Peugeot 308 CC 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 51 of 292

2
i
i
49
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS















Toegang tot het wegklapbare
display

Uitklappen van het display


)
Druk als het display is ingeklapt op
de knop A
om het uit te klappen.
Het display klapt automatisch uit bij het
aanzetten van het contact, het inscha-
kelen van het audio- en telematicasy-
steem, een uitgaand telefoongesprek,
het geven van een gesproken com-
mando en het ontvangen van een waar-
schuwingsmelding die gekoppeld is aan
het pictogram STOP. Dit display wordt automatisch uit- en in-
geklapt.
Het is echter ook mogelijk om het dis-
play uit te klappen, in te klappen of af te
stellen met de volgende knoppen:


-
uitklappen of inklappen met de knop A
,


- afstellen van de hoek met de knop B
.
Het display is ook voorzien van een be-
veiliging tegen beknellen.
Inklappen van het display


)
Druk als het display is uitgeklapt op
de knop A
om het in te klappen.
Als het audio- en telematicasysteem is
uitgeschakeld, wordt het display onge-
veer drie seconden na het afzetten van
het contact automatisch ingeklapt.
Wanneer u wenst dat het display
automatisch wordt uit- of ingeklapt
als het audio- en telematicasy-
steem wordt in- of uitgeschakeld,
mag het display niet worden inge-
klapt gedurende de werking van
het audio- en telematicasysteem. Als het display is uitgeklapt, kunt u het
op verschillende manieren nauwkeurig
afstellen:


)
druk op het besbetreffende gedeelte
van de knop B
om het display naar
u toe of richting de voorruit te bewe-
gen,
of


)
beweeg het display voorzichtig met
de hand in de gewenste richting.

Afstellen van het display

Beveiliging tegen beknellen
Als het display bij het uitklappen of in-
klappen op een obstakel stuit, stopt het
display onmiddellijk met bewegen en
beweegt het vervolgens enkele millime-
ters terug.
Druk na het verwijderen van het obsta-
kel nogmaals op de knop om het dis-
play uit of in te klappen.
Opslaan van de stand van het
display
In het systeem zijn vier voorkeursstan-
den voor het display opgeslagen.
Als het scherm wordt ingeklapt, slaat
het systeem de laatste stand van het
scherm op.
Als het display weer wordt uitgeklapt,
kiest het systeem de voorkeursstand
die het dichtst bij de opgeslagen stand
van het display komt.
Wanneer u het display laat in-
klappen terwijl het audio- en tele-
maticasysteem is ingeschakeld,
zal het display automatisch weer
uitklappen bij een uitgaand tele-
foongesprek, het geven van een
gesproken commando of het ont-
vangen van een waarschuwings-
melding die gekoppeld is aan het
pictogram STOP.

Page 52 of 292

2
i
50
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS









Monochroom display C


Met monochroom display C of klein cen-
traal display op het instrumentenpaneel



Weergave van de informatie

BOORDCOMPUTER


De boordcomputer geeft actuele in-
formatie over het rijden (actieradius,
brandstofverbruik...).


Klein centraal display op het
instrumentenpaneel


Groot centraal display op het
instrumentenpaneel
Afhankelijk van de uitrusting van
uw auto verschijnt de informa-
tie van de boordcomputer op het
multifunctionele display, of op het
centrale display op het instrumen-
tenpaneel.

M
et
groot centraal display
op het in-
strumentenpaneel



)
Druk op de pijltjestoetsen omhoog
en omlaag van het bedieningspa-
neel op het instrumentenpaneel van
de Peugeot Connect 3D Nav om
achtereenvolgend de verschillen-
de standen van de boordcomputer
weer te geven.

)
Druk op de knop op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar
om
achtereenvolgend de verschillen-
de standen van de boordcomputer
weer te geven.

Page 53 of 292

2
51
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS


- de momentele informatie:



actieradius,


momenteel
brandstofverbruik,


nog af te leggen afstand
of de teller van het
Stop & Start-systeem.



- traject "1"
met:



afgelegde afstand,


gemiddeld
brandstofverbruik,


gemiddelde snelheid,
voor het eerste traject.



- traject "2"
met:



afgelegde afstand,


gemiddeld
brandstofverbruik,


gemiddelde snelheid,
voor het tweede traject.



)
Als u nogmaals op de toets drukt,
wordt er niets op het display weer-
gegeven.
Druk nogmaals op de toets om terug te
keren naar de standaardweergave.

