sensor Peugeot 308 SW BL 2009.5 Handleiding (in Dutch)

Page 12 of 310

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Water in brandstoffi lter * .
Dit lampje gaat branden in het
geval van de aanwezigheid
van water in het brandstoffi lter
(diesel).
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren.
Automatische
koplampverstelling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de automatische koplamp-
verstelling. Roetfi lter (diesel).
Dit lampje gaat in combinatie
met het lampje Service bran-
den als het roetfi lter vervuild
is of als het brandstofadditiefreservoir
bijna leeg is.
Ga om het roetfi lter te regenereren, als
de omstandigheden het toelaten, met
een snelheid van meer dan 60 km/h rij-
den tot het lampje dooft.
Als het lampje Service blijft branden,
is het brandstofadditiefniveau te laag.
Laat het brandstofadditiefreservoir door
het PEUGEOT-netwerk bijvullen.
Te lage bandenspanning.
Dit pictogram wordt weergege-
ven als de bandenspanning van
één of meer banden te laag is.
Controleer zo snel mogelijk de banden-
spanning. Lekke band.
Dit pictogram wordt weergege-
ven als één of meer banden lek
zijn. Zet de auto zo snel moge-
lijk op een veilige plaats stil.
Verwissel de lekke band en laat deze re-
pareren door het PEUGEOT-netwerk .
Detectie te lage bandenspanning.
Dit pictogram wordt weergege-
ven als een of meer banden-
spanningssensoren afwezig of
defect zijn of in het geval van een sto-
ring in het detectiesysteem.
Het pictogram kan ook worden weergege-
ven wanneer het reservewiel, dat niet van
een sensor is voorzien, op de plaats van
het wiel met de lekke band is gemonteerd.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de automatische verlichting.
Schakel de verlichting in met de licht-
schakelaar.
Parkeerhulp met
grafi sche weergave en/of
geluidssignalen.
Dit pictogram wordt, tijdens het
vooruit- en/of achteruitrijden, weerge-
geven in het geval van een storing in de
parkeerhulp.
Gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak met 6 versnellingen
of automatische transmissie.
Dit pictogram verschijnt in het geval van
een storing in de gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak met 6 versnellingen of de automati-
sche transmissie. Een noodprogramma zorgt er
dan voor dat de 3e versnelling ingeschakeld blijft.
Dit pictogram kan ook verschijnen als een portier
geopend wordt.
Ongeldige waarde.
Dit pictogram verschijnt in het
geval van een storing in het
programma van de gestuurde
handgeschakelde versnel-
lingsbak met 6 versnellingen of
de automatische transmissie.
Stand P of N.
Dit pictogram wordt weergegeven om
aan te geven dat de selectiehendel in
de stand
P of N moet worden gezet
om de motor te kunnen starten.
* Afhankelijk van het land van bestemming.

Page 36 of 310

i
i
56
COMFORT Als de auto lange tijd in de zon
heeft gestaan en de temperatuur in
het interieur hoog is opgelopen, zet
dan de ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnel-
heid voldoende hoog is ingesteld,
zodat de lucht in het interieur goed
ververst wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:

 Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillend e
luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede
de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.

 Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt a fgedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de airconditioning.

 Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maan d vijf tot
tien minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.

 Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de
fi lterelementen periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controle s").
Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij h et toegevoegde
speciale actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lu cht voor de
inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergisch e reacties,
stank en vetaanslag).

 Laat de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgesch reven in
het onderhoudsboekje, om het systeem in perfecte staat te houd en.

 Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en ra adpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhange r op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airco nditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor. Condensvorming in de airconditio-
ning kan ertoe leiden dat er zich
een klein plasje water onder de
auto vormt. Dit is een normaal ver-
schijnsel.

Page 60 of 310

!i
77
COMFORT
STUURWIELVERSTELLING

 Zorg dat de auto stilstaat en trek
aan de hendel om het stuurwiel te
ontgrendelen.

 Verstel het stuurwiel in hoogte en
diepte voor een optimale zithouding.

