Peugeot 308 CC 2011 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2011, Model line: 308 CC, Model: Peugeot 308 CC 2011Pages: 292, PDF Size: 17.07 MB
Page 111 of 292

7
i
109
VEILIGHEID
Alvorens te gaan rijden dient de be-
stuurder te controleren of alle pas-
sagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tij-
dens het rijden hun veiligheidsgordel
dragen, ook al betreft het een korte
rit.
Draai de gespen van de veiligheids-
gordels niet om; de gordels zijn dan
niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel au-
tomatisch wordt aangepast aan de
lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold
als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het ge-
bruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder wor-
den geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting
die in werking treedt bij een aanrij-
ding, een noodstop of het over de kop
slaan van de auto. U kunt de blok-
keerinrichting deblokkeren door ste-
vig aan de riem te trekken en deze
weer los te laten, zodat de riem weer
een stukje wordt opgerold. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
- moet deze in een vloeiende be-
weging naar voren worden ge-
trokken, zonder dat de gordel
gedraaid raakt,
- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
- mag deze geen beschadigingen
of rafels vertonen,
- mag er om te voorkomen dat de
gordel niet goed werkt, niets aan
worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veilig-
heidsvoorschriften moeten werk-
zaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats, die te-
vens voor de garantie zorgt en de
werkzaamheden volgens de voor-
schriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw
auto regelmatig controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats, vooral als de gor-
dels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-
netwerk.
Controleer na het neerklappen of ver-
stellen van een stoel of de achterbank
of de gordel zich op de juiste plaats
bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of klei-
ner dan 1,50 m gebruik van een ge-
schikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer
dan één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhanke-
lijk van de aard en de kracht van de
aanrijding
, vóór en onafhankelijk van
de airbags afgaan. Het activeren van
de gordelspanners gaat gepaard met
wat onschadelijke rook en een knal,
als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het sy-
steem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikker-
lampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats
.
Page 112 of 292

7
i
!
110
VEILIGHEID
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen om
de inzittenden te beschermen bij ern-
stige aanrijdingen. De airbags vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met gordelkrachtbe-
grenzers.
De elektronische schoksensoren re-
gistreren in dat geval de frontale en
zijdelingse aanrijdingen waaraan de re-
gistratiezones voor een aanrijding wor-
den blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden
de airbags onmiddellijk opgeblazen
en beschermen ze de inzittenden
van de auto; direct na de aanrijding
ontsnapt het gas uit de airbags zo-
dat noch het zicht, noch het even-
tueel verlaten van de auto door de
inzittenden wordt belemmerd,
- bij een minder ernstige aanrijding of
een aanrijding van achteren en in
bepaalde gevallen waarin de auto
over de kop slaat, treden de airbags
niet in werking. De veiligheidsgor-
dels zorgen in deze situaties voor
een afdoende bescherming.
Het activeren van de airbags gaat
gepaard met wat onschadelijke
rook en een knal, als gevolg van
de activering van de pyrotechni-
sche lading die in het systeem is
geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar
kan voor personen die daar gevoe-
lig voor zijn irriteren.
De knal die bij de ontsteking wordt
geproduceerd, kan het gehoor ge-
durende een korte periode enigs-
zins verminderen.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de be-
stuurder en voorpassagier bij een ern-
stige frontale aanrijding, om de kans op
hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd
in het stuurwiel en de passagiersairbag
in het dashboard boven het dashboard-
kastje.
Activering
De airbags worden gelijktijdig opgeblazen,
behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A)
, in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen
de bestuurder en het stuur of tussen de
passagier voorin en het dashboard om te
verhinderen dat deze naar voren wordt
geslingerd.
Registratiezones voor een
aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B.
Impactzone opzij.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts een-
maal. Als er een tweede aanrijding
plaatsvindt (tijdens hetzelfde of
een volgend ongeval), werken de
airbags niet meer.
Page 113 of 292

