PEUGEOT 308 2024 Instructieboekje (in Dutch)

Page 211 of 280

209
In geval van pech
8De krik voldoet aan de Europese normen,
zoals gedefinieerd in Machinerichtlijn 2006/42/
CE, en voldoet ook aan UKCA-vereisten, zoals
gedefinieerd door de Supply of Machinery
(Safety) Regulations 2008 No.1597.
De krik is onderhoudsvrij.
Beschikbaar gereedschap

1.Blok om de auto tegen wegrollen te beveiligen
(afhankelijk van de uitrusting)
2. Dop voor het verwijderen van slotbouten (in het
dashboardkastje) (afhankelijk van de uitrusting)
Hiermee kunnen de speciale slotbouten met
behulp van de wielsleutel worden verwijderd.
3. Afneembaar sleepoog
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
het slepen van de auto en het gebruik van het
afneembare sleepoog.
Met bandenreparatieset

4. Een 12V-compressor, een flacon afdichtmiddel
en een sticker met de snelheidslimiet
Voor het tijdelijk repareren en het op spanning
brengen van een band.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de bandenreparatieset.
Uitvoeringen met reservewiel

5. Wielsleutel
Hiermee kunt u de wielbouten verwijderen.
6. Krik met geïntegreerde slinger
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
7.Gereedschap voor het verwijderen van
sierdoppen van wielbouten (afhankelijk van de
uitvoering)
Voor het verwijderen van de wieldop bij stalen
velgen of de naafdop bij lichtmetalen velgen.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
het reservewiel.
Bandenreparatieset
Gebruik de link om video's met uitleg te
bekijken: http://q-r.to/bagGl9
U kunt de band tijdelijk repareren met een
compressor en een flacon met afdichtmiddel zodat u
naar de dichtstbijzijnde garage kunt rijden.
Ontworpen om algemene lekkages op het loopvlak
van een band te repareren.
De compressor kan via de 12 V-aansluiting lang genoeg op het elektrische systeem van
de auto worden aangesloten om een lekke band
weer op te pompen.
Alleen de 12V-aansluiting voorin mag worden gebruikt om de compressor aan te
sluiten.

Page 212 of 280

210
In geval van pech
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapsset.
Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over de identificatie, vooral dit label.
Als de spanning van één of meer banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker of schroef) dat de lekkage heeft veroorzaakt
niet uit de band.


Parkeer de auto zonder het verkeer te

belemmeren en schakel de parkeerrem in.


V

olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
verkeersveiligheidsvest enz.) volgens de regelgeving
in het land waar u rijdt.


Zet het contact af.

► Verwijder het transparante dopje van de fles met
afdichtmiddel.

T
il het transparante klepje op voordat u de fles
met afdichtmiddel op de compressor plaatst.


Draai de fles afdichtmiddel om en schroef deze

een kwartslag op de compressor.


Haal het dopje van het ventiel van de lekke band

en bewaar het op een schone plaats.


► Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.


Sluit de slang van de compressor aan op het

ventiel van de lekke band en zet deze stevig vast.
► Controleer of de schakelaar van de compressor
in stand "O " staat.


Rol de elektrische kabel, die onder de

compressor is opgeborgen, volledig uit.


Sluit de stekker van de compressor aan op de

12V-aansluiting in de auto.
► Bevestig de sticker met
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in de auto vlak bij de bestuurder worden geplakt
om hem / haar te herinneren aan het feit dat er
met een gerepareerde band wordt gereden.


Zet het contact aan.

► Schakel de compressor in door de schakelaar
in de stand "I " te zetten, totdat de bandenspanning
2 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk
in de band gespoten; maak de slang gedurende
deze handeling niet los van de aansluiting (kans op
spatten).
Als er na ongeveer 7 minuten geen bandenspanning van 2 bar is bereikt, kan de
band niet met de bandenreparatieset worden

Page 213 of 280

2 11
In geval van pech
8gerepareerd; neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.


Zet de schakelaar in stand "
O".


Haal de stekker van de compressor uit de

12V-aansluiting in de auto.


V
erwijder de set.


V
ervang de dop op het ventiel.


V
erwijder de flacon met afdichtmiddel en berg
deze op.
Het afdichtmiddel is gevaarlijk bij inslikken en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel staat
op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever
deze in bij een PEUGEOT-dealer of een officieel
inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.


► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.


Zet de auto stil en controleer de reparatie en

de bandenspanning met de set: •

Als de bandenspanning niet goed is, neem

contact op met een PEUGEOT-dealer om de
band te laten vervangen.


Als de bandenspanning goed is, rijd dan nog

ongeveer 5
kilometer bij een matige snelheid
(tussen 20 en 60
km/h) en stop dan weer om
de bandenspanning en dus of de band goed is
gerepareerd met de set te controleren.
Rijd niet sneller dan 80 km/h en niet meer
dan 200 km met een band die met dit type
set is gerepareerd.
U moet contact opnemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats om de
reparatie na te laten kijken en de verwisselde
band waar nodig te vervangen.
De bandenspanning
controleren / aanpassen
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten, om de
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.


V
erwijder het dopje van het ventiel van de band
en bewaar het op een schone plaats.


Rol de slang uit die onder de compressor is

opgeborgen.
► Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze
stevig vast.


Controleer of de schakelaar van de compressor

in stand "O " staat.


Rol de elektrische kabel, die onder de

compressor is opgeborgen, volledig uit.


Sluit de stekker van de compressor aan op de

12V-aansluiting in de auto.


Zet het contact aan.



Schakel de compressor in door de schakelaar

in de stand "I " te zetten en breng de band op de
spanning die op de bandenspanningssticker van de
auto wordt aangegeven. U kunt de bandenspanning
verlagen door op de zwarte knop op de slang van
de compressor te drukken, bij de aansluiting op het
ventiel.
Als er na 7 minuten nog geen bandenspanning van 2 bar is bereikt, kan de
band niet met de bandenreparatieset worden
gerepareerd; neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.


Zet de schakelaar in stand "
O" zodra de
gewenste bandenspanning is bereikt.


V

erwijder de set en berg deze op.


V

ervang de dop op het ventiel.

Page 214 of 280

212
In geval van pech
Reservewiel
Gebruik de link om video's met uitleg te bekijken: http://q-r.to/bagGl9
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapsset.
Toegang tot het reservewiel

Berline

SW
Het reservewiel ligt onder de vloer van de
bagageruimte.
Zie het hoofdstuk
Gereedschapsset voor toegang
tot het reservewiel.
Afhankelijk van de uitvoering is er een standaardformaat reservewiel (met stalen of
aluminium velg) of een noodreservewiel
aanwezig.
Het reservewiel monteren

► Draai de centrale moer los.
► V erwijder het bevestigingssysteem (moer en
bout).
► Til het reservewiel aan de achterzijde op en trek
het naar u toe.


Neem het wiel uit de bagageruimte.
Het reservewiel terugplaatsen
Het wiel met de lekke band kan niet onder de vloerplaat van de bagageruimte geplaatst
worden.


► Leg het reservewiel terug in de reservewielbak.
► Draai de moer op de bout een aantal slagen los.


Plaats het bevestigingssysteem (moer en bout)

op het midden van het wiel.


Berline

Page 215 of 280

213
In geval van pech
8

SW
► Draai de centrale moer voldoende vast om het
wiel goed te bevestigen.


Berg de gereedschapskist in het midden van het

wiel op en klik de kist vast.
Verwijderen van het wiel
Parkeren van de auto Parkeer de auto op een horizontale, stabiele
en stroeve ondergrond, op een plaats waar u het
verkeer niet hindert.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak moet u
de eerste versnelling inschakelen om de wielen
te blokkeren, de parkeerrem aantrekken, tenzij
deze in de automatische stand staat, en het
contact uitzetten.
Bij een automatische transmissie moet u
stand P selecteren om de wielen te blokkeren,
de parkeerrem aantrekken, tenzij deze in
de automatische stand staat, en het contact
uitzetten.
Controleer of de controlelampjes van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent branden.
De inzittenden moeten de auto hebben verlaten
en zich op een veilige plaats bevinden.
Plaats waar nodig een wielblok achter het wiel
kruislings tegenover het te verwisselen wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de
krik steunt; gebruik een bok.
Wiel met wieldop Bij het verwijderen van de wielen moet
u eerst de wieldop verwijderen door met twee
handen aan een van de bovenste armen te
trekken.
Monteren: haal de wielbouten aan en breng
daarna de wieldop aan; plaats de opening in lijn
met het ventiel en druk de wieldop vervolgens
rondom vast met de palm van uw hand.