 Druk de hendel goed vast om het
stuurwiel te vergrendelen.
Voer deze handelingen om veilig-
heidsredenen uitsluitend uit bij stil-
staande auto.
Automatisch dimmende
binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
nachtstand (antiverblindingsstand) waar-
door het spiegelglas automatisch donker
wordt: de bestuurder heeft hierdoor min-
der last van de verlichting van achterop-
komend verkeer, zonneschijn, ...
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in
de dagstand gezet voor een maxi-
maal zicht naar achteren.
Dankzij een sensor die de hoeveelheid
licht die vanaf de achterzijde van de auto
op de spiegel valt, meet, gaat de binnen-
spiegel geleidelijk en automatisch over
van de dag- in de nachtstand.

Page 61 of 310

!i
77
COMFORT
STUURWIELVERSTELLING

 Zorg dat de auto stilstaat en trek
aan de hendel om het stuurwiel te
ontgrendelen.

 Verstel het stuurwiel in hoogte en
diepte voor een optimale zithouding.

 Druk de hendel goed vast om het
stuurwiel te vergrendelen.
Voer deze handelingen om veilig-
heidsredenen uitsluitend uit bij stil-
staande auto.
Automatisch dimmende
binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
nachtstand (antiverblindingsstand) waar-
door het spiegelglas automatisch donker
wordt: de bestuurder heeft hierdoor min-
der last van de verlichting van achterop-
komend verkeer, zonneschijn, ...
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in
de dagstand gezet voor een maxi-
maal zicht naar achteren.
Dankzij een sensor die de hoeveelheid
licht die vanaf de achterzijde van de auto
op de spiegel valt, meet, gaat de binnen-
spiegel geleidelijk en automatisch over
van de dag- in de nachtstand.

Page 82 of 310

!
i
94
ZICHT Uitvoering met alleen mistachterlicht
mistachterlicht

 Draai de ring C naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch
wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met
de stand AUTO), blijven het mistachter-
licht en het dimlicht branden.

 Draai de ring C naar achteren om de
verlichting volledig uit te schakelen. Bij helder of regenachtig weer, zo-
wel overdag als 's nachts, zijn de
mistlampen vóór en het mistachter-
licht verblindend voor medewegge-
bruikers en daarom niet toegestaan.
Gebruik de mistlampen vóór en het
mistachterlicht uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende
licht kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
Uitschakelen van de verlichting
bij het afzetten van het contact
Bij het afzetten van het contact gaat
alle verlichting onmiddellijk uit, behalve
het dimlicht als de automatische follow
me home-verlichting is geactiveerd.
Uitvoering met mistlampen vóór en mistachterlicht Mistlampen vóór en mistach-
terlicht
Verdraai ring C :

 één stand naar voren om de mist-
lampen vóór in te schakelen,

 twee standen naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen,

 één stand naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen,

 twee standen naar achteren om de
mistlampen voor uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uitge-
schakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig
wordt uitgeschakeld, blijven de mistver-
lichting en het parkeerlicht branden.

 Draai de ring naar achteren om de mist-
verlichting uit te schakelen. Het par-
keerlicht wordt dan ook uitgeschakeld.

C. Ring voor de selectie van de mist-
verlichting.
De mistverlichting werkt in combinatie
met dimlicht en grootlicht.
Inschakelen van de verlichting na
het afzetten van het contact
Draai om de lichtschakelaar weer te ac-
tiveren terwijl de verlichting uit is, de ring

A in de stand "0" en vervolgens in de
stand van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt ge-
opend, klinkt een geluidssignaal om aan
te geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting, met uitzondering van
het parkeerlicht, wordt na maximaal
30 minuten automatisch uitgeschakeld
om het ontladen van de accu te voor-
komen.

Page 85 of 310

i
!
i
96
ZICHT
INSTAPVERLICHTING BUITENZIJDE
De instapverlichting wordt afhankelijk
van de door de lichtsensor gesignaleer-
de hoeveelheid licht geactiveerd om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de
auto en het instappen te vergemakke-
lijken.
Inschakelen

