PEUGEOT 308 2024 Instructieboekje (in Dutch)

Page 181 of 280

179
Praktische informatie
7gestart als het laadniveau van de tractiebatterij
laag of zeer laag is, vooral bij temperaturen onder
nul. Zorgt er ALTIJD voor dat de tractiebatterij
20% tot 40% is opgeladen als u de auto enkele
weken niet gaat gebruiken.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij een
temperatuur tussen -10 °C en 30 °C (wanneer u
de auto op een plek met extreme temperaturen
stalt, kan de tractiebatterij beschadigd raken).
Zie het hoofdstuk 12V-accu('s) voor de
procedure voor het loskoppelen van accu's.
Voorzorgsmaatregelen
Voorafgaand aan het ladenAfhankelijk van de situatie:


Laat een elektricien controleren of de

elektrische installatie voldoet aan de geldende
normen en geschikt is voor het opladen van de
auto.


Laat een voor de auto geschikt specifiek

stopcontact of een voor de auto geschikte lader
voor versneld laden (wallbox) monteren door een
professionele elektricien.
Gebruik de laadkabel die bij de auto wordt
meegeleverd.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Tijdens het laden Uit veiligheidsoverwegingen start de
motor niet als de laadkabel is aangesloten op
de laadaansluiting van de auto. Er wordt een
waarschuwing op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto
wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden
geopend en de laadstekker niet wordt verwijderd,
wordt de auto na 30 seconden weer vergrendeld
en wordt het laden voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de
motorkap:


Sommige gebieden blijven zeer heet, tot zelfs

één uur nadat het laden is beëindigd - kans op
brandwonden!


De ventilator kan op elk moment inschakelen -

kans op snijwonden of verstikking!
Na het laden Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het stopcontact
zitten - kans op kortsluiting of elektrocutie als de
kabel nat wordt of in water terechtkomt!
Geprogrammeerd laden
Standaard is de starttijd voor geprogrammeerd laden
ingesteld op rond middernacht.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau kan deze tijd
worden aangepast.
Instellingen
► Kies het tabblad Opladen in de app
Energie op het touchscreen.


Stel de begintijd voor het laden in.



Druk op
OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
U kunt het geprogrammeerd laden ook instellen met een smartphone, via de
MYPEUGEOT APP-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de op afstand bedienbare aanvullende
functies.
Inschakelen
► Na het instellen van het geprogrammeerd laden
sluit u de auto aan op de gewenste laadapparatuur.
► Druk binnen een minuut op deze toets in
de klep om het geprogrammeerd laden te
activeren (bevestigd door het blauw branden van de
lichtgeleiders).
Laadprocedure
Aansluiten
► Controleer of de selectiehendel in stand P staat
en het contact is afgezet voordat u begint met laden,
anders is het laden niet mogelijk.


Druk op de achterkant van de klep van de

laadaansluiting om deze te openen en controleer of
er geen vreemd materiaal op de laadaansluiting van
de auto aanwezig is.
De lichtgeleiders van de klep gaan wit branden.

Page 182 of 280

180
Praktische informatie
Opladen via een normaal stopcontact (type 2)



► Sluit de laadkabel aan de kant van het
controlepaneel aan op een normaal stopcontact.
Tijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes op
de regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen het
groene controlelampje
POWER branden.


V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.


Steek de laadstekker in de laadaansluiting van

de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door
het knipperen van de groene lichtgeleiders
in de klep en het knipperen van het groene
controlelampje

CHARGE
op de regeleenheid.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Versneld opladen (mode 3)

► Volg de gebruikersinstructies van de snellader
(wallbox).


V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.


Steek de laadstekker in de laadaansluiting van

de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door het
knipperen van de groene lichtgeleiders in de klep.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Loskoppelen

Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:


Als de auto is vergrendeld, moet u deze

ontgrendelen.
► Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
Als de selectieve ontgrendeling van de portieren is geactiveerd, druk dan twee keer
op de ontgrendeltoets op de afstandsbediening
om de laadstekker los te koppelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om te
bevestigen dat de stekker ontgrendeld is.


V

erwijder de laadstekker binnen 30 seconden.
Opladen via een normaal stopcontact (type 2)
Als het laden is beëindigd, gaan het groene
controlelampje CHARGE op de regeleenheid en de
groene lichtgeleiders in de klep permanent branden.


Na het loskoppelen plaatst u de beschermkap

weer op de laadstekker en sluit u de klep van de
laadaansluiting.


