Peugeot 308 SW BL 2009.5 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 310

i
i
135
VEILIGHEID
Middelste
veiligheidsgordel
2 e
zitrij
Vastmaken Losmaken en opbergen

 Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting B en vervolgens op die
van gordelsluiting A .

 Houd de riem tijdens het oprollen vast
en breng de gesp B en vervolgens
de gesp A aan op de magneet van
het bevestigingspunt op het dak.
Veiligheidsgordels
3 e
zitrij
Vastmaken

 Trek aan de riem en steek de gesp

C in de gordelsluiting aan de kant
van de bekleding van de zijwand
van de bagageruimte.

 Steek de gesp D in de gordelsluiting
aan de tegenovergestelde kant.

 Controleer of de gordelsluitingen
vergrendeld zijn door aan de riem te
trekken.

 Trek aan de riem en steek de gesp

A in de linker gordelsluiting.

 Steek de gesp B in de rechter gor-
delsluiting.

 Controleer of beide gordelsluitingen
zijn vergrendeld door aan de riem te
trekken.
De veiligheidsgordels van de zitplaat-
sen van de 3 e
zitrij zijn geïntegreerd
in de hemelbekleding op de hoek tus-
sen de desbetreffende achterstijl en het
dak. Gebruik, als de twee buitenste
stoelen van de 2
e
zitrij meer naar
binnen zijn geplaatst, altijd de vei-
ligheidsgordels van de buitenste
zitplaatsen.
Losmaken en opbergen

 Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting D en vervolgens op die
van de gordelsluiting C .

 Houd de riem tijdens het oprollen
vast en breng de gesp D en vervol-
gens de gesp C aan op de magneet
van het bevestigingspunt op de des-
betreffende achterstijl.
De veiligheidsgordel voor de middelste
zitplaats van de 2
e
zitrij is geïntegreerd
in de hemelbekleding linksachter.
De stoelen van de 3 e
zitrij (SW
met glazen panoramadak) zijn niet
voorzien van een verklikkerlampje
veiligheidsgordel losgemaakt/niet
vastgemaakt.

Page 132 of 310

i
136
VEILIGHEID
Alvorens te gaan rijden dient de be-
stuurder te controleren of alle pas-
sagiers hun veiligheidsgordels goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tij-
dens het rijden hun veiligheidsgor-
del dragen, ook al betreft het een
korte rit.
Draai de gespen van de veiligheids-
gordels niet om; de gordels zijn dan
niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel au-
tomatisch wordt aangepast aan de
lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold
als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het ge-
bruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder wor-
den geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien
van een automatische blokkeerin-
richting die in werking treedt bij een
aanrijding, een noodstop of het over
de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door
stevig aan de riem te trekken en deze
weer los te laten, zodat de riem weer
een stukje wordt opgerold. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam
te worden gedragen,
- moet deze in een vloeiende be- weging naar voren worden ge-
trokken, zonder dat de gordel ge-
draaid raakt,
- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,
- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan
worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheids-
voorschriften moeten werkzaamhe-
den en controles aan de veiligheids-
gordels worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk, dat tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaam-
heden volgens de voorschriften uit-
voert.
Laat de veiligheidsgordels van uw
auto regelmatig controleren door het
PEUGEOT-netwerk, vooral als de
gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij het
PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of
verstellen van een stoel of de achter-
bank of de gordel zich op de juiste
plaats bevindt en goed is opgerold. Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet
meer dan één persoon gedragen
worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen,
afhan-
kelijk van de aard en de kracht van
de aanrijding , vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan. Het activeren
van de gordelspanners gaat gepaard
met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering
van de pyrotechnische lading die in
het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikker-
lampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het PEUGEOT-netwerk.

