PEUGEOT 5008 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 201 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE
199
PEUGEOT is niet aansprake-
lijk voor kosten die voortvloei-
en uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra acces-
soires die niet door aanbevolen en
geleverd worden, en niet volgens
de voorschriften van PEUGEOT zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als
het gezamenlijke stroomverbruik
van de extra accessoires meer dan
10 milliampère bedraagt.

Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elek-
trische circuit van uw auto is
reeds rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduit-
rusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
voordat u andere elektrische voor-
zieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
ZEKERINGEN VERVANGEN
In het geval van een storing in een be-
paalde functie kunt u de desbetreffende
defecte zekering vervangen volgens de
onderstaande procedure.

Toegang tot het gereedschap

De tang voor het verwijderen van zeke-
ringen bevindt zich aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast
dashboard:




)
verwijder het deksel volledig,

)
maak de tang los.



Vervangen van een zekering

Voordat u een zekering vervangt, dient
u de oorzaak van de storing op te spo-
ren en te (laten) verhelpen.


)
U kunt aan de draad van een zeke-
ring zien of deze defect is.


)
Gebruik de speciale tang om de ze-
kering uit de zekeringkast te verwij-
deren.

)
Vervang een defecte zekering al-
tijd door een zekering met dezelfde
stroomsterkte.

)
Selecteer de zekering aan de hand
van het nummer op de zekering-
kast, de op de zekering aangegeven
stroomsterkte en het onderstaande
overzicht.
Goed

Defect

Page 202 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE
200

Zekeringen dashboard

De zekeringkast bevindt zich aan de
onderzijde van het dashboard (linker-
zijde).
Overzicht zekeringen


Zekering



Ampère
(A)


Functies




F1


15

Ruitenwisser achter.


F2


-

Niet gebruikt.


F3


5

Elektronische eenheid airbags.


F4


10
Automatisch dimmende binnenspiegel,
airconditioning, eenheid veiligheidsschakeling,
multimediasysteem achter.


F5


30

Eentraps elektrische ruitbediening vóór.


F6


30

Eentraps elektrische ruitbediening achter.


F7


5
Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes,
leeslampjes achter, verlichting zonneklep, verlichting
dashboardkastje, verlichting middenarmsteun,
bediening relais 12 V bagageruimte.

Page 203 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE
201

Toegang tot de zekeringen


)
zie de paragraaf "Toegang tot het
gereedschap".


Zekering



Ampère
(A)


Functies




F8


20
Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar,
multifunctioneel display, detectie te lage
bandenspanning, sirene alarm, elektronische
eenheid alarm, telematica-eenheid, servicemodule
(met Peugeot Connect 3D Nav.


F9


30
12V-aansluiting vóór, aansteker, 12V-aansluiting
achter.


F10


15

Stuurkolomschakelaars.


F11


15

Contactslot met circuit lage stroomsterkte.


F12


15
Aanwezigheid aanhanger, regen-/lichtsterktesensor,
voeding zekeringen F32, F34, F35.


F13


5

Servicecentrale motor, elektronische eenheid airbags.


F14


15
Instrumentenpaneel, display van het
instrumentenpaneel, voeding zekering F33.


F15


30

Vergrendeling en supervergrendeling.


F17


40

Achterruitverwarming, voeding zekering F30.


SH


-

Shunt tijdens opslag.

Page 204 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE
202


Zekering



Ampère
(A)


Functies




F29


-

Niet gebruikt.


F30


5

Verwarming buitenspiegels.


F31


30

12V-aansluiting bagageruimte.


F32


5

Selectiehendel gestuurde handgeschakelde versnellingsbak.


F33


10

Head-up display, handsfree set, airconditioning.


F34


5

Display waarschuwingslampjes veiligheidsgordels.


F35


10

Parkeerhulp, toestemming hifi -versterker.


F36


10

Elektronische eenheid servicecentrale trekhaakaansluiting, paneel bestuurdersportier.


F37


20

Hifi -versterker.


F38


30

Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel.


F39


20

Zonnescherm panoramadak.


F40


-

Niet gebruikt.

Page 205 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE
203

Zekeringen motorruimte

De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).

Toegang tot de zekeringen


)
Maak het deksel los.

)
Vervang de zekering (zie de desbe-
treffende paragraaf).

)
Sluit na het vervangen van de zeke-
ring zorgvuldig het deksel voor een
goede afdichting van de zekering-
kast.

Overzicht zekeringen


Zekering



Ampère
(A)


Functies




F1


20
Voeding elektronische eenheid motor,
elektrokleppen inspuitpomp en EGR (2.0 HDi),
verstuivers (2.0 HDi).


F2


15

Claxon.