Haal de laadkabel aan de zijde van de

regeleenheid uit het normale stopcontact.
Versneld opladen (type 3)
Als het laden is beëindigd, wordt dit bevestigd door
de snellader (wallbox) en gaan de lichtgeleiders in
de klep permanent groen branden.


Plaats na het loskoppelen de beschermkap

terug op de laadstekker en sluit de klep van de
laadaansluiting.

Page 183 of 280

181
Praktische informatie
7Laadsysteem (Elektrisch)
Elektrisch systeem van 400 V
Zie voor meer informatie de algemene aanbevelingen inzake elektrische auto's
en de specifieke aanbevelingen inzake plug-in
hybride- of elektrische auto's.
Het elektrische aandrijfsysteem werkt met een
spanning van ongeveer 400
V en is te herkennen
aan de oranje kabels. De componenten ervan zijn
gemarkeerd met het volgende symbool:


De aandrijflijn van een elektrische auto kan tijdens het gebruik en na het afzetten van
het contact heel warm worden.
Neem de waarschuwingsmeldingen op de labels,
vooral op de klep in de laadaansluiting, in acht.
Tractiebatterij
In deze batterij wordt energie voor de elektromotor,
en de verwarming en airconditioning opgeslagen.
Tijdens het gebruik loopt de tractiebatterij leeg en
daarom moet hij regelmatig worden opgeladen.
U hoeft niet met opladen te wachten tot de
tractiebatterij bijna leeg is.
De actieradius van de tractiebatterij kan variëren,
afhankelijk van de rijstijl, de route, het gebruik van
de verwarmings- en airconditioningssystemen
en de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
De levensduur van de tractiebatterij is afhankelijk van meerdere factoren, zoals
klimaatomstandigheden, afgelegde afstand en
hoe vaak de snellaadfunctie wordt gebruikt.
Laadstekkers en
controlelampjes


1. Laadaansluitingen
2. Toets voor inschakelen van geprogrammeerd
laden 3.
Controlelampje vergrendeling laadstekker
Permanent rood: laadstekker is juist geplaatst en
vergrendeld.
Knipperend rood: laadstekker niet goed geplaatst
of vergrendelen niet mogelijk.
4. Controlelampje voor laden


Controlelampje voor
laadstatus Betekenis
Wit, permanent Verlichting bij het openen van de klep en
het loskoppelen van
de laadkabel.
Wit, knipperend Laden wordt gestart.
Blauw, permanent Geprogrammeerd
laden.
Groen, knipperend Laden bezig.

Page 184 of 280

182
Praktische informatie
Controlelampje voor
laadstatusBetekenis
Groen, permanent Laden voltooid. Het controlelampje
voor opladen gaat na
ongeveer 2 minuten uit
als de functies van de
auto in stand-by gaan.
Het controlelampje
gaat weer branden
wanneer de auto met
het Sleutelloos instap-
en startsysteem-
systeem wordt
ontgrendeld of
wanneer een deur
wordt geopend om aan
te geven dat de batterij
volledig is opgeladen.
Rood, permanent Storing.Bij een schok (zelfs een lichte schok) tegen
de klep van de laadaansluiting mag deze
niet meer worden gebruikt.
U mag de laadaansluiting niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Laadkabels, aansluitingen en
laders
De laadkabel die bij de auto wordt geleverd
(afhankelijk van de uitvoering), is geschikt voor het
elektrische systeem van het land waar de auto is
verkocht. Reist u naar het buitenland, controleer
dan of de laadkabel geschikt is voor het elektrische
systeem in het betreffende land.
Uw dealer beschikt over een uitgebreid aanbod aan
kabels.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voor meer informatie en
voor het aanschaffen van geschikte laadkabels.
Identificatielabels op laadstekkers /
-aansluitingen
Er zijn identificatielabels op de auto, laadkabel en
lader aangebracht, om de gebruiker te informeren
over welk apparaat moet worden gebruikt.




De identificatielabels geven het volgende aan:
Identificatielabel LocatieConfiguratieVoedingstype / spanningsbereik
C
Laadaansluiting (zijde auto) TYPE 2AC
< 480 Vrms

C
Laadstekker (zijde lader) TYPE 2AC
< 480 Vrms

K
Laadaansluiting (zijde auto) COMBO 2 (FF)DC
50 V – 500 V

Page 185 of 280

183
Praktische informatie
7Normaal laden, Mode 2
Normaal stopcontact
(normaal opladen - wisselstroom (AC))


Mode 2 met een gewoon stopcontact: maximale laadstroom 8 A.


