Peugeot 308 CC 2011 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2011, Model line: 308 CC, Model: Peugeot 308 CC 2011Pages: 292, PDF Size: 17.07 MB
Page 31 of 292

1
29
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Laag
brandstofniveau
permanent
met de wijzer
in het rode
gebied, in
combinatie
met een
geluidssignaal
en een
melding. Als het lampje gaat branden
zit er nog ongeveer 6 liter
brandstof in de tank.
Vanaf dit moment worden
de laatste liters brandstof in
de tank aangesproken. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat
u met een lege tank strandt.
Dit verklikkerlampje gaat elke keer na het
aanzetten van het contact branden, in combinatie
met een geluidssignaal en een melding, zolang
er niet voldoende brandstof getankt is.
Het geluidssignaal en de melding worden
steeds herhaald; de frequentie ervan neemt toe
naarmate het niveau "0"
dichterbij komt.
Inhoud brandstoftank: ongeveer 60 liter
.
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is,
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Antiblokkeersysteem
(ABS)
permanent. Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Dynamische
stabiliteitscontrole
(ESP/ASR)
knippert. De ESP-/ASR-regeling is
actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt
voor een betere koersstabiliteit.
permanent.
Storing in het ESP-/ASR-systeem,
tenzij deze is uitgeschakeld (toets
ingedrukt en verklikkerlampje van
de toets brandt). Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Bochtverlichting
knippert. Er is een storing in de
bochtverlichting. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 32 of 292

1
!
30
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
De overige waarschuwingslampjes verschijnen uitsluitend op dit instrumentenpaneel.
Het branden van waarschuwingslampjes wordt soms gecombineerd met een ge-
luidssignaal; er wordt altijd een aanvullende melding weergegeven op het multi-
functionele display om aan te geven om welke storing het gaat.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Een of meer
portier
e
n
geopend
permanent, bij
een snelheid
lager dan
10 km/h.
Een portier of de achterklep
is niet goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
permanent in
combinatie
met een
geluidssignaal,
bij een
snelheid hoger
dan 10 km/h.
Motoroliedruk
permanent. Er is een storing in de
motorsmering.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Laadstroom
accu
*
permanent. Er is een storing in het
laadstroomcircuit van
de accu (vervuilde of
losgeraakte accuklemmen,
aandrijfriem dynamo niet
correct gespannen of
gebroken...). Het lampje moet bij het starten van de motor
uitgaan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats als dit niet het geval is. Als een waarschuwingslampje wordt weergegeven in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP
, moet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats worden stilgezet!
*
Volgens land van bestemming.
Page 33 of 292

1
31
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Aanwezigheid
water in
brandstof
permanent. Er bevindt zich water in het
brandstoffi lter. Risico van beschadiging van het inspuitsysteem
bij dieselmotoren.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Airbags
tijdelijk. Het lampje brandt
gedurende enkele
seconden en dooft als het
contact wordt aangezet. Het verklikkerlampje moet doven zodra de motor
wordt gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een
van de airbags, de roll-
bars of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Gordel los *
permanent,
daarna
knipperend,
vergezeld
van een
geluidssignaal. De bestuurder of de
passagier voorin heeft zijn
gordel niet vastgemaakt Rol de gordel uit en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Dit lampje is een aanvulling op de informatie die
door de waarschuwingslampjes in de dakconsole
wordt gegeven. Minstens één
achterpassagier heeft zijn
gordel niet vastgemaakt.
*
Afhankelijk van het land van bestemming.
Airbag
vóór aan
passagierszijde
knippert op het
instrumentenpaneel en/
of op het display van de
waarschuwingslampjes
voor de
veiligheidsgordels en
de airbag vóór aan
passagierszijde.
De airbag vóór aan
passagierszijde is defect. Bij een zware aanrijding wordt de airbag
vóór aan passagierszijde mogelijkerwijs niet
geactiveerd.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Page 34 of 292

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Het lampje kan gaan branden in combinatie met een geluidssignaal.
Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel van uw auto kan het branden van het lampje worden gecombineerd
met de weergave van:
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links
knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar
omlaag beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts
knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar
omhoog beweegt.
Alarmknipperlichten
knippert, met
geluidssignaal. De schakelaar voor de
alarmknipperlichten op het
dashboard is ingedrukt. De richtingaanwijzers links en rechts en de
bijbehorende verklikkerlampjes knipperen
tegelijkertijd.
- een melding op het multifunctionele
display, of
- een pictogram op het centrale dis-
play van het instrumentenpaneel en
een melding op het multifunctionele
display, of
- een pictogram en een melding op
het centrale display van het instru-
mentenpaneel.
Page 35 of 292

1
33
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Mistlampen
vóór
permanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichten
permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen.
Voorgloeien
dieselmotor
permanent. Het contactslot staat in de
tweede stand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden.
Stop & Start
-
systeem
permanent. Het Stop & Start-systeem
heeft de motor afgezet
(verkeerslicht, stopbord,
opstopping, enz.). Het lampje gaat uit en de motor wordt
automatisch gestart als u wilt wegrijden.
knippert
enkele
seconden en
gaat dan uit. De STOP-stand is nu niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch
gestart. Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden - § Stop &
Start-systeem" voor de bijzonderheden van het
Stop&Start-systeem.
Dimlicht
permanent. De lichtschakelaar staat in
de stand "Dimlicht" of in de
stand "AUTO" (bij weinig
buitenlicht).
Grootlicht
permanent. Als u de lichtschakelaar
naar u toe trekt. Trek nogmaals aan de lichtschakelaar om terug
te schakelen naar dimlicht.
Page 36 of 292