F3


10

Ruitensproeiers voor en achter.


F4


10

Verlichting overdag.


F5


15
Elektrokleppen absorptievat, wastegate en
drukregeling turbocompressor (1.6 THP),
verwarmingselement oliedampen (1.6 THP),
voorverwarming brandstof (1.6 HDi).


F6


10
Diagnoseaansluiting, bochtverlichting, pomp
roetfi lter (diesel), "Distance alert", niveaucontact
koelvloeistof, schakelaar bediening buitenspiegels.


F7


10
Elektronische eenheid stuurbekrachtiging,
automatische transmissie, motor hoogteregeling
bochtverlichting.


F8


20

Bediening startmotor.


F9


10

Schakelaars koppeling- en rempedaal.


F10


30
Regelorganen elektronische eenheid motor
(benzine: bobines, elektrokleppen, lambdasondes,
verstuivers, verwarmingselementen,
brandstofpomp, elektronische thermostaat) (diesel:
elektrokleppen, verwarmingselementen).


F11


40

Aanjager airconditioning.

Page 206 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE
204


Zekering



Ampère
(A)


Functies




F12


30

Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.


F13


40
Voeding intelligente servicecentrale (BSI) (+ na
contact).


F14


30

Luchtpomp.


F15


10

Grootlicht rechts.


F16


10

Grootlicht links.


F17


15

Dimlicht links.


F18


15

Dimlicht rechts.


F19


15
Verwarmingselement oliedampen (1.6 VTi),
elektroklep regeling turbodruk (diesel),
niveaucontact koelvloeistof (diesel).


F20


10
Elektronische thermostaat, elektrokleppen
variabele distributie, elektroklep turbodrukregeling
(Diesel), niveaucontact koelvloeistof (Diesel).


F21


5
Voeding relais motorventilateurgroep,
voeding relais Valvetronic (1.6 VTi),
koeling turbocompressor (1.6 THP),
luchthoeveelheidsmeter (1.6 HDi).

Page 207 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE
205

Overzicht minizekeringen en tussenmaat zekeringen boven de accu

Overzicht hoofdzekeringen



Zekering





Ampère
(A)



Functies




F1



-

Niet gebruikt.


F2



5

Rempedaalschakelaar met twee functies.


F3



5

Eenheid laadtoestand accu.


F4



25

Elektrokleppen ABS/ESP.


F5



5

Elektronische eenheid ABS/ESP.


F6



15

Automatische transmissie, gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak.


F7 *



80

Elektropompgroep stuurbekrachtiging.


F8

*


60

Koelventilateur.


F9 *



80/30

Elektronische eenheid voorgloeien (diesel),
elektromotor Valvetronic (1.6 THP).


F10 *



40

Elektropompgroep ABS/ESP.


F11 *



100

Eenheid veiligheidsschakeling.


F12 *



30

Elektropompgroep gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak.

Zekering


Ampère
(A)



Functies




MF1 *



-

Niet gebruikt.


MF2 *



30

Servicecentrale trekhaakaansluiting.


MF3 *



50

Zekeringkast interieur.


MF4 *



80

Intelligente servicecentrale (BSI).


MF5 *



80

Intelligente servicecentrale (BSI).


MF6 *



30

Elektrische parkeerrem.


MF7 *



30

Stoelverwarming vóór.


MF8 *



20

Koplampsproeiers.
*

De hoofdzekeringen en bepaalde ze-
keringen zorgen voor een extra be-
veiliging van de elektrische installatie.
Werkzaamheden aan deze zekeringen
dienen door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats uit-
gevoerd te worden.

Page 208 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE








12V-ACCU

Procedure voor het opladen van de accu en
het gebruik van een hulpaccu voor het starten
van de motor met behulp van startkabels.

Toegang tot de accu

Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels


)
Sluit de rode kabel aan op de (+)
pool van de ontladen accu A
en ver-
volgens op de (+) pool van de hulp-
accu B
.

)
Sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu B
.

)
Sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op het
massapunt C
van uw auto (motor-
steun). De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:


)
open de motorkap met de hendel in
het interieur en vervolgens de veilig-
heidshaak aan de buitenzijde,

)
bevestig de motorkapsteun,

)
verwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de twee accupolen,

)
maak indien nodig de zekeringkast
los om de accu te verwijderen.





Deze sticker geeft aan dat er een speci-
ale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag
worden bij het PEUGEOT-netwerk of bij
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan
vervanging toe is.

Na het monteren van de accu kan het,
afhankelijk van de weersomstandighe-
den en de laadtoestand van de accu,
enkele uren (tot ongeveer 8 uur) duren
voordat het Stop & Start-systeem weer
zal werken.