Mode 2 met een Green&#39;Up-stopcontact: maximale laadstroom 16 A.
W
anneer u dit soort stopcontact wilt laten
installeren, neem dan contact op met een professioneel installateur.
Specifieke kabel voor opladen via een normaal stopcontact - Mode 2 (AC)


Identificatielabel (C ) op de laadaansluiting (zijde
auto).
Specifieke kabel voor opladen via een normaal stopcontact (Mode 2)
Zorg dat de kabel niet beschadigd raakt.
Een beschadigde kabel mag u niet meer
gebruiken. Neem in dat geval contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de kabel te laten vervangen.
Versneld opladen, Mode 3
Snellader (afhankelijk van de uitvoering) (versneld opladen - éénfase- of driefasen- wisselstroom (AC))


Met mode 3 en een snellader: maximale laadstroom 32 A.


Met mode 3 en een snellader (Wallbox): maximale laadstroom 32 A.

Page 186 of 280

184
Praktische informatie
Laadkabel, Mode 3 (AC)

Identificatielabels (C) op de laadaansluiting (zijde
auto) en op de stekker (zijde lader).
Snellader Demonteer of wijzig de lader niet;
elektrocutie- en/of brandgevaar!
Zie de gebruikershandleiding van de fabrikant
van de lader voor de bedieningsinstructies.
Snelladen, Mode 4
Openbare snellader
(snelladen - gelijkstroom (DC))


Laadkabel, Mode 4 (DC)
(geïntegreerd in de openbare snellader)


Identificatielabel (K ) op de laadaansluiting (zijde
auto).
Gebruik alleen openbare snelladers waarvan de kabel maximaal 30 meter lang is.
Laden van de tractiebatterij
(Elektrisch)
Werkingsprincipe
Zie voor meer informatie de algemene aanbevelingen inzake elektrische auto&#39;s
en de specifieke aanbevelingen inzake plug-in
hybride- of elektrische auto&#39;s.
Laad de auto op door deze op een stopcontact (een
normaal stopcontact of een aansluiting voor versneld
opladen) of op een openbare snellader (snelladen)
aan te sluiten.
Om de tractiebatterij volledig op te laden moet u de
gewenste laadprocedure zonder onderbrekingen
volgen tot de procedure automatisch wordt
beëindigd. Het laden kan meteen worden uitgevoerd
of op een later tijdstip (behalve bij een openbare
snellader, Mode 4).
U kunt het laden via een normaal stopcontact of
het versneld opladen op elk moment stoppen door
de auto te ontgrendelen en de laadstekker los te
koppelen. Zie voor het snelladen de openbare
snellader.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de laadweergaven op het instrumentenpaneel
en het touchscreen.

Page 187 of 280

185
Praktische informatie
7U kunt de voortgang van het laden ook in de gaten houden met de MYPEUGEOT
APP-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand bedienbare
aanvullende functies.
Uit veiligheidsoverwegingen start de motor niet als de laadkabel is aangesloten op de
laadaansluiting van de auto. Er wordt een
waarschuwing op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Koelen van de tractiebatterij De ventilator in de motorruimte gaat tijdens
het laden aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Laag laadniveau / Rijden Wanneer de auto rijdt terwijl het laadniveau
van de tractiebatterij te laag is, kan de auto
stilvallen, met ongevallen of ernstig letsel tot
gevolg. Zorg er ALTIJD voor dat de tractiebatterij
voldoende is opgeladen.
Laag laadniveau / Parkeren Als de buitentemperatuur lager dan 0
graden is, raden wij u aan om de auto niet enkele
uren met een laag laadniveau (minder dan 20%)
buiten te parkeren.
Auto langer dan 1 maand in opslag Wanneer de auto langere tijd niet wordt
gebruikt (langer dan 4 weken) zonder de
mogelijkheid om op te laden bij het starten, zorgt
de zelfontlading dat de auto niet kan worden
gestart als het laadniveau van de tractiebatterij
laag of zeer laag is, vooral bij temperaturen onder
nul. Zorgt er ALTIJD voor dat de tractiebatterij
20% tot 40% is opgeladen als u de auto enkele
weken niet gaat gebruiken.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij een
temperatuur tussen -10 °C en 30 °C (wanneer u
de auto op een plek met extreme temperaturen
stalt, kan de tractiebatterij beschadigd raken).
Koppel de kabel los van de plusklem (+) van de
12V-accu in de motorruimte.
Sluit ongeveer elke 3 maanden een
12V-acculader aan op de plus- (+) en
minklemmen (-) van de 12V-accu om deze accu
op te laden en de accu op bedrijfsspanning te
houden.
Zie het hoofdstuk 12V-accu(&#39;s) voor de
procedure voor het loskoppelen van accu&#39;s.
Voorzorgsmaatregelen
Voor laden via een normaal stopcontact
of versneld laden
Voorafgaand aan het laden
Afhankelijk van de situatie:
► Laat een elektricien controleren of de
elektrische installatie voldoet aan de geldende
normen en geschikt is voor het opladen van de
auto.