Traject op 0 zetten


Met monochroom display C of klein cen-
traal display op het instrumentenpaneel




)
Druk de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar
langer dan
2 seconden in zodra het gewenste
traject wordt aangegeven.
Met groot centraal display
op het in-
strumentenpaneel



)
Druk langer dan 2 seconden op de
toets "OK"
van het bedieningspa-
neel op het instrumentenpaneel van
de Peugeot Connect 3D Nav als het
gewenste traject wordt weergege-
ven.
De trajecten "
1"
en "
2"
zijn onafhan-
kelijk en hebben dezelfde eigenschap-
pen.
Traject "1"
kan bijvoorbeeld gebruikt
worden voor een dagelijks verbruik en
traject "2"
voor een maandelijks ver-
bruik.

Page 54 of 292

2
!
i
i
52
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS





Enkele definities...

Als de actieradius minder dan 30 km
bedraagt, verschijnen streepjes op het
display. Na het tanken van minimaal 5
liter brandstof wordt de actieradius op-
nieuw berekend en weergegeven als
deze meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
als tijdens het rijden de streepjes
continu worden weergegeven. Deze functie wordt alleen weerge-
geven bij snelheden vanaf 30 km/h.
Deze waarde kan variëren door
een gewijzigde rijstijl of het rijden
op een helling, waardoor het mo-
mentele brandstofverbruik aan-
zienlijk kan wijzigen.
Actieradius
(km of miles)
De actieradius geeft aan
hoeveel kilometer u nog met
de resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden, berekend op basis van het
gemiddelde verbruik over de laatste af-
gelegde kilometers.
Momenteel verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Dit is het gemiddelde brand-
stofverbruik over de laatste se-
conden.

Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Dit is het gemiddelde ver-
bruik sinds de laatste nulstel-
ling van de boordcomputer.
Afgelegde afstand
(km of miles)
Deze afstand wordt be-
rekend sinds de laatste
nulstelling van de boord-
computer.


Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Dit is de gemiddelde snelheid
sinds de laatste nulstelling van
de boordcomputer (contact aan).

Nog af te leggen afstand
(km of miles)
Dit is de nog af te leggen af-
stand tot de eindbestemming. Deze af-
stand wordt op elk moment tijdens het
navigeren berekend.
Bij het ontbreken van de afstand ver-
schijnen er streepjes in plaats van cij-
fers.







Stop & Start-teller
(minuten/seconden of uren/
minuten)
Als uw auto is uitgerust met
Stop & Start, registreert een teller hoe-
lang de STOP-stand tijdens een traject
is geactiveerd.
De teller wordt, elke keer als u het con-
tact met de sleutel aanzet, weer op nul
gezet.

Page 55 of 292

3
53
COMFORT





VENTILATIE

Luchtgeleiding

De lucht kan afhankelijk van de instel-
lingen van de bestuurder via verschil-
lende circuits worden toegevoerd:


- rechtstreekse toevoer naar het inte-
rieur (toevoer van buitenlucht),

- toevoer via het verwarmingscircuit,

- toevoer via het circuit van de aircon-
ditioning. Stel de temperatuurregeling in: de lucht
van de verschillende circuits wordt ge-
mengd om het gewenste comfortniveau
te bereiken.
Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt
via de gewenste uitstroomopeningen
over het interieur verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjager-
snelheid wordt verhoogd of verlaagd.

Luchttoevoer

De lucht in het interieur, die overigens
wordt gefi lterd, wordt van buitenaf toe-
gevoerd via het luchtrooster onder de
voorruit, of is lucht die in het interieur
wordt gerecirculeerd.


Bedieningspaneel

Het systeem wordt bediend via het be-
dieningspaneel A
van de middencon-
sole. Afhankelijk van de uitvoering zijn
de volgende functies aanwezig:


- temperatuurregeling,

- luchtopbrengstregeling,

- regeling luchtverdeling,

- ontdooien en ontwasemen,

- handbediende of automatische air-
conditioning.



Luchtverdeling



1.
Uitstroomopeningen voor het ont-
dooien of ontwasemen van de voor-
ruit.

2.
Uitstroomopeningen voor het ontdooi-
en of ontwasemen van de zijruiten.

3.
Afsluitbare en verstelbare zijventila-
tieroosters.

4.
Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.

5.
Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.

6.
Uitstroomopeningen beenruimte ach-
terpassagiers.

Page 56 of 292

3
i
i
54
COMFORT

Condensvorming in de airconditio-
ning kan ertoe leiden dat er zich
een klein plasje water onder de
auto vormt. Dit is een normaal ver-
schijnsel.

