Peugeot 308 2018 Handleiding (in Dutch)
Page 181 of 324
179
A. Vergrendelde stand
B. Ontgrendelde stand
De pal is naar rechts geplaatst.
De hendel is naar achteren geplaatst.
De pal is naar links geplaatst.
De hendel is naar voren geplaatst. Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving. Raadpleeg de rubriek "Technische
gegevens" voor meer informatie over de
aanhangergewichten voor uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over veilig gebruik van de
trekhaak
.
Onderhoud
De correcte werking van het systeem is alleen
gegarandeerd als de kogel en de steun schoon
blijven.
Voordat de auto met een hogedrukreiniger wordt
schoongemaakt moet de kogel zijn ver wijderd en
moet de beschermdop zijn aangebracht.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats voor
werkzaamheden aan het trekhaaksysteem.
Monteren van de kogel
F Maak onder de achterbumper de
beschermdop van de bevestigingssteun los
en verwijder deze. F
D
uw op de kogel de pal naar links en
houd deze in die positie.
F
D
uw gelijktijdig de hendel naar voren
om het mechanisme te ontgrendelen
(positie B ).
F
D
uw de kogel met het uiteinde in de
bevestigingssteun tot de aanslag.
7
Praktische informatie
Page 182 of 324
180
Verwijderen van de kogel
F Controleer of de twee pennen per fect aansluiten op de inkepingen, of de hendel
weer naar achteren is bewogen en of
de pal naar rechts is bewogen zodat het
mechanisme is vergrendeld (positie A ).
F
S
teek de sleutel in het slot en draai deze
rechtsom.
F
V
er wijder de sleutel uit het slot.
F
P
laats de beschermkap en klem deze vast
door deze linksom te draaien. F
M
aak de aanhanger vast aan de
trekhaakkogel.
F
M
aak de kabel van de aanhanger vast
aan het veiligheidsoog op de steun van de
kogel.
F
B
eweeg de beschermkap van de
trekhaakaansluiting omhoog en sluit de
stekker van de aanhanger aan.
F
N
eem de stekker van de aanhanger los van
de aansluiting van de steun.
F
M
aak de kabel van de aanhanger los van
het veiligheidsoog van de steun.
F
M
aak de aanhanger los van de
trekhaakkogel. F
M aak de beschermkap los door deze naar
rechts te draaien en ver wijder de kap.
F
S
teek de sleutel in het slot en draai deze
linksom.
F
V
er wijder de sleutel uit het slot.
Praktische informatie
Page 183 of 324
181
F Druk op de pal helemaal in en ver wijder de trekhaakkogel door deze naar u toe te
trekken.
F
D
uw op de kogel de pal naar links en
houd deze in die positie.
F
D
uw gelijktijdig de hendel naar voren
om het mechanisme te ontgrendelen
(positie B ).
F
B
reng de beschermdop aan op de
bevestigingssteun onder de achterbumper
en zet deze vast.
F
B
erg de kogel op in de tas.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, interieurverlichting, enz.
gecombineerd maximaal veertig minuten
gebruiken.
Inschakelen van deze modus
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten
worden voortgezet via het Bluetooth-systeem
van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken, Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu
.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat. -
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
7
Praktische informatie
Page 184 of 324
182
Allesdragers monteren
Bevestigen op het dak
Bevestig de allesdragers uitsluitend op de vier
verankeringspunten op het dakframe. Deze
punten zijn niet zichtbaar als de portieren zijn
gesloten.Gebruik door PEUGEOT goedgekeurde
accessoires en houd u aan de
aanwijzingen en instructies in de
montagehandleiding van de fabrikant
om beschadiging van de carrosserie
(vervorming, krassen, ...) te voorkomen. Neem het in de handleiding van
de allesdragers aangegeven
maximumgewicht voor de belading in acht.
Pas bij een belading hoger dan 40
cm
de rijsnelheid aan de rijomstandigheden
aan om schade aan de allesdragers en
de verankeringspunten op het dak te
voorkomen.
Raadpleeg de landelijke wetgeving
met betrekking tot het ver voeren van
voor werpen die langer zijn dan de auto.
Bevestigen op de dakrails
Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak van uw auto beschadigd
raakt, is het raadzaam uitsluitend voor uw auto
goedgekeurde allesdragers te gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften en
de gebruiksvoor waarden die zijn vermeld
in de handleiding die met de allesdragers is
meegeleverd.
U moet de allesdragers bevestigen ter hoogte
van de merktekens op de dakrails. Aanbevelingen
Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op een
grotere zijwindgevoeligheid. Bovendien
kan de stabiliteit van de auto door de
belading worden beïnvloed.
Controleer in lange ritten bij elke stop of
de lading nog goed vastzit.
Ver wijder de allesdragers zodra deze niet
meer nodig zijn.
Praktische informatie
Page 185 of 324
183
Motorkap
Ontgrendelen
F Open het linker voorportier.
F
T
rek de hendel aan de onderzijde van de
deuropening naar u toe.
F
T
rek de veiligheidshaak naar u toe en til de
motorkap op. Open de motorkap niet als het stormt.
Wees voorzichtig bij het losmaken van de
veiligheidshaak en de motorkapsteun als
de motor warm is (kans op brandwonden).
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
verboden
gebruik te maken van een
hogedrukreiniger voor het reinigen van de
motorruimte.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed vergrendeld is.
Motoren
Benzine
Diesel
De afbeeldingen van deze motoren dienen als
voorbeeld.