Laat een voor de auto geschikt specifiek

stopcontact of een voor de auto geschikte lader
voor versneld laden (wallbox) monteren door een
professionele elektricien.
Gebruik bij voorkeur de laadkabel die als
accessoire verkrijgbaar is.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Tijdens het laden Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto
wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden
geopend en de laadstekker niet wordt verwijderd,
wordt de auto na 30 seconden weer vergrendeld
en wordt het laden voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de
motorkap:


Sommige gebieden blijven zeer heet, tot zelfs

één uur nadat het laden is beëindigd - kans op
brandwonden!


De ventilator kan op elk moment inschakelen -

kans op snijwonden of verstikking!
Na het laden Controleer of de laadklep is gesloten.

Page 188 of 280

186
Praktische informatie
Laat de kabel na het laden niet in het stopcontact
zitten - kans op kortsluiting of elektrocutie als de
kabel nat wordt of in water terechtkomt!
Voor snelladen
Voorafgaand aan het ladenControleer of het openbare snellaadstation
en de laadkabel geschikt zijn voor uw auto.
Bij buitentemperaturen lager dan:


0 °C: het laden kan langer duren.



-20 °C: laden is mogelijk, maar het kan nog

langer duren (de accu moet eerst worden
opgewarmd).
Na het laden Controleer of de laadklep is gesloten.
Geprogrammeerd laden
Standaard is de starttijd voor geprogrammeerd laden
ingesteld op rond middernacht.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau kan deze tijd
worden aangepast.
Instellingen
► Kies het tabblad Opladen in de app
Energie op het touchscreen.


Stel de begintijd voor het laden in.



Druk op
OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
U kunt het geprogrammeerd laden ook instellen met een smartphone, via de
MYPEUGEOT APP-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de op afstand bedienbare aanvullende
functies.
Inschakelen
Geprogrammeerd laden is alleen mogelijk met Mode 2 en 3.


Na het instellen van het geprogrammeerd laden

sluit u uw auto aan op de gewenste laadapparatuur.


► Vergrendel de auto.
► Druk binnen een minuut op deze toets in de klep
om het systeem te activeren (bevestigd door een
blauw controlelampje voor het laden).
Laadprocedure
Verbinding
► Controleer of de transmissie in stand P staat
voordat u begint met laden, anders is het laden niet
mogelijk.


Open de laadklep door op de drukknop te

drukken en controleer of er geen vuil aanwezig is op
de laadstekker.
Opladen via een normaal stopcontact, Mode 2



► Sluit de laadkabel aan de kant van de
regeleenheid aan op een normaal stopcontact.
Tijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes op
de regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen het
groene controlelampje
POWER branden.


V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.


Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Als het laden start, gaan de groene controlelampjes


CHARGE in de klep en daarna op de regeleenheid
knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Wanneer het laden is voltooid en de laadkabel nog is aangesloten, wordt het
laadniveau op het instrumentenpaneel ongeveer

Page 189 of 280

187
Praktische informatie
720 seconden weergegeven wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend.
Versneld opladen, Mode 3

► Volg de gebruikersinstructies van de snellader
(wallbox).

V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.


Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Het laden is gestart als het controlelampje voor het


laden in de klep groen knippert.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of de
kabel goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Snelladen, Mode 4

► Afhankelijk van de uitvoering verwijdert u het
kapje van het onderste deel van de stekker.
► Volg de gebruiksinstructies van de openbare
snellader en sluit de kabel van de openbare
snellader aan op de aansluiting van de auto.
Als het laden start, gaat het groene controlelampje
voor het laden in de klep knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of de
kabel goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Loskoppelen

Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:


Als de auto is ontgrendeld, moet u deze

vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.


