Peugeot 308 CC 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 161 of 292

10
!
159
PRAKTISCHE INFORMATIE

Lamp derde remlicht vervangen
(LED's)
Neem voor het vervangen van dit type
lamp met LED's contact op met het
PEUGEOT-netwerk of met een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
Lamp van de kentekenplaatverlichting
vervangen (W 5 W)


)
Steek een kleine schroevendraaier
in één van de buitenste gaten van
het lampglas.

)
Duw de schroevendraaier naar bui-
ten om het lampglas los te maken.

)
Verwijder het lampglas.

)
Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang de lamp.

Wassen met een hogedrukspuit

Richt bij het verwijderen van hard-
nekkig vuil met een hogedrukspuit
niet direct op de koplampen, de
verlichting en omringende delen,
anders kunnen de lak en de afdich-
ting beschadigd raken.

Page 162 of 292

10
!
i
160
PRAKTISCHE INFORMATIE
PEUGEOT is niet aansprakelijk
voor kosten die voortvloeien uit sto-
ringen veroorzaakt door het monte-
ren van extra accessoires die niet
door PEUGEOT aanbevolen en
geleverd worden, en niet volgens
de voorschriften van zijn gemon-
teerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van
de extra accessoires meer dan 10
milliampère bedraagt.

Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds reke-
ning gehouden met de montage
van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
voordat u andere elektrische voor-
zieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.














ZEKERINGEN VERVANGEN

Toegang tot het gereedschap

De tang voor het verwijderen van zeke-
ringen is bevestigd aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast
dashboard:




)
draai de schroef een kwart omwen-
teling naar links,

)
trek het deksel aan de rechter bo-
venzijde los,

)
verwijder het deksel volledig en
draai deze om,

)
haal de de tang los van de steun
waarop deze is bevestigd.



Vervangen van een zekering

Voordat u een zekering vervangt, dient u:


)
de oorzaak op te sporen en te (la-
ten) verhelpen,

)
de elektrische verbruikers uit te
schakelen,

)
het contact af te zetten,

)
de defecte zekering op te sporen
aan de hand van de overzichten op
de volgende bladzijden.

Goed

Defect

Tang

Bij het vervangen van een zekering is
het verplicht:


)
de speciale tang te gebruiken om de
zekering uit de zekeringkast te ver-
wijderen en de staat van de draad te
controleren.

)
de defecte zekering altijd te vervan-
gen door een zekering met dezelfde
stroomsterkte (zelfde kleur); een af-
wijkende stroomsterkte kan storin-
gen veroorzaken (kans op brand).
Als de storing zich kort na het vervangen
van een zekering opnieuw voordoet, laat
dan de elektrische uitrusting controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 163 of 292

10
161
PRAKTISCHE INFORMATIE

Zekeringen dashboard

De zekeringkast bevindt zich aan de
onderzijde van het dashboard (linker-
zijde).

Toegang tot de zekeringen


)
Zie de paragraaf "Toegang tot het
gereedschap".

Overzicht zekeringen


Zekering No.


Ampère


Functies



F1



-

Niet gebruikt.


F2



30 A

Massa vergrendeling en supervergrendeling


F3



5 A

Elektronische eenheid airbags en pyrotechnische
gordelspanners.


F4



10 A

Schakelaar koppelingspedaal en
rempedaalschakelaar met twee functies,
automatisch dimmende binnenspiegel,
airconditioning, sensor verdraaiing stuurwiel,
automatische transmissie, eenheid
veiligheidsschakeling.


F5



30 A

Eentraps elektrische ruitbediening vóór, voeding
inklapbare buitenspiegels.


F6



30 A

Eentraps elektrische ruitbediening achter, bediening
van de buitenportiergrepen.


F7



5 A

Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes,
verlichting zonneklep, verlichting dashboardkastje.


F8



20 A



Autoradio, radiotelefoon, multifunctioneel display, detectiesysteem
te lage bandenspanning, opbergvakken interieur.


F9



30 A

12V-aansluiting vóór, aansteker.


F10



15 A

Stuurkolomschakelaars, sirene alarmsysteem,
elektronische eenheid alarmsysteem.


F11



15 A

Contactslot met circuit lage stroomsterkte.

Page 164 of 292

10
162
PRAKTISCHE INFORMATIE


Zekering



Ampère


Functies



F12



15 A

Instrumentenpaneel, pictogrammendisplay
veiligheidsgordels/airbag aan passagierszijde,
airconditioning, geheugeneenheid bestuurdersstoel,
module wegklapbaar dak.


F13



5 A

Servicecentrale motor, airbags.