– Als de auto is uitgerust met stalen velgen,
verwijdert u de wieldop.


Als de auto is uitgerust met lichtmetalen velgen,

verwijdert u de naafdop met het gereedschap (7 ).


Als uw auto is uitgerust met slotbouten, zet dan

de dop (2 ) op de wielsleutel (5 ) om de slotbout los
te draaien.


Draai de overige wielbouten iets los met alleen de

wielsleutel (5 ).
Gebruik nooit een momentsleutel op de
slotbout.

Page 216 of 280

214
In geval van pech
► Plaats het voetstuk van de krik (6) op de grond,
recht onder een van de twee krikpunten aan de
voorzijde (A ) of achterzijde (B ). Gebruik het krikpunt
aan de onderzijde van de auto dat zich het dichtste
bij het te verwisselen wiel bevindt.


► Draai de krik ( 6) uit totdat de kop van de krik
het krikpunt (A of B) raakt; het contactvlak van het
krikpunt (A of B) moet goed in het middelste deel
van de kop van de krik steken.


Krik de auto op totdat er voldoende ruimte

tussen het wiel en de grond is om het reservewiel te
monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of zachte ondergrond kan de krik
wegschuiven of wegzakken - kans op letsel!
Plaats de krik precies onder een van de
krikpunten (A of B) onder de auto en controleer
of de kop van de krik goed tegen het midden van
het contactvlak van het krikpunt drukt. Anders
kan de auto beschadigd raken en/of kan de krik
wegzakken - Kans op letsel!


► Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone
plaats.


V
erwijder het wiel.
Monteren van een wiel
Een reservewiel met stalen velg of noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen velgen,
raken de ringen (A ) de stalen velg of het
noodreservewiel niet. Het wiel wordt door het
conische contactvlak (B ) van elke bout op zijn
plek gehouden.


► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.


Draai de slotbout met de wielsleutel (
5) en de
dop

(2)
voorlopig vast.


Draai de overige wielbouten met alleen de

wielsleutel (5 ) handvast.


► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw de krik (6 ) op en verwijder deze.

Page 217 of 280

215
In geval van pech
8

► Draai de slotbout met de wielsleutel (5) en de
dop (2 ) vast.


Draai de overige wielbouten met alleen de

wielsleutel (5 ) vast.


Bevestig de doppen op de wielbouten

(afhankelijk van de uitrusting).


Berg het gereedschap op.
Na het verwisselen van een wiel
Het wiel met de lekke band kan niet op de plek van
het reservewiel worden opgeborgen. Leg het in de
bagageruimte.
Met niet-standaard of ruimtebesparend reservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active
Safety Brake, Adaptieve snelheidsregelaar enz.).
Overschrijd de maximaal toegestane snelheid
van 80 km/h of de maximale afstand van 80 km
niet.
Het is niet toegestaan om met meerdere
reservewielen van dit type op de auto
gemonteerd te rijden.
De wielvelg van het vervangen wiel mag niet
worden teruggeplaatst.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat het aantrekkoppel van de bouten van het
reservewiel en de bandenspanning nakijken.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan
de monteur u vertellen of de band kan worden
gerepareerd of moet worden vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er
een laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:


Gebruik voor het schoonmaken van de

koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
– Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.


W
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen ervan gericht,
om beschadiging van de vernislaag en de
afdichtrubbers te voorkomen.
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:


Koplampen met ledtechnologie.



Peugeot Matrix LED
Technology 2.0-koplampen.


Afzonderlijke lampen voor de dagrijverlichting /

parkeerlichten / richtingaanwijzers.

Zijrichtingaanwijzers.


V
erlichting zijkant.


Achterlichten met Full LED-technologie.



Achterlichten met ledtechnologie.


Remlichten.


Derde remlicht.


Kentekenplaatverlichting.
Vervanging van dit type gloeilampNeem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED-
technologie niet aan - elektrocutiegevaar!

Page 218 of 280

216
In geval van pech
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van ledlampen. U kunt daarbij ernstig oogletsel
oplopen!


