Peugeot 308 2018 Handleiding (in Dutch)
Page 51 of 324
49
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
* Gevallen die uitsluitend gelden voor GT/GTi-uitvoeringen met alleen het
wegsleepbeveiligingsalarm.
Schakel de interieurbeveiliging (en
wegsleepbeveiliging als uw auto hiermee is
uitgerust) uit om te voorkomen dat het alarm
onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
p
ersonen in de auto aanwezig zijn,
-
e
en ruit op een kier blijft staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld*,
-
d
e auto wordt gesleept*,
-
d
e auto op een schip of veerboot wordt
vervoerd*.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen tien seconden op de knop tot het
lampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto. F
V
ergrendel de auto onmiddellijk
met de afstandsbediening of
het "Keyless entry and start"-
systeem. Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het lampje knippert één keer per
seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
De wegsleepbeveiliging wordt tevens opnieuw
geactiveerd (indien aanwezig).
F
S
chakel de omtrekbeveiliging uit
door de auto te ontgrendelen met
de afstandsbediening of met het
Keyless entry and start-systeem.
Het lampje van de knop gaat uit.
F
S
chakel het alarmsysteem weer volledig
in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem.
Het lampje van de knop gaat opnieuw één keer
per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de beveiligingsfuncties uitgeschakeld. Als het lampje snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless
entry and start"-systeem, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:
F
o ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
o
pen het portier; het alarm gaat af;
F
z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact
het lampje in de knop blijft branden,
duidt dit op een storing in het
systeem.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
2
Toegang tot de auto
Page 52 of 324
50
Elektrisch bedienbare ruiten
1.Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
3. Rechtsachter.
4. Linksachter.
5. Blokkering elektrisch bedienbare ruiten
a c h t e r.
Door de knop voor het vergrendelen (op de
sleutel of de afstandsbediening) ingedrukt te
houden worden de ruiten automatisch gesloten.
Handbediende werking
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de
ruit volledig. Druk opnieuw op de schakelaar
om het openen of sluiten te stoppen. De ruiten kunnen nog tot één minuut na het
afzetten van het contact worden bediend.
Na die tijd kunnen de ruiten niet meer worden
bediend. Zet het contact aan om de ruiten weer
te kunnen bedienen.
Antiklemvoorziening
(afhankelijk van de uitvoering)
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet automatisch wil sluiten, druk
dan op de schakelaar om de ruit helemaal
te openen en trek ver volgens de schakelaar
omhoog tot de ruit volledig is gesloten. Houd
de schakelaar na het sluiten nog ongeveer
1
seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Blokkering van de
ruitbediening achter
Druk, voor de veiligheid van uw
kinderen, op deze schakelaar om de
ruitbediening achter, ongeacht de
stand van de ruiten, te blokkeren.
Als het lampje brandt, is de ruitbediening
achter geblokkeerd.
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld:
-
l
aat de ruit volledig zakken en weer volledig
omhoog gaan. De ruit zal telkens een paar
centimeters hoger komen. Herhaal deze
procedure totdat de ruit volledig dicht is
-
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vast.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor
een korte periode, altijd de sleutel mee.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze er van
verzekerd zijn dat niemand het correcte
sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn dat
de passagiers op de juiste manier gebruik
maken van de elektrische ruitbediening.
Zorg er voor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruiten niet kunnen
bezeren.
Als het lampje is gedoofd, is de ruitbediening
achter niet geblokkeerd.
Toegang tot de auto
Page 53 of 324
51
PEUGEOT i-Cockpit
Stel voordat u gaat rijden uw zitpositie af in de
volgende volgorde om de ergonomie van de
PEUGEOT i- Cockpit optimaal te benutten:
-
d
e hoogte van de hoofdsteun,
-
d
e hoek van de rugleuning,
-
d
e hoogte van de zitting van de stoel,
-
d
e positie in lengterichting van de stoel,
-
d
e diepte en ver volgens de hoogte van het
stuurwiel,
-
d
e binnenspiegel en de buitenspiegels.
