Peugeot 308 SW BL 2009.5 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2009.5, Model line: 308 SW BL, Model: Peugeot 308 SW BL 2009.5Pages: 310, PDF Size: 24.21 MB
Page 1 of 310
i
22
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANELEN BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE OF GESTUURDE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK OF AUTOMATISCHE TRA NSMISSIE
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5. Display.
6. Knop weergavebeheer.
Herhaalt informatie over het onderhoud.
Voor de nulstelling van de geselecteerde functie (dagteller of
onderhoudsindicator).
7. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de lichtsterkte van de
dashboardverlichting.
Klokken
1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
A. Snelheidsbegrenzer
(km/h of mph) of
Snelheidsregelaar.
B. Opschakelindicator.
C. Gestuurde handgeschakelde
zesversnellingsbak of
automatische transmissie.
D. Dagteller.
(km of miles)
E. Onderhoudsindicator.
(km of miles), vervolgens:
Motorolieniveaumeter.
vervolgens:
Kilometerteller.
(km of miles)
Deze drie functies worden na het aanzetten van het contact
achtereenvolgens weergegeven.
Display
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf.
Page 2 of 310
i
23
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANELEN BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK, GESTUURDE HANDGESCHAKELDE ZESVERSNELLINGSBAK OF AUT OMATISCHE TRANSMISSIE
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5. Klein display.
6. Groot middelste display.
7. Knop weergavebeheer.
Activeert een handmatige CHECK en geeft informatie over het
onderhoud.
Nulstelling van de geselecteerde functie (dagteller of
onderhoudsindicator).
8. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de lichtsterkte van de
dashboardverlichting.
Klokken
1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
A. Dagteller.
(km of miles)
B. Kilometerteller.
(km of miles).
C. Motorolieniveaumeter,
onderhoudsindicator.
(km of miles)
Deze twee functies worden weergegeven bij het aanzetten
van het contact en verdwijnen
vervolgens na enkele seconden.
Displays
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf. De volgende functies worden afhanke-
lijk van de geselecteerde functie weer-
gegeven.
-
Waarschuwingspictogrammen/CHECK.
- Detectie te lage bandenspanning.
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Opschakelindicator.
- Gestuurde hangeschakelde
versnellingsbak met zes versnellingen
of automatische transmissie.
- Navigatiesysteem/boordcomputer.
Page 3 of 310
i
24
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANELEN PEUGEOT CONNECT 3D NAV BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK, GESTUURDE HANDGESCHAKELDE ZESVERSN ELLINGSBAK OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
Klokken
1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
A. Dagteller.
(km of miles)
B. Kilometerteller.
(km of miles).
C. Motorolieniveaumeter,
onderhoudsindicator.
(km of miles)
Deze twee functies worden weergegeven bij het aanzetten
van het contact en verdwijnen
vervolgens na enkele seconden.
De volgende functies worden afhanke-
lijk van de geselecteerde functie weer-
gegeven.
- Waarschuwingspictogrammen/CHECK.
- Detectie te lage bandenspanning.
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Opschakelindicator.
- Gestuurde hangeschakelde
versnellingsbak met zes versnellingen
of automatische transmissie.
- Navigatiesysteem/boordcomputer.
- Parameters van de auto.
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto. Displays
5. Klein display.
6. Groot middelste display 16x9 Peugeot Connect 3D Nav .
7. Knop weergavebeheer.
Activeert een handmatige CHECK en geeft informatie over het
onderhoud.
Nulstelling van de geselecteerde functie (dagteller of
onderhoudsindicator).
8. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de
lichtsterkte van de dashboardverlichting.
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf.
Page 4 of 310
i
25
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN * Volgens land van bestemming.
Het bedieningspaneel van het instrumentenpaneel
van de Peugeot Connect 3D Nav
Bediening
U beschikt over vier toetsen om het
grote display 16x9 van het instrumen-
tenpaneel te bedienen:
1. toegang tot het algemene menu,
bevestigen van de keuze,
2. naar boven verplaatsen in het menu,
3. naar beneden verplaatsen in het
menu,
4. terugkeren naar het vorige scherm,
het menu verlaten. Algemeen menu
Druk op toets 1 voor toegang tot
het algemene menu en om één van
de volgende functies te kiezen:
- "Parameters van de auto",
- "Taalkeuze",
- "Keuze van de eenheden".
Druk op toets 2 of 3 om op het
scherm te verplaatsen.
Druk opnieuw op toets 1 om de
keuze te bevestigen. Het algemene menu en de bijbeho-
rende functies zijn uitsluitend toe-
gankelijk bij stilstaande auto, via de
toetsen
1 tot en met 4 .
Boven een bepaalde snelheid ver-
schijnt een melding op het display
die aangeeft dat toegang tot het al-
gemene menu onmogelijk is.