 Druk op het geopende hangslot van
de afstandsbediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt gelijktij-
dig ontgrendeld.
Programmeren De duur van het branden
van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
De duur van het branden van de
instapverlichting is gekoppeld en
gelijk aan die van de automatische
follow me home-verlichting.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt
de verlichting niet automatisch in-
geschakeld.
Dek de met de regensensor gecom-
bineerde lichtsensor die zich in het
midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De
aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Koppeling met de automatische
follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische fol-
low me home-verlichting aan de auto-
matische verlichting biedt de volgende
extra mogelijkheden:
- instellen van de duur van de fol-
low me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via het confi guratie-
menu van de auto op het multifunc-
tionele display (uitgezonderd mono-
chroom display A waarbij de duur
onveranderlijk is: 60 s),
- automatische inschakeling van de follow me home-verlichting als de
automatische verlichting is inge-
schakeld.
Storing Bij een storing in de lichtsen-
sor gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergege-
ven op het instrumentenpaneel
en/of verschijnt een melding op
het multifunctionele display, in combi-
natie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
HANDMATIG VERSTELLEN
Stand "0" : basisinstelling.
Verstel de koplampen met halogeen-
lampen afhankelijk van de belading van
uw auto om verblinding van medeweg-
gebruikers te voorkomen.

0. 1 of 2 personen op de voorstoelen.

-. 3 personen.

1. 5 personen.

-. Tussenstand.

2. 5 personen + maximaal toegestane
belading.

-. Tussenstand.

3. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.

Page 86 of 310

i
!
i
96
ZICHT
INSTAPVERLICHTING BUITENZIJDE
De instapverlichting wordt afhankelijk
van de door de lichtsensor gesignaleer-
de hoeveelheid licht geactiveerd om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de
auto en het instappen te vergemakke-
lijken.
Inschakelen

 Druk op het geopende hangslot van
de afstandsbediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt gelijktij-
dig ontgrendeld.
Programmeren De duur van het branden
van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
De duur van het branden van de
instapverlichting is gekoppeld en
gelijk aan die van de automatische
follow me home-verlichting.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt
de verlichting niet automatisch in-
geschakeld.
Dek de met de regensensor gecom-
bineerde lichtsensor die zich in het
midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De
aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Koppeling met de automatische
follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische fol-
low me home-verlichting aan de auto-
matische verlichting biedt de volgende
extra mogelijkheden:
- instellen van de duur van de fol-
low me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via het confi guratie-
menu van de auto op het multifunc-
tionele display (uitgezonderd mono-
chroom display A waarbij de duur
onveranderlijk is: 60 s),
- automatische inschakeling van de follow me home-verlichting als de
automatische verlichting is inge-
schakeld.
Storing Bij een storing in de lichtsen-
sor gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergege-
ven op het instrumentenpaneel
en/of verschijnt een melding op
het multifunctionele display, in combi-
natie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
HANDMATIG VERSTELLEN
Stand "0" : basisinstelling.
Verstel de koplampen met halogeen-
lampen afhankelijk van de belading van
uw auto om verblinding van medeweg-
gebruikers te voorkomen.

0. 1 of 2 personen op de voorstoelen.

-. 3 personen.

1. 5 personen.

-. Tussenstand.

2. 5 personen + maximaal toegestane
belading.

-. Tussenstand.

3. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.

Page 87 of 310

i
!
i
96
ZICHT
INSTAPVERLICHTING BUITENZIJDE
De instapverlichting wordt afhankelijk
van de door de lichtsensor gesignaleer-
de hoeveelheid licht geactiveerd om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de
auto en het instappen te vergemakke-
lijken.
Inschakelen

 Druk op het geopende hangslot van
de afstandsbediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt gelijktij-
dig ontgrendeld.
Programmeren De duur van het branden
van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
De duur van het branden van de
instapverlichting is gekoppeld en
gelijk aan die van de automatische
follow me home-verlichting.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt
de verlichting niet automatisch in-
geschakeld.
Dek de met de regensensor gecom-
bineerde lichtsensor die zich in het
midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De
aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Koppeling met de automatische
follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische fol-
low me home-verlichting aan de auto-
matische verlichting biedt de volgende
extra mogelijkheden:
- instellen van de duur van de fol-
low me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via het confi guratie-
menu van de auto op het multifunc-
tionele display (uitgezonderd mono-
chroom display A waarbij de duur
onveranderlijk is: 60 s),
- automatische inschakeling van de follow me home-verlichting als de
automatische verlichting is inge-
schakeld.
Storing Bij een storing in de lichtsen-
sor gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergege-
ven op het instrumentenpaneel
en/of verschijnt een melding op
het multifunctionele display, in combi-
natie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
HANDMATIG VERSTELLEN
Stand "0" : basisinstelling.
Verstel de koplampen met halogeen-
lampen afhankelijk van de belading van
uw auto om verblinding van medeweg-
gebruikers te voorkomen.