Als de auto is vergrendeld, moet u deze

ontgrendelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om aan
te geven dat de laadstekker is ontgrendeld.


In Mode 2 en 3 moet u de laadstekker binnen
30
seconden verwijderen.
Het controlelampje voor het laden gaat wit branden.
Druk met de selectieve ontgrendeling van de portieren geactiveerd twee keer op de
ontgrendelknop om de laadstekker los te
koppelen.
Wanneer het laden is voltooid, gaat het groene controlelampje voor het laden in de
klep na ongeveer 2 minuten uit.
Opladen via een normaal stopcontact, Mode 2
Als het laden is beëindigd, gaan het groene
controlelampje CHARGE op de regeleenheid en
het groene controlelampje voor het laden in de klep
permanent branden.


Plaats de beschermkap terug op de laadstekker

en sluit de laadklep.


Haal de laadkabel aan de zijde van de

regeleenheid uit het stopcontact.
Versneld opladen, Mode 3
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de laadregeleenheid en door het permanent
branden van het groene controlelampje in de klep.


Hang de laadstekker aan de wallbox en sluit de

laadklep.
Snelladen, Mode 4
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven door
de lader en door het permanent branden van het
groene controlelampje in de klep.
► U kunt het laden ook onderbreken door
op deze toets in de klep te drukken (alleen bij
Mode 4).


Hang de laadstekker aan de lader
.


Afhankelijk van de uitvoering moet u de

beschermkap terug op het onderste gedeelte
plaatsen en de laadklep sluiten.

Page 190 of 280

188
Praktische informatie
Wanneer de laadstekker wordt losgekoppeld, verschijnt er een melding op
het instrumentenpaneel dat het laden is voltooid,
ook al was de laadstekker losgekoppeld voordat
de auto volledig is opgeladen.
Trekhaak
Verdeling van de lading
► V erdeel het gewicht in de aanhanger gelijkmatig,
plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de
as en probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te
overschrijden.
Op grotere hoogte boven de zeespiegel neemt de
luchtdichtheid af waardoor de prestaties van de
motor afnemen. Trek daarom voor elke 1000 m
hoogte 10% van het maximale aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de betreffende bedrading die door PEUGEOT zijn
goedgekeurd. Laat de trekhaak door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een PEUGEOT-dealer
wordt gemonteerd, moet de montage altijd
volgens de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Belangrijk: als de auto met een elektrisch
bedienbare achterklep en de functie Handsfree
toegang achterklep is uitgerust en voorzien
van een trekhaak die niet door een PEUGEOT-
dealer is gemonteerd, dan is het van essentieel
belang dat u naar een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats gaat om het
detectiesysteem opnieuw te laten kalibreren -
kans op storing in de functie Handsfree toegang
achterklep.
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het rijden met een aanhanger en
de functie Aanhangerstabiliteitscontrole.
Houd u aan het maximale aanhangergewicht dat op het
kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in het deel Technische
gegevens van dit boekje wordt vermeld.
Wanneer u accessoires aan de trekhaak bevestigt (zoals een fietsendrager of
bagageplateau):


Houd u aan de maximaal toegestane

kogeldruk.


V

ervoer niet meer dan 4 gewone fietsen of 2
elektrische fietsen.
Wanneer u fietsen op een fietsendrager op een
trekhaak laadt, plaats dan de zwaarste fietsen
het dichtst bij de auto.
Houd u aan de ter plaatse geldende regelgeving.
Auto met elektrisch bedienbare achterklep met handsfree-functie
(Handsfree toegang achterklep)
Om te voorkomen dat de elektrisch bedienbare
achterklep ongewenst opengaat bij het gebruik
van de trekhaak:


Schakel deze functie van tevoren uit in de

configuratietoepassing van de auto.


Of verwijder de elektronische sleutel uit de

detectiezone als de achterklep is gesloten is.
Elektrische voertuigen Een elektrische auto kan met een trekhaak
worden uitgerust.
Het is echter niet mogelijk om een
aanhangwagen of caravan te trekken.
De trekhaak mag alleen worden gebruikt voor
een fietsendrager.
Trekhaak met afneembare kogel
Overzicht
Deze door de fabrikant geleverde trekhaak kan
zonder gereedschap worden gemonteerd en
verwijderd.

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 280 next >