PEUGEOT 5008 2016 Instructieboekje (in Dutch)
Page 61 of 364
59
5008_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2015
Noodbediening
Ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
F
V
erplaats de nok naar links.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen.
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in het systeem van de centrale
vergrendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.
2
Toegang tot de auto
Page 62 of 364
60
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Verwarming en ventilatie
Bedieningspaneel
De lucht kan afhankelijk van de instellingen
van de bestuurder, voorpassagier of
achterpassagiers (afhankelijk van het
uitrustingsniveau) via verschillende circuits
worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om het
gewenste comfortniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende
(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de
gewenste uitstroomopeningen verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
De bedieningsschakelaars bevinden zich op
het paneel A van de middenconsole.
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
Luchtverdeling
1. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit.
2.
Ui
tstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.
3.
A
fsluitbare en verstelbare
zijventilatieroosters.
4.
A
fsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters. 5. Ui
tstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6.
A
fsluitbare en verstelbare ventilatieroosters
voor de achterpassagiers.
7.
Ui
tstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Comfort
Page 63 of 364
61
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag.Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
A
ls de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan,
kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Z
et de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt.
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
F
K
ies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij langdurig
gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voorruit en de zijruiten
beslaan.
F
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
Z
et de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in
perfecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het speciale toegevoegde
actieve filter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
A
ls de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motorvermogen. Dit
heeft een hoger brandstofverbruik tot gevolg.
B
ij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
C
ondensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water
onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
F
L
aat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Regeling ventilatie
achter
Draai, na het indrukken van de toets "REAR", aan de
draaiknop voor de zijventilatieroosters achter om de
luchthoeveelheid te verhogen of te verlagen.
Let erop dat de zijventilatieroosters en de
uitstroomopeningen in de vloer niet afgedekt worden.
De luchttoevoer kan worden gestopt door de
ventilatieroosters te sluiten en de draaiknop op 0
te
zetten.
3
Comfort
Page 64 of 364
62
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
2. Luchtopbrengstregeling
F Draai de knop in één van de
vijf standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen. Voorruit, zijruiten en beenruimte
vo o r- a c h t e r.
Beenruimte inzittenden voor-achter
(als de ventilatieroosters gesloten
zijn, wordt de luchtopbrengst naar de
beenruimte vergroot).
Middelste, zij- en achterste
ventilatieroosters.
F
D
raai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in te
stellen. Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
4. Toevoer van buitenlucht /
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht beperkt de kans op
het beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.
3. Luchtverdeling
F Druk op deze toets om de lucht in
het interieur te laten recirculeren. Het
lampje brandt om aan te geven dat
de luchtrecirculatie is ingeschakeld.
F Druk nogmaals op de toets om de toevoer
van buitenlucht weer in te schakelen. Het
lampje gaat uit.
Handbediende airconditioning
F Wanneer de knop van de luchtopbrengstregeling in de
stand 0
staat (uitschakeling van
het systeem), wordt het thermische
comfort niet meer geregeld. Er blijft
door de rijwind echter nog wel een
kleine luchtstroom gehandhaafd.
Comfort
Page 65 of 364
63
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Ontdooien - Ontwasemen
5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief gebruikt
worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
F Druk op de toets "A /C " : het lampje van de
toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop 2
in de stand "0" staat.
Om de toevoer van koele lucht te versnellen
kunt u gedurende enkele ogenblikken de
recirculatie van de interieurlucht inschakelen.
Schakel daarna weer over op de toevoer van
buitenlucht.
De symbolen op het
bedieningspaneel geven aan in welke
stand de knoppen moeten staan om
de voorruit en zijruiten snel te kunnen
ontdooien en ontwasemen:
F
z
et de knop van de
luchttoevoerregeling
4
i
n de stand "Toevoer
van buitenlucht" (verklikkerlampje uit),
F
d
raai de knop van de luchtverdeling 3
in de
stand "Voorruit",
F
d
raai de knop van de luchtopbrengst 2
in
de stand 5
(maximaal),
F
d
raai de knop van de
temperatuurregeling
1
in het rood (warm).
Uit
F Druk nogmaals op de toets "A /C " : het
lampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de airconditioning
kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
3
Comfort
Page 66 of 364
64
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de toets
op het bedieningspaneel van de
airconditioning.