0. 1 of 2 personen op de voorstoelen.

-. 3 personen.

1. 5 personen.

-. Tussenstand.

2. 5 personen + maximaal toegestane
belading.

-. Tussenstand.

3. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.

Page 92 of 310

!
i
i
100
ZICHT Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snel-
heid van de ruitenwissers wordt aange-
past aan de hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel
omlaag te duwen in de stand
"AUTO" .
Dit wordt bevestigd door een melding
op het multifunctionele display. Deze stand maakt het mogelijk de rui-
tenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbla-
den worden gereinigd of de ruitenwissers
worden vervangen. In de winter kan deze
stand tevens worden gebruikt om de rui-
tenwissers los te zetten van de voorruit.
Als de ruitenwisserschakelaar meteen na-
dat het contact is afgezet wordt bediend,
bewegen de ruitenwissers naar het mid-
den van de voorruit.
Zet het contact aan en bedien de ruitenwisser-
schakelaar om de ruitenwissers na de werk-
zaamheden weer in de ruststand te zetten.
Dek de regensensor, die zich ge-
combineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking
van de ruitenwissers uit als de auto
wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers
tot de voorruit ontdooid is om de wis-
serbladen niet te beschadigen. Als het contact meer dan 1 minuut
afgezet is geweest, moet de auto-
matische werking van de ruitenwis-
sers opnieuw worden geactiveerd
door de hendel kort omlaag te du-
wen.
Uitschakelen
Beweeg de hendel omhoog en vervol-
gens in de stand "0" om de ruitenwis-
sers handmatig te bedienen.
Dit wordt bevestigd door een melding
op het multifunctionele display. Storing
In het geval van een storing in de auto-
matische werking van de ruitenwissers
werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Om een goede werking van de fl at-
blade ruitenwissers te behouden,
adviseren wij u:
- voorzichtig met de ruitenwis-sers om te gaan,
- de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop,
- de ruitenwissers niet te gebrui- ken om een stuk karton tegen
de voorruit te houden,
-
de ruitenwissers te vervangen zodra
ze tekenen van slijtage vertonen.

Page 93 of 310

!
i
i
100
ZICHT Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snel-
heid van de ruitenwissers wordt aange-
past aan de hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel
omlaag te duwen in de stand
"AUTO" .
Dit wordt bevestigd door een melding
op het multifunctionele display. Deze stand maakt het mogelijk de rui-
tenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbla-
den worden gereinigd of de ruitenwissers
worden vervangen. In de winter kan deze
stand tevens worden gebruikt om de rui-
tenwissers los te zetten van de voorruit.
Als de ruitenwisserschakelaar meteen na-
dat het contact is afgezet wordt bediend,
bewegen de ruitenwissers naar het mid-
den van de voorruit.
Zet het contact aan en bedien de ruitenwisser-
schakelaar om de ruitenwissers na de werk-
zaamheden weer in de ruststand te zetten.
Dek de regensensor, die zich ge-
combineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking
van de ruitenwissers uit als de auto
wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers
tot de voorruit ontdooid is om de wis-
serbladen niet te beschadigen. Als het contact meer dan 1 minuut
afgezet is geweest, moet de auto-
matische werking van de ruitenwis-
sers opnieuw worden geactiveerd
door de hendel kort omlaag te du-
wen.
Uitschakelen
Beweeg de hendel omhoog en vervol-
gens in de stand "0" om de ruitenwis-
sers handmatig te bedienen.
Dit wordt bevestigd door een melding
op het multifunctionele display. Storing
In het geval van een storing in de auto-
matische werking van de ruitenwissers
werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Om een goede werking van de fl at-
blade ruitenwissers te behouden,
adviseren wij u:
- voorzichtig met de ruitenwis-sers om te gaan,
- de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop,
- de ruitenwissers niet te gebrui- ken om een stuk karton tegen
de voorruit te houden,
-
de ruitenwissers te vervangen zodra
ze tekenen van slijtage vertonen.

Page:   1-10 11-20 21-30 next >