7
!
!
111
VEILIGHEID
Plaats geen kinderzitje op de voor-
stoel als minimaal één van beide
verklikkerlampjes van de airbags
permanent blijft branden.
Laat het systeem nakijken door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
Storing
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat bran-
den in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op
het display, laat het systeem dan con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbags bij een
ernstige aanrijding niet worden geacti-
veerd.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet
dan de schakelaar weer op "ON"
om de
airbag opnieuw in te schakelen en zo
de veiligheid van uw passagier te ga-
randeren.
Als het contact is aangezet en
de airbag aan passagierszijde
opnieuw wordt ingeschakeld,
gaat dit verklikkerlampje op het
display van de verklikkerlampjes van
de veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde gedurende ongeveer
1 minuut branden. Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de voor-
stoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
Afhankelijk van de uitvoering
van uw auto brandt dit verklik-
kerlampje op het instrumenten-
paneel en/of op het display voor
de verklikkerlampjes van de veiligheids-
gordels en de airbag aan passagierszij-
de, bij aangezet contact en zolang de
airbag is uitgeschakeld. Als dit verklikkerlampje knippert,
raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of eengekwalifi ceerde
werkplaats. De kans bestaat
dat de airbag aan passagiers-
zijde bij een ernstige aanrijding niet
wordt geactiveerd.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde
kan worden uitgeschakeld:
)
zet het contact af
, steek de sleutel
in de schakelaar voor uitschakelen
van de airbag aan passagierszijde,
)
draai deze in de stand "OFF"
,
)
verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.
Page 114 of 292

7
i
11 2
VEILIGHEID
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der en de passagier bij een ernstige
zijdelingse aanrijding, om de kans op
letsel aan bekken, borstkas en hoofd te
verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de portierzijde
aangebracht:
- één in de rugleuningen van de voor-
stoelen (om borstkas en bekken te
beschermen),
- en één in de hoofdsteunen vóór (om
het hoofd te beschermen).
Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B
),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto.
De zij-airbags worden opgeblazen tus-
sen de inzittende vóór en het desbetref-
fende portierpaneel.
In het geval van een storing
Registratiezones voor een
aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B.
Impactzone opzij. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display,
raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats om
het systeem te laten controleren. De
kans bestaat dat de airbags bij een
ernstige aanrijding niet worden geacti-
veerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding
of bij over de kop slaan, kan het
zijn dat de airbags niet worden ge-
activeerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de
airbag niet geactiveerd.
Page 115 of 292

7
!
113
VEILIGHEID
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van de
airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde au-
togordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de
goede werking van de airbag belem-
meren en/of de inzittende bij het op-
blazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen uitsluitend door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft de
kans bestaan op letsel of lichte brand-
wonden aan het hoofd, de borst of
de armen als de airbag wordt geacti-
veerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milli-
seconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen
via de daarvoor bestemde openingen
naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuur-
wielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kun-
nen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorza-
ken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla
er niet op.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen. Deze
belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk voor meer informatie over de voor uw auto geschikte stoelhoezen (zie
hoofdstuk "Praktische informatie - § Accessoires").
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas.
Bevestig nooit iets (bijvoorbeeld een kledingstuk) aan de hoofdsteunen vóór, dit
zou bij het afgaan van de zij-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Page 116 of 292