Page 133 of 310

i
!
137
VEILIGHEID
AIRBAGS
Het activeren van de airbags gaat
gepaard met wat onschadelijke
rook en een knal, als gevolg van
de activering van de pyrotechni-
sche lading die in het systeem is
geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar
kan voor personen die hier gevoe-
lig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt ge-
produceerd, kan het gehoor gedu-
rende een korte periode enigszins
verminderen. Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de be-
stuurder en voorpassagier bij een ern-
stige frontale aanrijding, om de kans op
hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd
in het stuurwiel en de passagiersairbag
in het dashboard boven het dashboard-
kastje.
Activering
De airbags worden gelijktijdig opgebla-
zen, behalve als de airbag aan pas-
sagierszijde is uitgeschakeld, bij een
ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór
(A) ,
in de lengterichting van de auto en van-
af de voorzijde richting de achterzijde
van de auto, die zich op een horizontale
ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tus-
sen de inzittende vóór en het dashboard
om te verhinderen dat deze naar voren
wordt geslingerd.
Registratiezones voor een aanrijding

A. Impactzone vóór.

B. Impactzone opzij.

De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts een-
maal. Als er een tweede aanrijding
plaatsvindt (tijdens hetzelfde of
een volgend ongeval), worden de
airbags niet meer opgeblazen.
De airbags zijn speciaal ontworpen om
de veiligheid van de inzittenden (uitge-
zonderd de middelste passagier ach-
ter) bij ernstige aanrijdingen te verbe-
teren. Ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels met
spanbegrenzers (behalve bij de middel-
ste passagier achter).
De elektronische schoksensoren regi-
streren de frontale en zijdelingse aanrij-
dingen waaraan de registratiezones voor
een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden
de airbags onmiddellijk opgeblazen
en beschermen ze de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de mid-
delste passagier achter). Direct na
de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden
de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in
bepaalde gevallen waarbij de auto
over de kop slaat, treden de airbags
niet in werking. De veiligheidsgor-
dels zorgen in deze situaties voor
een afdoende bescherming.

Page 134 of 310

!
!
138
VEILIGHEID Plaats geen kinderzitje op de voor-
stoel als minimaal één van beide
verklikkerlampjes van de airbags
permanent blijft branden.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk.
Storing Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat bran-
den in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding
op het multifunctionele display, laat
het systeem dan controleren door het
PEUGEOT-netwerk. De kans bestaat
dat de airbags bij een ernstige aanrij-
ding niet worden geactiveerd. Knie-airbag *
De knie-airbag beschermt bij een ern-
stige frontale aanrijding de knieën van
de bestuurder.
Deze airbag bevindt zich in het dash-
board, onder de stuurkolom.
Activering
De knie-airbag wordt gelijktijdig met de
airbags vóór opgeblazen.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet
dan de schakelaar weer op
"ON" om de
airbag opnieuw in te schakelen en zo
de veiligheid van uw passagier te ga-
randeren.
Als het contact is aangezet en de
airbag aan passagierszijde op-
nieuw wordt ingeschakeld, gaat dit
verklikkerlampje op het display van
de verklikkerlampjes van de veiligheidsgor-
dels en de airbag aan passagierszijde ge-
durende ongeveer 1 minuut branden.
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de voor-
stoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
Afhankelijk van de uitvoering
van uw auto brandt dit verklik-
kerlampje hetzij op het instru-
mentenpaneel, hetzij op het
display voor de verklikkerlampjes van
de veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde, bij aangezet contact
en zolang de airbag is uitgeschakeld. Als dit verklikkerlampje knippert,
raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk. De kans bestaat dat
de airbag aan passagierszijde
bij een ernstige aanrijding niet
wordt geactiveerd.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde
kan worden uitgeschakeld:

 zet het contact af , steek de sleutel
in de schakelaar voor uitschakelen
van de airbag aan passagierszijde,

 draai deze in de stand "OFF" ,

 verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.
* Volgens land van bestemming.

Page 135 of 310

!
139
VEILIGHEID
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der en de passagiers (behalve de mid-
delste achterpassagier) bij een ernstige
zijdelingse aanrijding, om de kans op
borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aangebracht:
- voor: aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen,
- achter: in de zijpanelen (behalve 3-deurs en SW).
Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B ),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto. Window-airbags
De window-airbags beschermen de be-
stuurder en passagiers (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op letsel aan de zijkant van het
hoofd te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en in de hemelbekleding. Storing
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (
B ), waarbij de krach-
ten loodrecht op de lengterichting van
de auto en vanaf de buitenzijde richting
de binnenzijde van de auto worden uit-
geoefend.
De window-airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittenden vóór en achter en
de ruiten.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding
of bij over de kop slaan, kan het
zijn dat de airbag niet wordt geac-
tiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de
airbag niet geactiveerd.
Registratiezones voor een
aanrijding

A. Impactzone vóór.

B. Impactzone opzij. Als dit waarschuwingslampje
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display, raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk om het systeem te laten con-
troleren. De kans bestaat dat de airbags
bij een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór of achter en het des-
betreffende portierpaneel.