1
34
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Handrem
permanent. De handrem is
aangetrokken of niet goed
vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje
uitgaat; trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer
informatie over de handrem.
Airbag
vóór aan
passagierszijde
permanent op het
display van de
waarschuwingslampjes
voor de
veiligheidsgordels en
de airbag vóór aan
passagierszijde.
De schakelaar op
het dashboard aan
passagierszijde staat in de
stand " ON
".
De airbag vóór aan
passagierszijde is
geactiveerd.
Plaats
in dit geval geen
kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de stoel van de
voorpassagier. Als u geen kinderzitje op de stoel van de
voorpassagier wilt plaatsen, is het raadzaam de
airbag vóór aan passagierszijde in te schakelen.
Zet de schakelaar echter altijd in de stand "OFF"
als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting
op de stoel van de voorpassagier wilt plaatsen.
Page 37 of 292

1
35
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes, soms in combinatie met een geluidssignaal, geven aan dat de desbetreffende functie hand-
matig is uitgeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel van uw auto wordt het branden van het verklikkerlampje ook
gecombineerd met:
Airbag
vóór aan
passagierszijde
permanent, op het
instrumentenpaneel
en/of op het
display van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aan
passagierszijde.
De schakelaar op de zijkant van het
dashboard aan passagierszijde staat
in de stand " OFF
".
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorpassagiersstoel
plaatsen. Zet de schakelaar in de stand " ON
"
om de airbag vóór aan passagierszijde
in te schakelen. Bevestig in dit geval
op deze zitplaats geen kinderzitje met
de rug in de rijrichting.
ESP/ASR
permanent.
De toets in het midden van het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De volgende functies worden
uitgeschakeld:
- ESP (elektronisch
stabiliteitsprogramma),
- ASR (antispinregeling).
Druk opnieuw op de toets om deze functies
weer te activeren. Het verklikkerlampje dooft.
De functies worden automatisch opnieuw
geactiveerd bij snelheden hoger dan
ongeveer 50 km/h (uitgezonderd bij de 1.6
THP 200-benzinemotor).
Deze functies worden automatisch
geactiveerd als de motor wordt gestart.
- een melding op het multifunctionele
display, of
- een pictogram op het centrale display
van het instrumentenpaneel en een
melding op het multifunctionele display,
of
- een pictogram en een melding op
het centrale display van het instru-
mentenpaneel.
Page 38 of 292

1
36
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Als bij draaiende motor de wijzer zich
bevindt in:
- zone A
, is de temperatuur in orde,
- zone B
, is de temperatuur te hoog.
Het waarschuwingslampje te hoge
koelvloeistoftemperatuur 1
gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP
, een
geluidssignaal en een melding op
het display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige
plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de mo-
tor afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats. De temperatuur en de druk in het koel-
circuit beginnen na enkele minuten rij-
den te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
)
wacht tot de motor is afgekoeld,
)
draai de dop twee omwentelingen
los om de druk te laten dalen,
)
verwijder vervolgens de dop,
)
vul bij tot aan het merkteken
"MAXI".
Page 39 of 292

1
i
37
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op
een vlakke, horizontale ondergrond
staat en de motor minstens 30 mi-
nuten niet heeft gedraaid.
Motorolieniveaumeter
De motorolieniveaumeter geeft aan of
het motoroliepeil in orde is. Bij het aanzetten van het contact wordt
eerst de onderhoudsintervalindicator
weergegeven en vervolgens gedurende
enkele seconden het motorolieniveau.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Storing motorolieniveaumeter
Oliepeilstok
Als de aanduiding "OIL"
knippert in
combinatie met het verklikkerlampje
service, een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display, is
het motorolieniveau te laag.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te laag
is, moet olie worden bijgevuld om te
voorkomen dat ernstige motorschade
ontstaat. Als de aanduiding "OIL --"
knippert,
duidt dit op een storing in de mo-
torolieniveaumeter. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles"
voor de plaats van de peilstok en het
bijvullen van motorolie voor het motor-
type van uw auto.
2 merktekens op de peil-
stok:
- A
= maxi; het oliepeil
mag nooit boven het ni-
veau A uitkomen (kans
op schade aan de mo-
tor),
- B
= mini; als het oliepeil
niet boven het niveau B
uitkomt, moet het voor
de motor van uw auto
voorgeschreven type
motorolie worden bij-
gevuld via de vuldop.
Page 40 of 292

1
38
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan hoe-
veel kilometer u nog verwijderd bent
van de eerstvolgende onderhoudscon-
trole volgens het onderhoudsschema
van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de
laatste nulstelling van de onderhoudsin-
dicator op basis van twee parameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onderhouds-
sleutel branden. De kilometerteller geeft
de resterende kilometers tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel
; de tel-
ler geeft weer de kilometerstand en de
stand van de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de sleutel branden
om aan te geven dat er binnenkort on-
derhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, ver-
schijnt er geen onderhoudsinformatie
op het display.