Voor het opladen van de accu van het
Stop & Start-systeem hoeven de accu-
kabels niet losgenomen te worden.

)
Stel de startmotor in werking en laat
de motor draaien.

)
Wacht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.

Page 209 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE

Maak de accupoolklemmen
niet los bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder
de accupoolklemmen los te
nemen.
Het is bij een auto met een gestuurde
handgeschakelde zesversnellings-
bak of een automatische transmissie
niet toegestaan om de auto aan te
duwen om de motor te starten.

Accu's bevatten schadelijke
stoffen, zoals zwavelzuur en
lood. Accu's moeten volgens
de wettelijke voorschriften worden
afgevoerd en mogen in geen geval
bij het huisvuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij
een speciaal afvalstoffendepot.

Laden met behulp van een
acculader


)
Maak de accupoolklemmen los.

)
Volg de aanwijzingen van de fabri-
kant van de acculader.

)
Sluit de accukabels weer aan, te be-
ginnen met de (-) kabel.

)
Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accuka-
bels los en reinig de polen en klem-
men.


Het is raadzaam de accu los
te koppelen als uw auto lan-
ger dan een maand buiten ge-
bruik is.
Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van
het contact.
Sluit de ruiten en de voorportieren voor-
dat u de accukabels loskoppelt.

Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut
alvorens de motor te starten, zodat
de elektronische systemen geïnitiali-
seerd kunnen worden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen voor-
doen.
Raadpleeg het desbetreffende hoofd-
stuk voor het zelf opnieuw initialiseren
van:


- de sleutel met afstandsbediening,

- het zonnescherm van het panora-
madak,

- het GPS-navigatiesysteem.



Accukabels loskoppelen


)
Trek de vergrendelingshendel zo
ver mogelijk omhoog.


Weer aansluiten van de kabels


)
Plaats de geopende accupoolklem
1
op de pluspool (+) van de accu.

)
Druk verticaal op de accupoolklem 1

om hem goed tegen de accu aan te
drukken.

)
Zet de accupoolklem vast door de
pasnok opzij te bewegen en vervol-
gens de hendel 2
omlaag te duwen.
Forceer de hendel niet, aan-
gezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als
deze niet correct is geplaatst; her-
haal de procedure.

Page 210 of 340

PRAKTISCHE INFORMATIE
208
Neem de tijd die nodig is voor
het starten van de motor in
acht om een juiste lading van
de accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu
starten van de motor om de accu bij
te laden.
Als de accu ontladen is, kan de mo-
tor niet gestart worden (zie de para-
graaf "Accu"). Als u op het moment dat de
eco-mode wordt ingeschakeld
aan het telefoneren bent:


- kan het gesprek nog 5 minuten
worden voortgezet met de hands-
free set van uw Peugeot Connect
Sound of Peugeot Connect Nav,

- kan het telefoongesprek ge-
woon worden voortgezet met de
Peugeot Connect 3D Nav.



Uitschakelen van de eco-mode

De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart
wordt.
Start om de functies direct weer te kun-
nen gebruiken de motor en laat deze vijf
minuten draaien.






WISSERBLADEN VERVANGEN

Demonteren



)
Til de desbetreffende ruitenwisser-
arm op.

)

Maak het wisserblad los en verwijder het.



Monteren



)
Breng het nieuwe wisserblad aan en
klik het vast.

)

Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug.



Voordat u een wisserblad
demonteert


)
Bedien de ruitenwisserschakelaar bin-
nen één minuut na het afzetten van het
contact om de ruitenwissers naar het
midden van de voorruit te verplaatsen.



Na het monteren van een
wisserblad vóór


)
Zet het contact aan.

)
Bedien nogmaals de ruitenwissers-
chakelaar om de ruitenwissers in de
ruststand te zetten.








SPAARFASE

De spaarfase stuurt de elektrische func-
ties van de auto aan om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband
met de laadtoestand van de accu en-
kele functies (airconditioning, achter-
ruitverwarming, ...) tijdelijk worden uit-
geschakeld.
Deze functies worden automatisch in-
geschakeld zodra de laadtoestand van
de accu dit toelaat.






ECO-MODE

De eco-mode bepaalt de maximale ge-
bruiksduur van een aantal functies om
te voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het au-
dio- en telematicasysteem, de ruitenwis-
sers, dimlichten, plafonniers, ... nog in
totaal maximaal 30 minuten gebruiken.
Deze periode kan, afhankelijk van de
laadtoestand van de accu, veel korter
zijn.

Inschakelen van de eco-mode

Na deze periode geeft een melding op
het display aan dat de eco-mode is in-
geschakeld en de actieve functies wor-
den in de ruststand gezet.

Page:   < prev 1-10 ... 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 ... 340 next >