Controleer ver volgens of u een goed zicht
hebt op het "head-up" instrumentenpaneel
boven het compacte stuur wiel.
Hoofdsteunen vóór
Hoogteverstelling
De hoofdsteun is correct afgesteld als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Een hoofdsteun verwijderen
F Beweeg de hoofdsteun omhoog tot tegen de aanslag.
F
D
ruk ver volgens de pal A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en beweeg hem helemaal omhoog.
F
B
erg de hoofdsteun veilig op.
Een hoofdsteun
aanbrengen
F Steek de pennen van de hoofdsteun in de geleiders van de desbetreffende rugleuning.
F
D
uw de hoofdsteun omlaag tot tegen de
aanslag.
F
D
ruk de blokkeerpal A in en duw de
hoofdsteun omlaag.
F
S
tel de hoogte van de hoofdsteun af.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
ver wijderd. Deze moeten zijn aangebracht
en correct zijn afgesteld voor de
desbetreffende inzittende.
Omhoog:
F
t
rek de hoofdsteun omhoog tot de
gewenste hoogte; een klik geeft aan dat de
hoofdsteun is vergrendeld.
Omlaag:
F
d
ruk de pal A in en duw de hoofdsteun
omlaag tot de gewenste positie.
Handmatig verstelbare
voorstoelen
Deze handelingen mogen uit
veiligheidsoverwegingen uitsluitend
worden uitgevoerd als de auto stilstaat.
Lengterichting
F Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in de gewenste stand.
3
Ergonomie en comfort
Page 54 of 324
52
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de
stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de
stoel als grote voor werpen op de vloer
achter de stoel zijn geplaatst.
Hoogte
F Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand is bereikt.
Hoek van de rugleuning
F Draai aan de draaiknop om de rugleuning te verstellen.
Lendensteun
Elektrisch verstelbare
bestuurdersstoel
Om veiligheidsredenen mag de stoel
alleen worden versteld als de auto
stilstaat.
Verstel de stoel alleen bij draaiende motor om
te voorkomen dat de accu leegraakt.
Lengterichting
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de
stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de
stoel als grote voor werpen op de vloer
achter de stoel zijn geplaatst.
Hoek van de rugleuning
F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste hoek te
verkrijgen.
F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de stoel in lengterichting te verplaatsen tot de gewenste positie is verkregen.
F Draai aan de knop om de lendensteun in de gewenste stand te zetten.
Ergonomie en comfort
Page 55 of 324
53
Hoogte en hoek van de
zitting
Opslaan van zitposities in
het geheugen
F Duw de achterzijde van de schakelaar omhoog of omlaag om de gewenste hoogte
te verkrijgen.
F
D
uw de voorzijde van de schakelaar
omhoog of omlaag om de gewenste hoek te
verkrijgen. U kunt twee standen opslaan en later
oproepen met de toetsen aan de zijkant van de
bestuurdersstoel.
Opslaan van een zitpositie met
de knoppen M/1/2
F Zet het contact aan.
F
Z et uw stoel in de gewenste stand.
F
D
ruk op de knop M en vervolgens binnen
4
seconden op de knop 1 of 2 .
Een geluidssignaal geeft aan dat de zitpositie is
opgeslagen.
Het opslaan van een andere stand annuleert de
vorige, in het geheugen opgeslagen stand.
Oproepen van een opgeslagen zitpositie
F Druk bij ingeschakeld contact of bij draaiende motor op toets 1 of 2 om de
desbetreffende zitpositie op te roepen.
Een geluidssignaal geeft aan dat de
opgeslagen zitpositie is ingenomen.
U kunt de huidige beweging onderbreken
door te drukken op knop M , 1 of 2 of door een
stoelschakelaar te gebruiken.
U kunt een zitpositie niet oproepen tijdens het
rijden.
Het opvragen van een opgeslagen zitpositie is
tot ongeveer 45
seconden na het afzetten van
het contact mogelijk.
Dit systeem slaat de instellingen van de
bestuurdersstoel op.