Page 136 of 310

!
140
VEILIGHEID
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van de
airbags:
Maak er een gewoonte van om nor-
maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
Draag altijd een correct afgestelde au-
togordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de
goede werking van de airbag belem-
meren en/of de inzittende bij het op-
blazen van de airbag verwonden.
* Volgens land van bestemming.
Knie-airbag *
Houd uw knieën niet te dicht bij het stuurwiel.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelh
oezen: deze
belemmeren namelijk niet het activeren van de zijairbags. Raadp leeg het
PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (bijvo orbeeld kleding); dit
zou bij het afgaan van de airbags namelijk kunnen leiden t ot verwondingen aan
armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Hoofdairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de hoofd-
airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak; deze maken deel uit van de be-
vestiging van de hoofdairbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van
uw auto de airbagsystemen controle-
ren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan air-
bagsystemen; alleen het PEUGEOT-
netwerk heeft hiervoor gekwalifi ceerd
personeel.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de
borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt
namelijk zeer snel opgeblazen (bin-
nen enkele milliseconden) en loopt
vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor
bestemde openingen naar buiten
stromen. Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw ha
nden niet op het stuur-
wielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de a irbag wordt opgeblazen,
kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuu rwielbekleding en sla
er niet op.

Page 137 of 310

!
i
!
141
RIJDEN
Draai bij het parkeren van de auto
op een helling de wielen vast tegen
het trottoir, trek de parkeerrem aan
en schakel een versnelling in.
PARKEERREM
Aantrekken

 Trek de hefboom van de parkeer-
rem volledig aan om uw auto stil te
zetten. Als tijdens het rijden dit ver-
klikkerlampje en het verklik-
kerlampje
STOP branden in
combinatie met een geluids-
signaal en een melding op het multi-
functionele display, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Loszetten

 Trek de hefboom van de parkeer-
rem licht omhoog, druk de ontgren-
delknop in en duw de hefboom ge-
heel omlaag.
HANDGESCHAKELDE ZESVERSNELLINGSBAK
Voor uw veiligheid en om het star-
ten van de motor te vergemakke-
lijken:
- zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,
- trap het koppelingspedaal in.
Schakel de achteruitversnelling al-
leen in als de auto stilstaat en de
motor stationair draait.
Inschakelen van de
achteruitversnelling

 Trek de ring onder de pookknop om-
hoog en beweeg de versnellingshen-
del eerst naar links en dan naar voren.

Page 138 of 310

i
142
RIJDEN
SCHAKELINDICATOR *
Dit systeem adviseert de bestuurder op
te schakelen om het brandstofverbruik
te verminderen (auto's met handge-
schakelde versnellingsbak).
Werking
Het systeem geeft uitsluitend adviezen
als u rustig rijdt.
Afhankelijk van de rijomstandigheden
en de uitrusting van uw auto kan het
systeem u adviseren één of meer ver-
snellingen op te schakelen. U kunt deze
aanwijzingen opvolgen zonder de tus-
senliggende versnellingen in te hoeven
schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van
de situatie op de weg, de verkeers-
drukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk
voor het al dan niet opvolgen van een
schakeladvies van het systeem.
De functie kan niet worden uitgescha-
keld.
* Afhankelijk van de motoruitvoering. Voorbeeld:
- U rijdt in de derde versnelling.
- U trapt het gaspedaal redelijk ver in.
- Het systeem kan u in dit geval advi-
seren een hogere versnelling in te
schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een
pijl op het display van het instrumenten-
paneel weergegeven.
Afhankelijk van de uitrusting van uw
auto verschijnt de pijl in combinatie met
het nummer van de aanbevolen ver-
snelling. In rijsituaties waarin veel van de mo-
tor wordt gevraagd (diep intrappen
van het gaspedaal, bijvoorbeeld tij-
dens een inhaalmanoeuvre...) zal
het systeem geen schakeladvies
geven.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
- de eerste versnelling in te scha-
kelen,
- de achteruitversnelling in te schakelen,
- terug te schakelen.