7
i
VEILIGHEID
PEUGEOT beveelt u aan
kinderen
op de achterzitplaatsen
van uw
auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting
tot
2 jaar,
- met het gezicht in de rijrich-
ting
vanaf 2 jaar.
BETREKKING TOT KINDERZITJES KINDERZITJE OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het gezicht in
de rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst, moet de stoel in de mid-
delste stand van de voor-/achterwaartse
verstelling worden gezet met de rugleu-
ning rechtop en mag de airbag aan passa-
gierszijde niet worden uitgeschakeld.
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje voor het ver-
voeren met de rug in de rijrichting op de
passagiersstoel voor
wordt geplaatst,
moet de airbag aan passagierszijde zijn
uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan
het kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken
.
*
De regels voor het vervoeren van
kinderen zijn per land verschillend.
Informeer hiervoor naar de wetgeving
in uw land. Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van
uw auto veel aandacht heeft besteed
aan veiligheidsvoorzieningen voor uw
kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook
afhankelijk van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- conform de Europese wetgeving die-
nen kinderen jonger dan 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m in gehomolo-
geerde, aan het lichaamsgewicht
aangepaste kinderzitjes
op met
veiligheidsgordels of ISOFIX-bevesti-
gingen uitgeruste plaatsen te worden
vervoerd * ,
- de veiligste plaats voor het ver-
voeren van een kind is volgens
de statistieken een plaats op de
achterbank van uw auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in
de rijrichting worden vervoerd.
Middelste stand
Page 117 of 292

7
!
115
VEILIGHEID
Airbag aan passagierszijde OFF
Raadpleeg de voorschriften op de stic-
ker die zich aan beide zijden van de zon-
neklep aan passagierszijde bevindt.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Page 118 of 292

7
11 6
VEILIGHEID
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een
driepunts veiligheidsgordel
kunnen worden vastgemaakt:
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
L1
"RÖMER Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L3
"RECARO Start"
L4
"KLIPPAN Optima"
Vanaf 6 jaar
(ongeveer 22 kg):
gebruik alleen de
zitverhoging.
L5
"RÖMER KIDFIX"
Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden
bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Page 119 of 292

7
11 7
VEILIGHEID
BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen met de veiligheids-
gordel van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a) in uw auto, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats
in de auto.
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Op de passagiersstoel vóór kan geen reiswieg of kinderbedje voor in de auto wor-
den bevestigd.
(c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
(d) Zet bij het plaatsen van een kinderzitje de voorstoel naar voren en zet de rugleuning rechtop zodat er voldoende ruimte
voor het kinderzitje en de benen van het kind is. De voorstoel hoeft dan ook niet in de middelste stand te staan.
U
: plaats geschikt voor het bevestigen van een universeel goedgekeurd kinderzitje met de veiligheidsgordel, kinderzitje ge-
plaatst "met de rug in de rijrichting" of "het gezicht in de rijrichting".
U(R)
: hetzelfde als U
, maar met de stoel van de auto in de hoogste stand.
Plaats
Gewicht van het kind
/ leeftijdsindicatie
Tot 13 kg
(groep 0 (b) en
0+)
Tot
≈ 1 jaar
9 tot 18 kg
(groep 1)
Van ≈ 1 tot ≈ 3 jaar
15 tot 25 kg
(groep 2)
Van ≈ 3 tot ≈ 6 jaar
22 tot 36 kg
(groep 3)
Va n ≈ 6 tot ≈ 10 jaar
Passagiersstoel
v
Page 120 of 292

7
!
118
VEILIGHEID
ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder. Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht
achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten
zijn en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van
de kinderen achter in de auto.
De onjuiste bevestiging van een kinder-
zitje brengt de veiligheid van het kind in
gevaar in geval van een botsing.
Zorg er bij het monteren van een kin-
derzitje met de veiligheidsheidsgordel
voor dat deze goed strak om het kin-
derzitje is bevestigd en het kinderzitje
goed op zijn plaats houdt.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mo-
gelijk moet worden beperkt.
Zorg er voor een optimale bevestiging
van het kinderzitje "met het gezicht in
de rijrichting" voor dat de rugleuning
van het zitje tegen de rugleuning van
de stoel van de auto aandrukt en dat de
hoofdsteun geen belemmering vormt.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting op
de passagiersstoel voor worden ver-
voerd, behalve als de achterzitplaat-
sen al bezet zijn door andere kinderen
of als de achterbank niet bruikbaar,
neergeklapt of verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagierszijde
uit zodra een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Schakel het "AIRWAVE" systeem aan
passagierszijde niet in als een kinder-
zitje op de zitplaats vóór is bevestigd.