GEBRUIKSADVIEZEN VOOR DE VENTILATIE EN DE AIRCONDITIONING

Neem voor een optimale werking van de ventilatie en de airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:


)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interi-
eur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening
in de bagageruimte vrij blijven.

)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de airconditioning.

)
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.

)
Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de fi lterele-
menten periodiek vervangen (zie desbetreffende paragraaf in hoofdstuk
"Controles").

)
Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij het speciale toe-
gevoegde actieve fi lter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de in-
zittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).

)
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte
staat te houden.

)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Als het dak is weggeklapt, neemt het comfort toe als het windscherm wordt
gebruikt en het "AIRWAVE" systeem wordt ingeschakeld.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Laat het interieur enkele ogenblik-
ken ventileren als de auto lang in
de zon heeft gestaan en de tem-
peratuur in het interieur zeer hoog
blijft.
Stel de knop voor de luchtop-
brengst zo in dat de lucht in het in-
terieur voldoende ververst wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.




Stop & Start-systeem
De verwarming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor.
Als u het thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt
houden, kunt u tijdelijk de functie Stop & Start uitschakelen (zie het hoofdstuk
"Rijden").

Page 57 of 292

3
i
55
COMFORT

2. Luchtopbrengstregeling


)
Draai de knop in één
van
de vijf
standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Voorruit, zijruiten en been-
ruimte.
Beenruimte.
(gesloten ventilatieroosters) Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.


)
Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om
de temperatuur naar be-
hoefte in te stellen.
Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten.








De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
4. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de lucht-
toevoer af te sluiten bij stank en stof-
overlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer
van buitenlucht weer in om te voorko-
men dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
)
Wanneer de knop van de lucht-
opbrengstregeling in de stand
0
staat (uitschakeling van het
systeem), wordt het thermische
comfort niet meer geregeld. Er
blijft door de rijwind echter nog
wel een kleine luchtstroom ge-
handhaafd.


3. Luchtverdeling


)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten re-
circuleren. Het lampje brandt
om aan te geven dat de lucht-
recirculatie is ingeschakeld.

)
Druk nogmaals op de toets om de
toevoer van buitenlucht weer in te
schakelen. Het lampje gaat uit.

HANDBEDIENDEAIRCONDITIONING

Page 58 of 292

3
i
i
i
56
COMFORT
De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de
toets op het bedieningspaneel
van de verwarming of aircon-
ditioning.
ACHTERRUITVERWARMING

)
Schakel, zodra de omstandighe-
den het toelaten, de achterruit-
en buitenspiegelverwarming uit
omdat een gering stroomver-
bruik leidt tot een verlaging van
het brandstofverbruik.
Als de motor wordt afgezet voordat
de achterruitverwarming automatisch
wordt uitgeschakeld, wordt de achter-
ruitverwarming weer ingeschakeld
als de motor weer wordt gestart.
De achterruitverwarming wordt uitge-
schakeld als het wegklapbare dak in
de bagageruimte is opgeborgen.

Aan

De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.

Uit

De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.

5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:


- de temperatuur in het interieur 's zo-
mers te verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.


Uit


)
Druk nogmaals op de toets "A/C"
:
het lampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de aircondi-
tioning kan hinder ontstaan (vocht, be-
slaan van ruiten).


)
Druk op deze toets om de achter-
ruit en de buitenspiegels te ontwa-
semen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.



)
U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.
Aan


)
Druk op de toets "A/C"
: het lampje
van de toets gaat branden.
ONTWASEMEN - ONTDOOIENVOORRUIT EN ZIJRUITEN


Deze opdruk op het bedie-
ningspaneel geeft aan in wel-
ke stand de knoppen moeten
staan om de voorruit en de zij-
ruiten snel te ontwasemen of
te ontdooien.


Met handbediende
airconditioning


)
Zet de knoppen van de luchttempera-
tuur, de aanjagersnelheid en de lucht-
verdeling in de met de desbetreffende
opdruk weergegeven stand.

)
Zet de knop van de luchttoevoer in
de stand "Toevoer van buitenlucht"
(controlelampje op de knop gedoofd).

)
Schakel de airconditioning in door de
toets "A/C"
in te drukken; het contro-
lelampje in de toets gaat branden.

De airconditioning werkt niet als
de aanjagerknop 2 in de stand "0"
staat.