Extra instellingen
Stoelverwarming
Bij draaiende motor kunnen de voorstoelen
afzonderlijk worden verwarmd.
F
M
et de rolknop kunt u de stoelver warming
inschakelen en een verwarmingsstand
selecteren:
0: Uit.
1: Laag.
2: Gemiddeld.
3: Hoog.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Zet de stoelver warming zo snel mogelijk
in een lagere stand.
U kunt de functie uitschakelen zodra
de temperatuur van de stoelen en
het interieur op een aangenaam
niveau is gekomen. Dit vermindert
het stroomverbruik waardoor ook het
brandstofverbruik lager wordt.
3
Ergonomie en comfort
Page 56 of 324
54
Langdurig gebruik in de hoogste instelling
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen waar van de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.)
kunnen brandwonden krijgen.
Het systeem kan over verhit raken als
materiaal met isolerende eigenschappen
zoals kussens of stoelhoezen wordt
gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al
s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om breken van het verwarmingselement
in de stoel te voorkomen:
-
p
laats geen zware voor werpen op de
stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van de kans op kortsluiting:
-
g
ebruik geen vloeibare producten om
de stoel te reinigen,
-
g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.Elektrisch verstelbare lendensteun
F Druk op de schakelaar om de lendensteun naar wens in te stellen.
Massagefunctie
Inschakelen/uitschakelen
F Druk op deze schakelaar.
Het lampje gaat branden en de
massagefunctie wordt voor een
tijdsduur van 1 uur ingeschakeld. Gedurende deze tijdsduur wordt de massage
in 6 cycli van 10
minuten uitgevoerd (6 minuten
massage worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
lampje gaat dan uit.
U kunt de massagefunctie uitschakelen door
op de schakelaar te drukken; het lampje gaat
dan uit.
Deze functie zorgt voor een massage van
de lendenen van de inzittenden voorin en
werkt alleen bij draaiende motor en als de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem is
geactiveerd.
Intensiteit instellen
F Druk op deze schakelaar om de intensiteit van de massage in te
stellen.
U hebt de keuze uit twee standen
voor de intensiteit van de massage.
Ergonomie en comfort
Page 57 of 324
55
Stuurwielverstelling
F Zorg dat de auto stilstaat en duw de hendel omlaag om het stuur wiel te
ontgrendelen.
F
V
erstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.
F
T
rek aan de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Spiegels
Buitenspiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen voor
het benodigde zicht naar achteren bij een
inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto.
De buitenspiegels kunnen ook worden
ingeklapt voor het parkeren in kleine ruimtes.
Ontwasemen – ontdooien
Het ontwasemen/ontdooien van de
buitenspiegels kunt u inschakelen
door bij draaiende motor op de toets
van de achterruitver warming te
drukken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het ontwasemen en
ontdooien van de achterruit .
Afstellen
F Beweeg de schakelaar A naar rechts of
links om de desbetreffende buitenspiegel te
selecteren.
F
B
eweeg de schakelaar B in de vier
richtingen om de spiegel af te stellen.
F
Ze
t de schakelaar A weer in de
middenstand.
Uit veiligheidsover wegingen moet u de
spiegels zo afstellen dat de dode hoek
minimaal is.
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden om
de afstand ten opzichte van achteropkomend
verkeer goed in te schatten.
Inklappen
F Van buitenaf: vergrendel de auto met de elektronische sleutel of met het "Keyless
entry and start"-systeem.
F
V
anuit het interieur: trek bij aangezet
contact de schakelaar A vanuit de middelste
stand naar achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de
schakelaar A , worden ze niet automatisch uitgeklapt als
de auto wordt ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar
A naar achteren om de buitenspiegels uit te klappen.
Uitklappen
F Van buitenaf: ontgrendel de auto met de elektronische sleutel of met het "Keyless
entry and start"-systeem.
F
V
anuit het interieur: trek bij aangezet
contact de schakelaar A vanuit de middelste
stand naar achteren.