De weergave van de boordcom-
puter is uitsluitend toegankelijk bij
rijdende auto, via de toetsen 2 en 3
(zie paragraaf "Boordcomputer").
Met behulp van de toetsen kunnen:
-
bij stilstaande auto , de uitrusting
van de auto en de parameters
van het display (taal, eenheden)
worden ingesteld,
- bij rijdende auto , de actieve
functies achtereenvolgend worden
weergegeven (boordcomputer,
navigatie...).
Parameters van de auto
In dit menu kunt u bepaalde functies ten
behoeve van het rijden en het comfort
inschakelen:
- het inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld (zie hoofdstuk
"Zicht"),
- follow-me-home en instapverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
-
sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- verlichting overdag (zie hoofdstuk "Zicht"),
- bochtverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- parkeerhulp achter (zie hoofdstuk "Rijden").
Taalkeuze
In dit menu kunt u de weergave van de
taal kiezen: Deutsch, English, Espanol,
Français, Italiano, Nederlands, Portu-
gues, Türkçe * .
Keuze van de eenheden
In dit menu kunt u de eenheden kiezen:
temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit)
en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
Page 5 of 310
!
26
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampjes kunnen constant
branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes heeft
beide mogelijkheden. Of het con-
stant branden of knipperen van
een verklikkerlampje duidt op een
storing, is afhankelijk van de wer-
kingsfase van de auto.
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuur-
der informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgescha-
keld) of waarschuwen de bestuurder in
het geval van een storing (waarschu-
wingslampje).
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
Verklikkerlampjes tijdens het rijden
De volgende verklikkerlampjes geven
aan dat de desbetreffende functie is in-
geschakeld.
Richtingaanwijzer links.
Handrem aangetrokken.
Richtingaanwijzer rechts.
Grootlicht.
Dimlicht.
Voorgloeien dieselmotor.
Wacht tot dit pictogram is verdwe-
nen voordat u de motor start.
Mistlampen vóór.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
de waarschuwingslampjes enkele se-
conden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten
deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Gemeenschappelijke
verklikkerlampjes tijdens het rijden
Mistachterlicht.
Page 6 of 310
27
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Voet op het rempedaal.
Houd, wanneer uw auto is uitgerust met
een gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak met 6 versnellingen of een
automatische transmissie, het rempe-
daal ingetrapt om de motor te starten.
S p e c i fi e k e v e r k l i k k e r l a m p j e s t i j d e n s
het rijden De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel.
Automatische vergrendeling.
Dit pictogram wordt weergegeven
wanneer u het tijdens het rijden auto-
matisch vergrendelen van de portieren
en de achterklep hebt geactiveerd.
Snelheidsbegrenzer.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de snelheids-
begrenzer hebt ingeschakeld.
Wanneer dit pictogram wordt
weergegeven, kunt u de
snelheidslimiet van de snel-
heidsbegrenzer instellen.
Snelheidsregelaar.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de snel-
heidsregelaar hebt inge-
schakeld.
Wanneer dit pictogram wordt
weergegeven, kunt u de snel-
heid van de snelheidsregelaar
instellen.
Automatische transmissie. Dit pictogram geeft de gese-
lecteerde stand van de selec-
tiehendel aan (R, N, A of M).
Automatische ruitenwissers.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de automatische
stand van de ruitenwissers hebt
geactiveerd.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de automa-
tische stand van de verlichting
hebt geactiveerd. Dit pictogram geeft de inge-
schakelde versnelling in de
automatische of handgescha-
kelde stand aan (1 t/m 6).
Dit pictogram geeft het ge-
selecteerde programma aan
(automatisch of sport).
Dit pictogram geeft de inge-
schakelde versnelling in de
automatische of handgescha-
kelde stand aan.
Dit pictogram geeft het ge-
selecteerde programma aan
(automatisch, sport, sneeuw
of handmatig).
Gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak met 6 versnellingen.
Dit pictogram geeft de geselec-
teerde stand van de selectie-
hendel aan (P, R, N of D).
Page 7 of 310
28
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Pictogrammen uitgeschakelde
functies
De volgende pictogrammen geven aan
dat de desbetreffende functie handma-
tig is uitgeschakeld.
Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
De airbag aan passagierszijde
is na het starten van de auto
automatisch ingeschakeld.
De airbag kan met een speciale scha-
kelaar die zich aan de passagierszijde
op het dashboard bevindt, worden uit-
geschakeld. Dit wordt aangegeven door
de permanente weergave van dit picto-
gram op het instrumentenpaneel of op
het pictogrammendisplay veiligheids-
gordels/airbag aan passagierszijde. Uitschakeling elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Met een speciale toets op het dash-
board kunnen deze systemen worden
uitgeschakeld. Dit wordt bevestigd door
dit controlelampje en het lampje van de
toets, die blijven branden.