F14



15 A

Multifunctioneel display, versterker, handsfree
set, regen-/lichtsensor, elektronische eenheid
parkeerhulp, geheugeneenheid passagiersstoel.


F15



30 A

Vergrendeling en supervergrendeling.


F17



40 A

Achterruit- en buitenspiegelverwarming.


SH



-

Shunt tijdens opslag.


Zekering



Ampère


Functies



G36



30 A

Stoelverwarming bestuurder en voorpassagier.


G37



5 A

Servicecentrale trekhaakaansluiting.


G38



30 A

Geheugeneenheid positie bestuurdersstoel.


G39



-

Niet gebruikt.


G40



30 A

Hifi -versterker, geheugeneenheid passagiersstoel.

Page 165 of 292

10
163
PRAKTISCHE INFORMATIE

Zekeringen motorruimte

De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).

Toegang tot de zekeringen


)
Maak het deksel los.

)
Vervang de zekering (zie de desbe-
treffende paragraaf).

)
Sluit na het vervangen van de zeke-
ring zorgvuldig het deksel voor een
goede afdichting van de zekering-
kast.

Overzicht zekeringen


Zekering



Ampère


Functies



F1



20 A

Voeding elektronische eenheid motor,
elektrokleppen inspuitpomp en EGR (2.0 HDi),
verstuivers (2.0 HDi).


F2



15 A

Claxon.


F3



10 A

Ruitensproeiers voor.


F4



20 A

Koplampsproeiers.


F5



15 A

Elektrokleppen absorptievat, wastegate en
drukregeling turbocompressor (1.6 THP),
verwarmingselement oliedampen (1.6 THP),
voorverwarming brandstof (1.6 HDi).


F6



10 A

Wagensnelheidssensor, elektronische eenheid
ABS/ESP.


F7



10 A

Elektronische eenheid stuurbekrachtiging,
automatische transmissie, niveaucontact koelvloeistof.


F8



25 A

Bediening startmotor.


F9



10 A

Diagnoseaansluiting, bochtverlichting,
luchthoeveelheidsmeter (diesel), pomp roetfi lter
(diesel), bediening buitenspiegels.


F10



30 A

Regelorganen elektronische eenheid motor
(benzine: bobines, elektrokleppen, lambdasondes,
verstuivers, verwarmingselementen,
brandstofpomp, elektronische thermostaat) (diesel:
elektrokleppen, verwarmingselementen).


F11



40 A

Aanjager airconditioning.

Page 166 of 292

10
164
PRAKTISCHE INFORMATIE


Zekering



Ampère


Functies



F12



30 A

Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.


F13



40 A

Voeding intelligente servicecentrale (BSI) (+ na
contact).


F14



-

Niet gebruikt.


F15



10 A

Grootlicht rechts.


F16



10 A

Grootlicht links.


F17



15 A

Dimlicht links.


F18



15 A

Dimlicht rechts.


F19



15 A

Verwarmingselement oliedampen (1.6 VTi),
elektroklep absorptievat (1.6 VTi), lambdasondes
(benzine), elektrokleppen inlaatluchtkoeling (diesel).


F20



10 A

Elektronische thermostaat, elektrokleppen variabele
distributie, elektroklep turbodrukregeling (diesel),
niveaucontact koelvloeistof (diesel).


F21



5 A

Voeding relais motorventilateurgroep, bediening
relais Valvetronic (1.6 VTi), koeling turbocompressor
(1.6 THP), luchthoeveelheidsmeter (1.6 HDi).

Page 167 of 292

10
!
165
PRAKTISCHE INFORMATIE

Overzicht zekeringen boven de accu


Zekering N°



Ampère


Functies



F1



-

Niet gebruikt.


F2



5 A

Rempedaalschakelaar met twee functies.


F3



5 A

Eenheid laadtoestand accu.


F4



25 A

Elektrokleppen ABS/ESP.


F5



-

Niet gebruikt.


F6



15 A

Automatische transmissie.
Werkzaamheden aan andere typen zekeringen (midi-zekeringen en hoofdze-
keringen) mogen uitsluitend worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 168 of 292

10
i
!
i
166
PRAKTISCHE INFORMATIE








ACCU
Toegang tot de accu

De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:


)
open de motorkap met de hendel in
het interieur en vervolgens de veilig-
heidshaak aan de buitenzijde,

)
bevestig de motorkapsteun,

)
verwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de twee accupolen.

)
maak indien nodig de zekeringkast
los om de accu te verwijderen.





Accukabels loskoppelen



)
Trek de vergrendelingshendel zo
ver mogelijk omhoog.



Weer aansluiten van de kabels



)
Plaats de geopende accupoolklem
1
op de pluspool (+) van de accu.

