, wisselen van rijstrook,
snelheid minderen), wordt de werking van het systeem automatisch onderbroken.
Deze melding verschijnt in combinatie met een geluidssignaal.
Rijden
Page 187 of 393

185
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als de actieve snelheidsregelaar
automatisch wordt onderbroken, kan
deze pas weer worden geactiveerd als
weer aan alle veiligheidsvoorwaarden
wordt voldaan. De melding "Inschakelen
geweigerd, omstandigheden
ongeschikt" wordt weergegeven zolang
het niet mogelijk is om de actieve
snelheidsregelaar weer te activeren.
Als het activeren weer mogelijk is, is
het raadzaam de functie te activeren
door de toets 2 (SET+) of 3 (SET-) in te
drukken waarbij uw actuele snelheid
als nieuwe ingestelde snelheid wordt
opgeslagen. Het indrukken van de
toets 4
(inschakelen/pauze) om de
functie te activeren met de laatste
ingestelde snelheid is ook mogelijk,
maar daarbij kan deze snelheid sterk
afwijken van uw actuele snelheid. Als het verschil tussen de ingestelde snelheid
en de snelheid van de voorligger groter is dan
30
km/h, werkt het systeem niet.
De werking van het systeem wordt in dat geval
onderbroken als de afstand met de voorligger
te klein wordt.
De actieve snelheidsregelaar vermindert de
wagensnelheid uitsluitend door af te remmen
op de motor. Daardoor neemt de snelheid
langzaam af, zoals dat ook gebeurt bij het
loslaten van het gaspedaal.
De werking van het systeem wordt automatisch
onderbroken:
-
a
ls de voorligger te sterk of te plotseling
afremt en u zelf niet remt,
-
a
ls een voertuig invoegt tussen uw auto en
uw voorligger,
-
a
ls het systeem de snelheid niet voldoende
kan verminderen om een veilige afstand te
bewaren, zoals in een steile afdaling.
Beperkingen van de werking
Omdat het gezichtsveld van de radar relatief
smal is, is het mogelijk dat het systeem het
volgende niet detecteert: De snelheidsregelaar houdt geen
rekening met:
-
s
tilstaande voertuigen,
-
t
egemoetkomende voertuigen.
-
s
malle voertuigen, bijvoorbeeld
motorfietsen, -
v
oertuigen die niet in het midden van de
rijstrook rijden,
-
v
oertuigen die een bocht in rijden,
-
v
oertuigen die plotseling van rijstrook
wisselen.
6
Rijden
Page 188 of 393

186
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
In het geval van een storing van de actieve
snelheidsregelaar wordt u gewaarschuwd door
een geluidssignaal en de weergave van de
melding "Storing functies hulp bij het rijden".
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.Let tijdens het gebruik van de actieve
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de actieve snelheidsregelaar
niet op gladde wegen of bij zeer druk
verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Op een steile helling of bij het trekken
van een zware aanhanger kan het
voorkomen dat de ingestelde snelheid
niet wordt gehaald of niet kan worden
vastgehouden.
Storing
De werking van de radar, die achter
de voorbumper is gemonteerd, kan
verstoord worden door bepaalde
weersomstandigheden, die een
opeenhoping van sneeuw, ijs, modder
enz. veroorzaken.
Reinig de voorbumper door de sneeuw
of de modder te verwijderen.Matten die niet door PEUGEOT
zijn goedgekeurd kunnen hinderlijk
zijn bij het gebruik van de actieve
snelheidsregelaar.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed bevestigd
is,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Rijden
Page 189 of 393

187
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Weergave van de afstand in tijd tot de voorligger
Met behulp van een radar aan de voorzijde
van de auto helpt dit systeem de bestuurder
bij het bewaren van een veilige afstand tot
de voorligger door de actuele afstand in
tijd tot de voorligger weer te geven op het
instrumentenpaneel.
Dit betreft het tijdsinterval, uitgedrukt in
seconden, tussen twee voertuigen die achter
elkaar rijden.
Aanbevolen wordt een afstand van ongeveer
2
seconden te bewaren.
Raadpleeg de verkeersregels van uw land.Activeren/deactiveren*
F Druk op deze toets, het lampje gaat branden.
De weergegeven afstand dient alleen
ter informatie: het systeem grijpt op
geen enkele wijze in.
Deze functie is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen en de controle over zijn auto
moet bewaren.
De functie is niet bedoeld voor gebruik
in stadsverkeer of voor een sportieve
rijstijl (snelle bochten, krachtig
accelereren en remmen...), maar alleen
voor constante rijomstandigheden. De functie werkt bij een snelheid van
70
tot 150
km/h.
Stilstaande voertuigen en bepaalde
objecten (bijvoorbeeld fietsen) worden
niet gedetecteerd.
De waarde van de afstand in tijd
tot de voorligger die de functie
kan weergeven, ligt tussen 3
en
0,5
seconden.
Als de afstand korter wordt dan
0,5
seconden, blijft deze waarde
weergegeven worden, zelfs als de
werkelijke afstand korter is. De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van de motor. U kunt de functie activeren via het menu
"
Rijhulpsystemen ", bij draaiende motor.
* Volgens uitvoering.
Voorwaarden voor de
weergave
De actieve snelheidsregelaar mag niet zijn
geselecteerd (de gegevens van de actieve
snelheidsregelaar worden weergegeven in
plaats van de afstand in tijd tot de voorligger).
6
Rijden
Page 190 of 393

188
308_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Zodra de wagensnelheid aan de voor waarden voldoet, verschijnt een pictogram op het instrumentenpaneel:
Weergaves
PictogramBijbehorende melding Toelichting
Geen voertuig gesignaleerd door de radar.
Er wordt een voertuig gedetecteerd, maar de afstand tot dit voertuig is groter dan
3
seconden. Er wordt geen waarde weergegeven.
Er wordt een voertuig gedetecteerd. De afstand tot dit voertuig is 3
seconden of kleiner. De
laagste waarde die kan worden weergegeven is 0,5
seconden, ook al is de afstand in tijd tot
de voorligger in werkelijkheid kleiner.
"SYSTEEM
UITGESCHAKELD: Snelheid
ongeschikt" Als de snelheid van uw auto buiten het werkingsbereik ligt.
Als de snelheid niet geschikt is, wordt een melding weergegeven zolang de snelheid niet
aan de voor waarden voldoet (ongeveer lager dan 70
km/h of hoger dan 150 km/h. Bij het
verminderen van snelheid wordt de functie echter uitgeschakeld zodra de snelheid lager is
dan 45
km/h).
SYSTEEM UITGESCHAKELD:
Verminderd zicht Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als de sensor het voertuig vóór u niet goed
waarneemt (slechte weersomstandigheden, sensor slecht afgesteld, ... ).
Rijden