Peugeot 308 CC 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 292

4
!
i
i
i
i
79
TOEGANG TOT DE AUTO








PORTIEREN



)
Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
De ruit gaat automatisch enkele mil-
limeters omlaag, zodat het portier
geopend kan worden.

Van binnenuit


)
Trek aan de portiergreep van het
voorportier om het te openen; de
auto wordt dan volledig ontgrendeld.
De ruit gaat automatisch enkele mil-
limeters omlaag, zodat het portier
geopend kan worden.


De portieren kunnen niet van bin-
nenuit worden geopend als de su-
pervergrendeling is ingeschakeld. Als het portier meer dan een mi-
nuut geopend blijft, zal de ruit weer
omhoog gaan.
Trek nogmaals aan de portiergreep
om het systeem weer te activeren.


Openen


Van buitenaf
Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd en één keer op de ont-
grendelknop van de afstandsbe-
diening wordt gedrukt, kan alleen
het bestuurdersportier worden ge-
opend. Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd:


- met de portiergreep van het be-
stuurdersportier wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld.

- met de portiergreep van het
passagiers portier worden het
passagiersportier en het koffer-
deksel ontgrendeld.
Bij vorst kan ijsafzetting er voor
zorgen dat het automatisch op een
kier zetten van de ruiten niet mo-
gelijk is; verwijder het ijs dat zich
langs het ruitrubber aan de onder-
zijde van de ruit heeft vastgezet.

Page 82 of 292

4
i
i!
!
!
80
TOEGANG TOT DE AUTO

Als de auto van buitenaf
is vergrendeld of als de
supervergrendeling is
ingeschakeld
Als de auto van buitenaf is vergren-
deld of de supervergrendeling is in-
geschakeld, knippert het rode lampje
en is de knop inactief.


)
Als de auto vergrendeld is, trek
dan aan de binnenportiergreep
om de auto te ontgrendelen.

)
Als de supervergrendeling is in-
geschakeld, moet u de afstands-
bediening of de sleutel gebruiken
om de auto te ontgrendelen.












Bediening centrale
vergrendeling van binnenuit
Deze functie biedt de mogelijkheid de
portieren en het kofferdeksel van bin-
nenuit handmatig en volledig te ver-
grendelen of te ontgrendelen.

Vergrendelen


)
Druk op deze knop om de auto te
vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat bran-
den.
Als één van de portieren of het
kofferdeksel is geopend, werkt de
centrale vergrendeling van binnen-
uit niet.
Ontgrendelen


)
Druk nogmaals op deze knop om de
auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit.


Sluiten

Bij het sluiten van het portier wordt de
ruit na enkele seconden automatisch
weer gesloten en afgesteld voor een
optimale afdichting.


- bij draaiende motor
, gaat dit
lampje branden in combinatie
met een melding die enkele
seconden op het multifuncti-
onele display verschijnt,

- tijdens het rijden
(snelheid ho-
ger dan 10 km/h), gaat dit lampje
branden in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding die ge-
durende enkele seconden op het
multifunctionele display verschijnt.
Bij het wassen van de auto:


- vergrendel vooraf de auto met
de afstandsbediening of de
sleutel,

- richt de sproeier van de hoge-
drukreiniger niet op het boven-
ste gedeelte van de ruiten,

- houd de sproeier van de hoge-
drukreiniger op een afstand van
minimaal 1 meter van de ruiten
en de portierrubbers.
Als een portier niet goed is gesloten: Let op dat er niets klem komt te zit-
ten als de ruit automatisch sluit bij
het sluiten van het portier.
Het dashboardkastje en het op-
bergvak in de middenarmsteun
vóór worden niet vergrendeld en
blijven dus toegankelijk.

Page 83 of 292

4
!
81
TOEGANG TOT DE AUTO

Inschakelen


)
Druk langer dan 2 seconden op
deze knop.
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging.

Uitschakelen


)
Druk nogmaals langer dan 2 secon-
den op deze knop.
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging.








Noodvergrendeling

Om de portieren mechanisch te ver-
grendelen en ontgrendelen in het geval
van een storing in de centrale vergren-
deling of van de accu.


)
Verwijder de zwarte dop aan de zijkant
van het portier, met behulp van de sleu-
tel.

)
Steek de sleutel zonder te forceren
in de uitholling en schuif de klink,
zonder te draaien, naar de binnen-
zijde van het portier.

)
Verwijder de sleutel en plaats de dop.



Vergrendelen van het bestuurdersportier



)
Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.


Ontgrendelen van het
bestuurdersportier


)
Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.



Vergrendelen van het passagiersportier


Ontgrendelen van het passagiersportier



)
Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.

De automatische centrale vergren-
deling werkt niet als een van de
portieren is geopend.
Als de achterklep is geopend, is de
automatische centrale vergrende-
ling van de portieren actief.