)
Druk verticaal op de accupoolklem 1

om hem goed tegen de accu aan te
drukken.

)
Zet de accupoolklem vast door de
hendel 2
omlaag te duwen.
Forceer de hendel niet, aangezien
de accupoolklem niet kan worden
vergrendeld als deze niet correct is
geplaatst; herhaal de procedure.




Deze sticker hoort bij het Stop &
Start-systeem en geeft aan dat er
een speciale 12 V-loodaccu is ge-
bruikt die alleen losgekoppeld en/of
vervangen mag worden door een
dealer van het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing
kan ertoe leiden dat de accu vroeg-
tijdig aan vervanging toe is.

Na het monteren van de accu duurt
het even voordat het Stop & Start-
systeem weer zal werken, hoe
lang dit duurt is afhankelijk van kli-
matologische omstandigheden en
de laadtoestand van de accu (kan
tot ongeveer 8 uur duren).

Page 169 of 292

10
i
i
!
PRAKTISCHE INFORMATIE

)
Stel de startmotor in werking en laat
de motor draaien.

)
Wacht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.



Laden met behulp van een
acculader
Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels


)
Sluit de rode kabel aan op de (+)
pool van de ontladen accu A
en ver-
volgens op de (+) pool van de hulp-
accu B
.

)
Sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu B
.

)
Sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op het
massapunt C
van de auto.
Voor het opladen van de accu van
het Stop & Start-systeem hoeven
de accukabels niet losgenomen te
worden.


)
Maak de accupoolklemmen los.

)
Volg de aanwijzingen van de fabri-
kant van de acculader.

)
Sluit de accukabels weer aan, te be-
ginnen met de (-) kabel.

)
Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accuka-
bels los en reinig de polen en klem-
men. Accu's bevatten schadelijke stof-
fen, zoals zwavelzuur en lood.
Accu's moeten volgens de wet-
telijke voorschriften worden afge-
voerd en mogen in geen geval bij
het huisvuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in
bij een speciaal afvalstoffendepot.
Laat, om te voorkomen dat de accu
ontladen raakt, de verlichting niet
herhaaldelijk branden als het con-
tact is afgezet (zie paragraaf "Eco-
mode").
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
Maak de accupoolklemmen niet
los bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de ac-
cupoolklemmen los te nemen.

Page 170 of 292

10
!
!
i
168
PRAKTISCHE INFORMATIE

Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten
van het contact.
Sluit het dak, de ruiten en de voor-
portieren voordat u de accukabels
loskoppelt.

Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 mi-
nuut alvorens de motor te starten,
zodat de elektronische systemen
geïnitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
als er zich na deze handeling toch
nog problemen voordoen.
Raadpleeg het desbetreffende
hoofdstuk voor het zelf opnieuw
initialiseren van:


- de sleutel met afstandsbedie-
ning,

- de elektrische ruitbediening en
het automatisch op een kier
zetten van de portierruiten,

- het GPS-navigatiesysteem.

Neem de tijd die nodig is voor het
starten van de motor in acht om
een juiste lading van de accu te
garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en con-
tinu starten van de motor om de
accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de
motor niet gestart worden (zie de
paragraaf "Accu"). Als u op het moment dat de eco-
mode wordt ingeschakeld aan het
telefoneren bent:


- kan het gesprek nog 5 minuten
worden voortgezet met de hands-
free set van uw Peugeot Connect
Sound of Peugeot Connect Nav,

- kan het telefoongesprek ge-
woon worden voortgezet met
de Peugeot Connect 3D Nav.

ECO-MODE

De eco-mode bepaalt de maximale ge-
bruiksduur van een aantal functies om
te voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het au-
dio- en telematicasysteem, de ruitenwis-
sers, dimlichten, plafonniers, ... nog in
totaal maximaal 30 minuten gebruiken.
Deze periode kan, afhankelijk van de
laadtoestand van de accu, veel korter
zijn.

Uitschakelen van de eco-mode

De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart
wordt.
Start om de functies direct weer te kun-
nen gebruiken de motor en laat deze vijf
minuten draaien.

Inschakelen van de eco-mode

Na deze periode geeft een melding op
het display aan dat de eco-mode is in-
geschakeld en de actieve functies wor-
den in de ruststand gezet.
SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische func-
ties van de auto aan om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband
met de laadtoestand van de accu enke-
le functies (airconditioning, "AIRWAVE"
systemen, achterruitverwarming, ...) tij-
delijk worden uitgeschakeld.
Sommige functies worden automatisch
weer ingeschakeld zodra de laadtoe-
stand van de accu dit toelaat.

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 300 next >