Verlichting vóór
Uitvoering met ledkoplampen



1. Grootlicht
2. Dimlicht
3. Richtingaanwijzers
4. Dagrijverlichting/Parkeerlichten
Uitvoering met Peugeot Matrix LED
Technology 2.0-koplampen


1.Dimlicht / grootlicht met functie Matrix Beam
2. Dimlicht / grootlicht 3.
Dagrijverlichting / parkeerlichten /
richtingaanwijzers
Achterlichten
Uitvoering met led-achterlichten

Uitvoering met Full LED 3D-lampen

Page 219 of 280

217
In geval van pech
81.Richtingaanwijzers (led)
2. Remlichten / parkeerlichten (led)
3. Parkeerlichten (led)
4. Mistlampen (P21W)
5. Achteruitrijlichten (W16W)
Achteruitrijlichten / mistlampen

Deze gloeilampen kunnen via de buitenkant van de
achterbumper worden vervangen.


V
erwijder de bevestigingsschroef of -schroeven
uit de toegangsklep onder de bumper met een
Torx-schroevendraaier.


Maak de toegangsklep los.



Draai de gloeilamphouder een kwartslag en

verwijder deze.


V
oor de mistlamp: draai de gloeilamp een kwart
slag en vervang deze.


V
oor het achteruitrijlicht: trek de gloeilamp eruit
en vervang deze.
Raak de uitlaat niet aan als u de gloeilamp kort na het uitschakelen van het contact
vervangt - kans op brandwonden!
Zekeringen
Een zekering vervangen Laat alle werkzaamheden alleen door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren
Wanneer een zekering door een derde partij
wordt vervangen, kan er een ernstige storing in
de auto ontstaan.
Montage van elektrische accessoires Bij het ontwerp van het elektrische systeem
van uw auto is al rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het repareren van de auto of het oplossen
van storingen die zijn ontstaan door de montage
van accessoires die niet door PEUGEOT zijn
geleverd of aanbevolen, of die niet zijn
gemonteerd in overeenstemming met de
aanbevelingen. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
uitrusting meer dan 10 milliampère bedraagt.
12V-accu('s)
Loodstartaccu's
Deze accu's bevatten schadelijke stoffen
(zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever gebruikte accu's in bij een aangewezen
inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk
risico van brand of explosie uit te sluiten.
Was na afloop uw handen.
Elektronische regeleenheden / koplampen met ledtechnologie
Sluit de minkabel nooit aan op het metalen
deel van elektronische regeleenheden of op de
achterzijde van de koplampen.
Kans op defecte elektronische regeleenheden
en/of koplampen!
Sluit deze aan op een extern aardingspunt dat
speciaal hiervoor is bedoeld.

Page 220 of 280

218
In geval van pech
Bevroren accuProbeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en op
scheuren in de behuizing (kans op lekkage van
giftig en corrosief zuur).
Automatische transmissie Probeer de motor nooit te starten door de
auto aan te duwen.
Elektrische auto's
Lege 12V-accu De motor kan niet meer worden gestart
en de tractiebatterij kan niet meer worden
opgeladen.
Voorzorgsmaatregelen bij werkzaamheden aan de 12V-accu
Selecteer stand P , zet het contact af, en
controleer of het instrumentenpaneel is
uitgeschakeld en het voertuig niet wordt
opgeladen.
Een ander voertuig met startkabels starten
Gebruik de 12V-accu niet om een ander voertuig
met startkabels te starten of de accu van een
ander voertuig op te laden.
Symbolen
Geen vonken of open vuur, niet roken.
Bescherm altijd uw ogen. Explosieve gassen
kunnen blindheid en letsel veroorzaken.
Houd de accu van de auto buiten het bereik van kinderen.
De accu van de auto bevat zwavelzuur, wat blindheid of ernstige brandwonden kan
veroorzaken.
Zie de handleiding voor meer informatie.
Vlak bij de accu kunnen explosieve gassen
aanwezig zijn.
Voor uitvoeringen met
benzine- of dieselmotor
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor
het starten van de motor met behulp van startkabels
of voor het laden van een lege accu.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.

Voor toegang tot de pluspool (+):
► Ontgrendel de motorkap door de
ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens de
veiligheidshaak van de motorkap te bedienen.


Open de motorkap.
Pluspool (+)

met snelsluiting.
Minpool (-).
De minpool van de accu is niet bereikbaar en
daarom bevindt er zich vlak bij de accu een
afzonderlijk massapunt.
Starten van de motor met een hulpaccu
en startkabels
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe accu of
de accu van een andere auto) en startkabels of met
een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 280 next >