Beveiligingssysteem

Deze functie zorgt ervoor dat de portie-
ren en de achterklep tijdens het rijden
automatisch en volledig worden ver-
grendeld.
U kunt de functie desgewenst inschake-
len of uitschakelen.

Ontgrendelen


)
Druk als sneller wordt gereden dan
10 km/h op deze knop om de portie-
ren en de achterklep tijdelijk te ont-
grendelen.

Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
worden de portieren en de achterklep
automatisch vergrendeld.

Page 84 of 292

4
ii
82
TOEGANG TOT DE AUTO

Ontgrendelen en op een kier
zetten van het kofferdeksel











KOFFERDEK
SEL
Antidiefstalbeveiliging van de
bagageruimte
De bagageruimte is zo ontworpen dat, als
de auto vooraf is vergrendeld, deze opti-
maal tegen diefstal is beveiligd, ook als het
dak is weggeklapt.
Daarom kan als de auto is vergrendeld en
het dak is weggeklapt het kofferdeksel niet
worden ontgrendeld:


- door de portiergreep in het interieur te
bedienen,

- door op de schakelaar A
van de centrale
vergrendeling te drukken zonder dat de
sleutel zich in het contactslot bevindt.



Openen



)
Ontgrendel het kofferdeksel of de
auto met de afstandsbediening of
de sleutel, druk op de knop en til het
kofferdeksel omhoog.
Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd, kan de achterklep
worden geopend nadat de ontgren-
delknop op de afstandsbediening
voor de tweede keer is ingedrukt.

)
Druk gedurende meer dan
twee seconden op deze
knop om het kofferdeksel te
ontgrendelen. Het kofferdek-
sel wordt op een kier gezet.
Bij deze handeling worden ook de por-
tieren ontgrendeld.
In het geval van een lege accu
is het kofferdeksel vergrendeld.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.


Sluiten



)
Trek het kofferdeksel omlaag aan
de handgreep aan de binnenzijde.

)
Duw op het kofferdeksel om het vol-
ledig te sluiten.
Als het kofferdeksel niet goed is gesloten:


- bij draaiende motor
gaat
het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het display ge-
durende enkele seconden,

- tijdens het rijden
(snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het display gedurende enkele se-
conden.

Page 85 of 292

4
i
!
83
TOEGANG TOT DE AUTO

Zolang de brandstofvuldop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet uit
de dop worden verwijderd.
Bij het openen van de dop kan een
geluid klinken door de aanzuiging
van lucht. Dit verschijnsel is nor-
maal en wordt veroorzaakt door
het vacuüm dat ontstaat door de
afdichting van het brandstofcircuit.



















BRANDSTOFTANK


Inhoud van de tank: ongeveer 60 liter. Veilig tanken:


)
zet altijd de motor af,


)
open de brandstofvulklep,

)
steek de sleutel in de dop en draai
de sleutel linksom,
Na het tanken:


)
breng de dop aan,

)
draai de sleutel naar rechts en ver-
wijder deze vervolgens uit de dop,

)
sluit de brandstofvulklep.

)
verwijder de dop en bevestig deze
aan de haak aan de binnenzijde van
de klep,

)
tank de auto af, maar laat het vul-
pistool nooit meer dan 3 keer
afslaan
. Indien dit wel gebeurt, kun-
nen er storingen optreden,


Laag brandstofniveau

Tanken

Op een label aan de binnenzijde van de
vulklep staat de voorgeschreven soort
brandstof voor uw auto aangegeven.
Er moet minimaal 5 liter brandstof wor-
den getankt om er voor te zorgen dat
de brandstofmeter het niveau weer
aangeeft. Als het minimale niveau in de
brandstoftank is bereikt, brandt
dit verklikkerlampje op het in-
strumentenpaneel in combi-
natie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding. Zodra het
lampje gaat branden, zit er nog onge-
veer 6 liter brandstof
in de tank.
Zolang er nog niet voldoende brandstof
is getankt, zal dit lampje steeds bij het
aanzetten van het contact verschijnen
in combinatie met het geluidssignaal en
de waarschuwingsmelding. Tijdens het
rijden worden dit geluidssignaal en deze
waarschuwingsmelding met steeds kor-
tere tussenpozen herhaald, naarmate
het brandstofniveau "0"
nadert.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voor-
komen dat de auto stil valt.
Raadpleeg indien u strandt met een lege
tank (diesel) het hoofdstuk "Controles".


Storing

In het geval van een storing in de brand-
stofniveaumeter gaat de wijzer terug
naar 0.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.




Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet;
zet in dat geval altijd het contact af
met de sleutel.