Als bij auto's met Stop & Start de
ontwaseming, de airconditioning en
de aanjager zijn ingeschakeld, is de
STOP-stand niet beschikbaar.

Page 59 of 292

3
ii
i
57
COMFORT
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme
lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte van
de passagiers verdeeld. Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compen-
seert automatisch en zo snel mo-
gelijk het temperatuurverschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor. De bestuurder en de voorpas-
sagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instel-
len.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links of
naar rechts om deze waarde te ver-
lagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de
waarde 21 aanbevolen. Niettemin is af-
hankelijk van uw wensen een afstelling
tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raad-
zaam dat het verschil in instelling links
en rechts niet meer dan 3 bedraagt.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet
toereikend blijken om de rui-
ten condens- en ijsvrij te hou-
den (vocht, veel inzittenden,
vorst...).


)
Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar
de luchtroosters voor een optimale ont-
waseming van de voorruit en zijruiten.

Automatische werking



)
Druk op de toets "AUTO"
.
Het lampje van de toets
gaat branden.
2. Regeling bestuurderszijde





AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING

Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de luchtrecir-
culatie automatisch en optimaal aan de
hand van de door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden en beschikt
over een automatische regeling als het
dak geopend is. De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald comfort-
niveau en niet op de werkelijke tempera-
tuur in graden Celsius of Fahrenheit.


)
Druk nogmaals op de toets "zicht"

of op de toets "AUTO"
om dit pro-
gramma af te sluiten. Het lampje van
de toets "zicht"
gaat uit en dat van
de toets "AUTO"
gaat branden.


1. Automatisch programma "comfort"
3. Regeling passagierszijde





Bij auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de voor-
ruitontwaseming in werking is, de
STOP-functie niet beschikbaar is.

Page 60 of 292

3
!
i
58
COMFORT

Handmatig verstellen

Al naar gelang uw wensen kunt u de au-
tomatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige func-
ties worden automatisch geregeld.


)
Druk op de toets "AUTO"
om het
systeem weer volledig automatisch
te laten functioneren.


)
Druk op deze toets om de
airconditioning uit te scha-
kelen.
6. Regeling luchtverdeling


)
Druk op één of meer toet-
sen om de luchtstroom te
verdelen naar:

7. Regeling luchtopbrengst


)
Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts
om deze te verhogen.

8. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie

Uitschakelen van het systeem



)
Draai de knop van de luchtopbrengst
naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning wor-
den dan uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine lucht-
stroom gehandhaafd.


)
Draai de knop van de luchtop-
brengst naar rechts of druk op de
toets "AUTO"
om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in
te schakelen.


)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het lampje
van de toets gaat branden.
5. Airconditioning aan/uit
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is en vermijd het
te lang rijden met uitgeschakeld
systeem (kan op beslaan van de
ruiten en verminderen van de lucht-
kwaliteit in het interieur).

- de voorruit en de zijruiten (ontwase-
men of ontdooien),

- de voorruit, de zijruiten en de venti-
latieroosters,

- de voorruit, de zijruiten, de ventila-
tieroosters en de beenruimte van de
passagiers,

- de ventilatieroosters en de been-
ruimte van de passagiers,

- de ventilatieroosters,

- de beenruimte van de passagiers,

- de voorruit, de zijruiten en de been-
ruimte van de passagiers.


De lampjes van de luchtopbrengst, tus-
sen de twee propellers, gaan afhanke-
lijk van de ingestelde waarde geleidelijk
branden.

)
Druk de toets, zodra de luchtrecir-
culatie niet meer nodig is, nogmaals
in om de toevoer van buitenlucht te
hervatten en het beslaan van de rui-
ten te voorkomen. Het lampje van
de toets gaat uit.

Om het interieur maximaal te verkoe-
len of te verwarmen is het mogelijk
de minimale waarde 14 of de maxi-
male waarde 28 te overschrijden.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links
totdat "LO"
verschijnt of naar
rechts totdat "HI"
verschijnt.
9. Centrale regeling / gescheiden
regeling


)
Druk op deze toets om de
instellingen van de passa-
gierszijde af te stemmen op
die van de bestuurderszij-
de (centrale regeling). Het
lampje van de toets gaat
branden.


De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten. Als de airconditioning wordt uitgescha-
keld, wordt het thermische comfort niet
meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).


)
Druk de toets nogmaals in zodra
dit mogelijk is om de automatische
werking van de airconditioning te
hervatten. Het lampje van de toets
"A/C"
gaat branden

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 300 next >