Vanaf ongeveer 50 km/h wordt het sy-
steem automatisch weer ingeschakeld.
Gemeenschappelijke pictogrammen
uitgeschakelde functies S p e c i fi e k e p i c t o g r a m m e n
uitgeschakelde functies Automatische vergrendeling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u het tijdens het
rijden automatisch vergrende-
len van de portieren en de ach-
terklep hebt uitgeschakeld.
Automatische ruitenwissers.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de automatische
stand van de ruitenwissers vóór
hebt uitgeschakeld.
De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel.
Snelheidsbegrenzer.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsbegrenzer hebt
uitgeschakeld.
Snelheidsregelaar.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsregelaar hebt uit-
geschakeld.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de automa-
tische stand van de verlichting
hebt uitgeschakeld.
Page 8 of 310
!
29
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Als bij draaiende motor of tijdens het
rijden een van de volgende verklikker-
lampjes gaat branden, wijst dit op een
storing in het desbetreffende systeem en
moet de bestuurder actie ondernemen.
Centraal
waarschuwingslampje.
Dit waarschuwingslampje
brandt in combinatie met een
ander waarschuwingslampje:
- lekke band,
- remsysteem,
- stuurbekrachtiging,
- oliedruk,
- koelvloeistoftemperatuur.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Service.
Het verklikkerlampje service
gaat branden in het geval van
een storing in een systeem zon-
d e r s p e c i fi e k v e r k l i k k e r l a m p j e .
De melding op het multifunctionele dis-
play geeft aan welke functie het betreft. Remsysteem.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukregelaar (REF)
(het verklikkerlampje ABS
brandt in dat geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken.
In het geval van een storing waar-
bij een waarschuwingslampje gaat
branden, moet de aanvullende in-
formatie via een melding op het
multifunctionele display worden
gelezen.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-
netwerk.
Waarschuwingslampjes
Gemeenschappelijke
waarschuwingslampjes Controleer:
- of alle portieren, de achterklep, de
achterruit en de motorkap gesloten
zijn,
- het motorolieniveau,
- het niveau van de ruitensproeiervloeistof,
- de batterij van de afstandsbediening,
- de bandenspanning,
- o f h e t r o e t fi l t e r n i e t i s v e r v u i l d ( d i e s e l ) .
Raadpleeg in andere gevallen het
PEUGEOT-netwerk.
Antiblokkeersysteem (ABS).
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het an-
tiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
Page 9 of 310
!
30
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Zelfdiagnosesysteem motor.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
motormanagementsysteem.
Als het lampje knippert, wijst dit op een
storing in de emissieregeling.
Laag brandstofniveau.
Zodra dit lampje gaat bran-
den is er nog ongeveer 6 liter
brandstof in de tank aanwezig.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voor-
komen dat u met een lege tank strandt.
Zolang er niet voldoende brandstof
wordt getankt, gaat dit lampje branden
zodra het contact wordt aangezet.
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer
60 liter . Maximum temperatuur
koelvloeistof.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een te hoge koel-
vloeistoftemperatuur. Zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stil.
Airbags.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in één
van de airbags of de pyrotech-
nische gordelspanners.
Veiligheidsgordel niet
vastgemaakt/weer losgemaakt.
Dit lampje gaat branden als de be-
stuurder en/of voorpassagier zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt of
weer heeft losgemaakt. Volgens uitvoering
en/of land van bestemming is het mogelijk
dat voor de voorpassagier alleen het los-
maken van de gordel wordt gedetecteerd.
Dit lampje gaat ook branden als de veilig-
heidsgordels van één of meer achterpas-
sagiers zijn losgemaakt (uitsluitend bij de
zitplaatsen achter op de 2e zitrij van de
SW met glazen panoramadak).
W a t e r i n b r a n d s t o f fi l t e r * .
Dit lampje gaat branden indien
e r w a t e r i n h e t b r a n d s t o f fi l t e r
(diesel) zit.
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren. Geopend portier.
Een portier, de achterklep of de
achterruit is nog geopend:
Laden van de accu.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
laadcircuit van de accu (gecor-
rodeerde of losgeraakte accupolen, dy-
namoriem slap of gebroken...). Motoroliedruk.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
smeersysteem van de motor.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
S p e c i fi e k e w a a r s c h u w i n g s l a m p j e s
* Volgens land van bestemming.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP
of ASR of de hill holder. - bij een snelheid lager dan 10 km/h
brandt dit lampje constant,
- bij een snelheid hoger dan 10 km/h brandt dit lampje constant, in
combinatie met een geluidssignaal.
Rijd nooit door tot de tank hele-
maal leeg is, hierdoor kunnen het
emissieregelsysteem en het injec-
tiesysteem beschadigd raken.