Page 86 of 292

4
i
i
84
TOEGANG TOT DE AUTO









Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren

Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 (deze bevatten 10%
ethanol) die voldoen aan de Europese
richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitslui-
tend geschikt voor auto's die speciaal
bestemd zijn voor dit type brandstof
(BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese
richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstof-
fen met een ethanolgehalte tot 100%
(type E100), worden alleen verkocht in
Brazilië.











Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren

Auto's met dieselmotoren kunnen pro-
bleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen (diesel
die voldoet aan de richtlijn EN 590 ge-
mengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN 14214) en die aan
de pomp getankt kunnen worden (met
een gehalte aan methyl-estervetzuren
van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren op
voorwaarde dat de bijzondere onder-
houdsvoorschriften strikt worden nage-
leefd. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
VULPISTOOLRESTRICTIE *

Dit mechanisme is aangebracht in au-
to's met een dieselmotor, waardoor het
onmogelijk is om benzine te tanken.
Hiermee wordt schade aan motoren,
ontstaan door het tanken van de ver-
keerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankope-
ning is ingebouwd, is zichtbaar zodra u
de brandstoftankdop verwijdert.

Werking

Het vullen van de brandstoftank
met behulp van een jerrycan is wel
mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht
en druk deze niet tegen de klep van
de vulpistoolrestrictie, om ervoor te
zorgen dat de brandstof netjes in
de vulopening stroomt.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening
plaatst, wordt dit tegengehouden door
een klep, waardoor het vergrendeld
blijft en er dus niet getankt kan worden.

Probeer in dat geval niet toch te tan-
ken maar kies een dieseltankpistool.



Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het
tanken van Diesel per land kunnen
verschillen, kan de aanwezigheid
van een tankbeveiliging op de auto
er toe leiden dat tanken niet moge-
lijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u
naar het buitenland afreist bij het
PEUGEOT-netwerk te informeren
of uw auto geschikt is om in het
desbetreffende land te kunnen tan-
ken.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde plantaar-
dige of dierlijke olie, stookolie ...) is na-
drukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).


*
Volgens land van bestemming.

Page 87 of 292

5
85
ZICHT









SCHAKELAAR VERLICHTING EXTERIEUR

Met de lichtschakelaar kunt u de ver-
lichting van de auto selecteren en in-
schakelen.

Hoofdverlichting

De verlichting van de auto voor en ach-
ter is ontwikkeld om de zichtbaarheid
van de auto en het zicht van de bestuur-
der aan te passen aan de omgeving en
de weersomstandigheden:


- parkeerlicht: om gezien te worden,


- dimlicht: voor een optimaal zicht zon-
der medeweggebruikers te verblinden,

- grootlicht: voor een optimaal zicht
op wegen zonder tegenliggers.



Aanvullende verlichting

Uw auto is voorzien van aanvullende
verlichting voor specifi eke rijomstandig-
heden:


- mistachterlicht: voor een optimale
zichtbaarheid van achteren,

- mistlampen vóór: voor extra zicht bij
slecht weer,

- bochtverlichting: voor een optimaal
zicht in bochten,

- appèllichten: voor een betere zicht-
baarheid van uw auto overdag.



Instellingen

Het verlichtingssysteem van uw auto
heeft verschillende extra automatische
functies die afzonderlijk kunnen worden
ingesteld:


- follow me home-verlichting,

- automatische verlichting,

- bochtverlichting.


Uitvoering zonder automatische
inschakeling



Uitvoering met automatische
inschakeling




Automatische verlichting.


Handbediende functies

De lichtschakelaar bestaat uit de ring A

en de hendel B
.

A.
Ring voor de selectie van de stand
van de hoofdverlichting: draai aan de
ring om het symbool van de gewens-
te stand tegenover het merkteken te
zetten.
Lichten uit.
Alleen parkeerlicht

B.
Trek de hendel naar u toe om over
te schakelen van dim- naar grootlicht
en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of
wanneer alleen de parkeerlichten zijn
ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal
geven door de hendel naar u toe te trek-
ken. Dimlicht of grootlicht.


Verklikkerlampjes

Een verklikkerlampje op het instrumen-
tenpaneel geeft aan dat de geselecteer-
de verlichting is ingeschakeld.

Page 88 of 292

5
!i
i
ZICHT


Mistlampen vóór en mistach-
terlicht.
Draai ring C
:


)
één keer naar voren om de mistlam-
pen vóór in te schakelen,

)
nogmaals naar voren om het mist-
achterlicht in te schakelen,

)
één keer naar achteren om het mist-
achterlicht uit te schakelen,

)
nogmaals naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uit-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO) of als het dimlicht handmatig
wordt uitgeschakeld, blijven de mistver-
lichting en het parkeerlicht branden.


)
Draai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen. Het
parkeerlicht wordt dan ook uitge-
schakeld.





Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, zijn
de mistlampen vóór en het mist-
achterlicht verblindend voor me-
deweggebruikers en daarom niet
toegestaan. Gebruik de mistlam-
pen vóór en het mistachterlicht uit-
sluitend bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende
licht kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
Uitschakelen van de verlichting
bij het afzetten van het contact
Bij het afzetten van het contact gaat
alle verlichting onmiddellijk uit, be-
halve het dimlicht als de automati-
sche follow me home-verlichting is
geactiveerd.






C.
Ring voor de selectie van de mist-
verlichting.
De mistverlichting werkt in combinatie
met dimlicht en grootlicht.
Onder bepaalde weersomstandig-
heden (lage temperatuur, vochtig-
heid) kan zich een laagje condens
aan de binnenzijde van de koplam-
pen en de achterlichten vormen;
dit verdwijnt enkele minuten na het
ontsteken van de koplampen.

Inschakelen van de verlichting
na het afzetten van het contact
Draai om de lichtschakelaar weer
te activeren terwijl de verlichting uit
is, de ring A
in de stand "0"
en ver-
volgens in de stand van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal
om aan te geven dat de verlichting
nog brandt.
De verlichting, met uitzondering
van het parkeerlicht, wordt na
maximaal 30 minuten automatisch
uitgeschakeld om het ontladen van
de accu te voorkomen.

Page 89 of 292

5
87
ZICHT





Handbediende follow me home-
verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het af-
zetten van het contact de dimlichten nog
even blijven branden om het uitstappen
in het donker te vergemakkelijken.

Inschakelen


)
Geef bij afgezet contact een "licht-
signaal" met de lichtschakelaar.

)
Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie uit te schakelen.


Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt
de handbediende follow me home-ver-
lichting na een bepaalde tijd automa-
tisch uitgeschakeld.







Verlichting overdag

Verlichting overdag is verplicht in som-
mige landen en wordt automatisch in-
geschakeld als de motor wordt gestart
zodat de auto overdag beter zichtbaar
is voor de overige weggebruikers.

De verlichting overdag is beschikbaar:


- in landen waar dit volgens de wet-
geving verplicht is;
het dimlicht brandt in combinatie
met de parkeerlichten en de ken-
tekenplaatverlichting; deze functie
kan niet worden uitgeschakeld.

- in overige landen;
er branden speciale lichtunits
(LED's); deze functie kan via het
confi guratiemenu van de auto wor-
den in- of uitgeschakeld.
De lichtschakelaar moet in de stand "0"

of "AUTO"
(dagstand) staan.
De verlichting overdag wordt pas daad-
werkelijk uitgeschakeld als de lichtscha-
kelaar wordt bediend of als de motor de
volgende keer wordt gestart. De ver-
lichting overdag wordt wel onmiddellijk
ingeschakeld.

De verlichting van de cockpit (instru-
mentenpaneel, multifunctioneel display,
bedieningspaneel airconditioning, ...)
gaat niet branden, behalve wanneer
deze bij donker automatisch wordt in-
geschakeld of wanneer de koplampver-
lichting wordt ingeschakeld (handmatig
of automatisch).









LED-verlichting

Als uw auto is uitgerust met LED's wer-
ken de conventionele gloeilampen van
de verlichting overdag/ parkeerlichten
vóór niet. Deze wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Afhankelijk van het land van bestem-
ming doet deze verlichting dienst als:


- verlichting overdag * en als par-
keerlicht 's nachts (bij de verlichting
overdag is de lichtsterkte groter),
of als


- parkeerlichten overdag en 's nachts.

*
functie kan worden ingesteld via het
confi guratiemenu van de auto.

Page 90 of 292

5
!
AUTO
88
ZICHT









Automatische verlichting

Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de licht-
sterkte van de omgeving onvoldoende
is of in bepaalde gevallen dat de ruiten-
wissers worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of nadat het wissen is ge-
stopt.

Inschakelen


)
Draai de ring in de stand "AUTO"
.
Het inschakelen wordt bevestigd
door een melding op het display.


Uitschakelen


)
Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen wordt bevestigd
door een melding op het display.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt
de verlichting niet automatisch in-
geschakeld.
Dek de met de regensensor ge-
combineerde lichtsensor die zich
in het midden van de voorruit ach-
ter de binnenspiegel bevindt, niet
af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer be-
diend.

Koppeling met de automatische
follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische fol-
low me home-verlichting aan de auto-
matische verlichting biedt de volgende
extra mogelijkheden:


- instellen van de duur van de fol-
low me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via de instelfuncties in
het confi guratiemenu van de auto,

- automatische inschakeling van de
follow me home-verlichting als de
automatische verlichting is inge-
schakeld.


Storing
Bij een storing in de lichtsen-
sor gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergege-
ven op het instrumentenpaneel
en/of verschijnt een melding op het dis-
play, in combinatie met een geluidssig-
naal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 300 next >