Page 139 of 310

i
143
RIJDEN
GESTUURDE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK MET 6 VERSNELLINGEN
Selectiehendel

R. Achteruit

 Trap het rempedaal in en beweeg
de selectiehendel naar voren om
deze stand te selecteren.

N. Neutraalstand.

 Trap het rempedaal in en selecteer
deze stand om de motor te kunnen
starten.

A. Automatische stand.

 Beweeg de selectiehendel omlaag
om deze stand te selecteren.

M + / -. Handmatig schakelen.

 Beweeg de selectiehendel omlaag
en vervolgens naar links om deze
stand te selecteren en:
- beweeg de selectiehendel kort naar voren om op te schakelen,
- of beweeg de selectiehendel kort naar achteren om terug te
schakelen.

S. Programma Sport.

 Druk op deze toets om dit program-
ma in of uit te schakelen. Stuurbediening

+. Opschakelen (rechts van het stuur-
wiel).

 Druk op de achterzijde van de stuur-
bediening "+" om op te schakelen.

-. Terugschakelen (links van het stuur-
wiel).

 Druk op de achterzijde van de stuur-
bediening "-" om terug te schakelen.
Met de stuurbediening is het niet
mogelijk om de neutraalstand of de
achteruitversnelling te selecteren.
Bij de gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak met zes versnellingen kunt
u kiezen tussen automatische bedie-
ning en handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft drie gebruiks-
mogelijkheden:
- een
automatische stand om auto-
matisch te schakelen,
- een handmatige stand om zelf te
schakelen,
- een auto-sequentiële stand , waar-
mee u in de automatische stand op
ieder moment zelf kunt schakelen,
bijvoorbeeld voor een inhaalma-
noeuvre.
In de automatische en de handmatige
stand is een programma Sport beschik-
baar, waarin een meer dynamische rij-
stijl mogelijk is.
Met deze versnellingsbak profi teert u
tevens van een andere handige functie:
de hill holder .

Page 140 of 310

ii
!i
144
RIJDEN
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel Starten van de auto

N. Neutral (neutraalstand)

R. Reverse (achteruitversnelling)

1, 2, 3, 4, 5, 6
. Versnellingen in de hand-
geschakelde stand

AUTO. Verschijnt bij de selectie van de
automatische stand en verdwijnt weer
als de handbediende stand wordt gese-
lecteerd.

S. Sport (programma Sport)

 Trap het rempedaal in als
dit pictogram knippert (bijv.:
starten van de motor).
 Selecteer de stand N .

 Houd het rempedaal ingetrapt.

 Start de motor.

 Selecteer de eerste versnelling
(stand M of A ) of de achteruitver-
snelling (stand R ).

 Zet de handrem los.

 Neem uw voet van het rempedaal
en geef gas.
Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnen de
aanduidingen AUTO en 1 of R .
Houd de auto niet op zijn plaats
met behulp van het gaspedaal.
Als u de motor probeert te starten zon-
der dat de selectiehendel in de stand N
staat, knippert de aanduiding N op het
instrumentenpaneel, in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
Als bij het starten het rempedaal niet wordt
ingetrapt, knippert op het instrumentenpa-
neel de aanduiding voet op het rempedaal
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele display.
Hill holder
Deze aan de versnellingsbak gekop-
pelde aanvullende functie kan uw auto
enige tijd op zijn plaats houden.
De remmen worden korte tijd bediend
om u de tijd te geven uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal te ver-
plaatsen.
Stap nooit uit op het moment dat
de hill holder actief is.
Als de auto op een helling stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als
het rempedaal wordt losgelaten:
- als de auto bergopwaarts stilstaat
en de selectiehendel in de stand A
of M staat,
- als de auto bergafwaarts stilstaat en de selectiehendel in de stand R
staat.
Bij het inschakelen van de achter-
uitversnelling klinkt een geluidssig-
naal. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt de
aanduiding
N .

Voet op het rempedaal

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 310 next >