F
N
eem de motorkapsteun uit de houder
en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om letsel als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
7
Praktische informatie
Page 186 of 324
184
1.Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Reservoir motorkoelvloeistof.
3. Reservoir remvloeistof.
4. Accu/zekeringen.
5. Zekeringkast.
6. Luchtfilter.
7. Oliepeilstok.
8. Vuldop motorolie.
9. Afzonderlijk massapunt.
10. Handopvoerpomp*
Het dieselcircuit staat onder zeer hoge
druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit
alleen door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
*
A
fhankelijk van de motoruitvoering.
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en
respecteer de voor waarden zoals vermeld in
het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul
indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De vloeistof moet voldoen aan de
aanbevelingen van de fabrikant en
geschikt zijn voor de motor van de auto.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden) en de koelventilator kan
ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet
contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar voor
bestemde containers bij het PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd via
de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel (bij auto's met een
elektrische olieniveaumeter), of met de
oliepeilstok.
De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
PEUGEOT adviseert u om elke 5000
km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven
op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek deze er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt.
Praktische informatie
Page 187 of 324
185
A = MA X
B = MIN
Als u ziet dat het peil boven het merkteken A
of onder het merkteken B ligt, star t dan de
motor niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAX
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MIN , vul dan altijd motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
F
D
raai de dop van de vulopening.
Motorolie bijvullen
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op
het dashboard bij het aanzetten van het
contact na 30 minuten de juiste waarde
aangeven.
Olie ver versen
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich
tussen het merkteken " A" (MA X
op het afzonderlijke reservoir) en
het merkteken " B" (MIN op het
hoofdreservoir) te bevinden. Controleer
indien dit niet het geval is of de
remblokken van uw auto zijn versleten.
Aftappen van het systeem
Raadpleeg het voor uw auto bestemde
onderhoudsschema.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Koelvloeistofniveau
Controleer het koelvloeistofniveau
regelmatig.
Het is normaal dat tussen
twee onderhoudsbeurten door
koelvloeistof moet worden bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het niveau
controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MA X" te bevinden,
maar mag beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het
merkteken "MIN" bevindt, moet u koelvloeistof
bijvullen.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
7
Praktische informatie
Page 188 of 324
186
Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk.
Wacht na het afzetten van de motor daarom ten
minste één uur alvorens werkzaamheden aan
het koelsysteem uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet
uitvoeren, neem dan, om brandwonden te
voorkomen, een doek en draai de dop twee
omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop en vul koelvloeistof bij.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
koelvloeistof.De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Niveau
ruitensproeiervloeistof
Vul het reser voir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorkomen,
wordt het (bij)vullen van het reser voir met water
afgeraden. Gebruik onder winterse omstandigheden
vloeistof op ethanol- of methanolbasis.
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met
roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt
aangegeven door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van
het instrumentenpaneel.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat
betrekking heeft op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van bepaalde
onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen)
en of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu
de
desbetreffende rubriek voor
meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Praktische informatie
Page 189 of 324
187
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten
het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning negatief
beïnvloeden en onaangename geuren
veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verzadigd begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het tijdelijk branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding over het
risico van verstopping van het filter. Ga om het roetfilter te regenereren, zodra
de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60
km/h rijden tot
het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het
minimale dieseladditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt
een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu.
Handgeschakelde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De automatische transmissie is
onderhoudsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
7
Praktische informatie
Page 190 of 324
188
Slijtage van remschijven/
remtrommels
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
voor informatie over het controleren
van de slijtage van de remschijven
en -trommels.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem hoeft niet apart
gecontroleerd te worden. Als er
zich toch een probleem voordoet,
laat het systeem dan controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem .
Velgen en banden
De bandenspanning moet
minstens eens per maand en
voorafgaand aan een lange rit bij
alle banden (wanneer ze koud zijn)
gecontroleerd worden. De op de sticker aangegeven
bandenspanningen gelden voor koude
banden. Als u meer langer dan 10
minuten of
meer dan 10 kilometer hebt gereden met een
snelheid van meer dan 50 km/u, moet u de
bandenspanning 0,3 bar (30 kPa) verhogen
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een onjuiste
bandenspanning kan veroorzaakt vroegtijdige
slijtage van banden en heeft een negatieve
invloed op het weggedrag van de auto. Kans op
een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag. Het
wordt aanbevolen om de staat van de banden
(profiel en bandwangen) en velgen regelmatig
te controleren en om te controleren dat de
banden over een ventiel beschikken.
Het gebruik van andere dan de gespecificeerde
velg- en bandmaten kan effect hebben op
de levensduur van de banden, het draaien
van de wielen, de bodemvrijheid en de
snelheidsmeteraanduiding, en kan tevens een
negatieve invloed hebben op het rijgedrag van
de auto.
De montage van verschillende banden op
de voor- en op de achteras kan leiden tot
een onjuiste timing van het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP). Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
onderdelen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
PEUGEOT specifieke producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en
remblokken: de remwerking kan daardoor
afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
AdBlue® (BlueHDi-
motoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6 -norm te voldoen,
heeft PEUGEOT er voor gekozen zijn auto's
met dieselmotor te voorzien van een systeem
waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd
met een SCR-systeem (Selective Catalytic
Reduction) voor de nabehandeling van
de uitlaatgassen zonder dat de prestaties
veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof
en water (deze zijn niet schadelijk voor de
gezondheid en het milieu).
Praktische informatie