3
Ergonomie en comfort
Page 58 of 324
56
Het in- en uitklappen van de
buitenspiegels met de afstandsbediening
kan worden uitgeschakeld door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor het spiegelglas
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
onder vindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediende spiegel
Afstellen
F S tel de spiegel af zoals deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
"Elektrochromatische"
binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht
naar achteren.
Achterbank (Berline)
U kunt de rugleuning van de achterbank
in delen (1/3 -2/3) neerklappen om de
bagageruimte te vergroten. De zitting bestaat
uit één deel en kan niet opgeklapt worden.
Neerklappen van de rugleuning
Bij het neerklappen van de rugleuning
mag de middelste veiligheidsgordel niet
worden vastgemaakt, deze moet plat op
de zitting worden gelegd.
De achterbank heeft een vaste zitting.
Klap om de inhoud van de bagageruimte
te vergroten de rugleuning van de
achterbank neer.
F
T
rek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand. F
S
chuif de voorstoel indien nodig naar voren. F
H
oud de desbetreffende buitenste
veiligheidsgordel tegen de rugleuning en
maak deze vast.
F
Z
et de hoofdsteunen in de laagste stand.
F
D
uw op de knop 1 om de rugleuning 2 te
ontgrendelen.
F
K
lap de rugleuning 2 op de zitting 3
.
Ergonomie en comfort
Page 59 of 324
57
Rechtop zetten van de rugleuning
Let erop dat bij het rechtop zetten van
de rugleuning van de achterbank de
veiligheidsgordels niet klem komen te
zitten.
F
Z
et de rugleuning 2 rechtop en vergrendel
deze.
F
C
ontroleer of de rode markering bij de knop
1 niet meer zichtbaar is.
F
M
aak de buitenste veiligheidsgordel los en
plaats deze naast de rugleuning.
Achterbank (SW)
U kunt de rugleuning van de achterbank
(1/3 -2/3) neerklappen om de bagageruimte te
vergroten.
Neerklappen van de achterbank
vanuit de bagageruimte
Elk gedeelte van de achterbank (1/3 of
2/3) is voorzien van een afzonderlijk
ontgrendelingsmechanisme om de rugleuning
vanuit de bagageruimte neer te klappen.
Neerklappen van de achterbank
via het achterportier
F Zorg ervoor dat de rugleuning ongehinderd kan worden neergeklapt (veiligheidsgordels,
...) en er zowel boven als onder de
achterbank niets in de weg zit.
F
Z
et de hoofdsteunen in de laagste stand.
F
T
rek vanuit de bagageruimte aan de
ontgrendeling, zodat de rugleuning op de
zitting kantelt. F
Zo
rg ervoor dat de rugleuning ongehinderd
kan worden neergeklapt en er zowel boven
als onder de achterbank niets in de weg zit.
F
S
chuif de voorstoel indien nodig naar voren.
F
C
ontroleer of de veiligheidsgordel langs de
rand van de rugleuning loopt.
F
Z
et de hoofdsteunen in de laagste stand.
3
Ergonomie en comfort
Page 60 of 324
58
Rechtop zetten van de rugleuning
Let erop dat bij het rechtop zetten van
de rugleuning van de achterbank de
veiligheidsgordels niet klem komen te
zitten en dat de gesphouders op de juiste
plek komen te zitten.
Hoofdsteunen buitenste zitplaatsen achter
De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand
(hoog) en een ingeklapte stand (laag).
De hoofdsteunen kunnen worden verwijderd en
onderling worden uitgewisseld.
F
T
rek de ontgrendeling 1 naar voren, zodat
de rugleuning op de zitting kantelt.
F
Z
et de rugleuning rechtop en vergrendel
deze in deze stand.
F
C
ontroleer of de rode markering bij de knop
1 niet meer zichtbaar is.
F
Z
et de hoofdsteunen in de hoge stand of
plaats ze terug. De middelste hoofdsteun kan niet worden
versteld.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn afgesteld.
Verwijderen van een hoofdsteun:
F
t
rek de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
F
d
ruk ver volgens de pal A in.
Voorzieningen interieur
1.Gekoeld dashboardkastje met
ventilatieopening.
Ergonomie en comfort