Achterruitverwarming
AanUit
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig brandstofverbruik te
voorkomen.
F
U k
unt de achterruitver warming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op de toets te
drukken. Het verklikkerlampje van de toets
gaat uit.
F
D
ruk op deze toets om de achterruit
en, afhankelijk van de uitvoering, de
buitenspiegels te ontwasemen. Het
verklikkerlampje van de toets gaat
branden.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
F
S
chakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit omdat
minder stroomverbruik leidt tot een
lager brandstofverbruik.
Comfort
Page 67 of 364
65
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.De bestuurder en de voorpassagier
kunnen de temperatuur afzonderlijk
naar wens instellen.
F
D
raai de knop 2 of 3 naar links of naar
rechts om deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw
wensen een afstelling tussen 18
en 24
gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet
toereikend blijken om de ruiten
condens- en ijsvrij te houden
(vocht, veel inzittenden, vorst...).
F
K
ies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de airconditioning,
de luchtopbrengst, de luchttoevoer en de
luchtverdeling naar de luchtroosters voor een
optimale ontwaseming van de voorruit en zijruiten.
Automatische werking
F Druk op de toets "AUTO" .
Het lampje van de toets gaat
branden.
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
Het is raadzaam deze stand te gebruiken:
het systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de
ventilatieroosters en de luchtrecirculatie
automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de
werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
F Druk nogmaals op de toets "zicht" of op
de toets "AUTO" om dit programma af te
sluiten. Het lampje van de toets "zicht"
gaat uit of dat van de toets "AUTO" gaat
branden.
1. Automatisch programma "comfort" 2-3.
Re
geling bestuurders- en
passagierszijde
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld. Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin
om de ingestelde waarde te wijzigen
om sneller de gewenste waarde te
bereiken. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
3
Comfort
Page 68 of 364
66
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Handmatig instellen
F Druk op deze toets om de airconditioning uit te schakelen.
6. Regeling luchtverdeling
F Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te verdelen
naar:
5. Airconditioning aan/uit
- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien),
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
ventilatieroosters,
-
d
e voorruit, de zijruiten, de
ventilatieroosters en de beenruimte van de
passagiers,
-
d
e ventilatieroosters en de beenruimte van
de passagiers,
-
d
e ventilatieroosters,
-
d
e beenruimte van de passagiers,
-
d
e voorruit, de zijruiten en de beenruimte
van de passagiers.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
F
D
ruk de toets nogmaals in zodra dit
mogelijk is om de automatische werking
van de airconditioning te hervatten. Het
lampje van de toets "A /C " gaat branden
Om het interieur sneller af te koelen, kunt u
gedurende enkele minuten gebruikmaken van
de luchtrecirculatie. Schakel vervolgens de
toevoer van buitenlucht weer in.
Het is raadzaam 's winters de ventilatieroosters
achter te sluiten.
Al naar gelang uw wensen kunt u de
automatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige functies
worden automatisch geregeld.
F
D
ruk op de toets "AUTO"
om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.
Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 14
of de maximale
waarde 28
te overschrijden.
F
D
raai de knop 2
of 3
naar links
totdat "LO" (low) verschijnt of naar
rechts totdat "HI" (high) verschijnt.
Comfort
Page 69 of 364
67
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Uitschakelen/inschakelen
van het systeem
F Draai de knop van de luchtopbrengst naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
F
D
raai de knop van de luchtopbrengst naar
rechts of druk op de toets "AUTO" om het
systeem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.
9. Ventilatie achter (Rear)
F Druk op deze toets om de luchttoevoer naar de
achterpassagiers te activeren.
De temperatuur is gelijk aan
de ingestelde comfortwaarde
links voor de passagiers links
achter en aan de ingestelde
comfortwaarde rechts voor
de passagiers rechts achter.
Het lampje van de toets gaat
branden.
8. Luchtrecirculatie
F Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje van
de desbetreffende toets gaat
branden.
-
A
fsluiten/Toevoer buitenlucht
(automatische stand). Druk
op deze toets, het lampje gaat
branden.
7. Regeling luchtopbrengst
F Draai deze knop naar links om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts om
deze te verhogen.
De lampjes van de luchtopbrengst, tussen
de twee propellers, gaan afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk branden.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
Vermijd het te lang rijden met
uitgeschakeld systeem.
-
G
eforceerd afsluiten van de
buitenlucht (handmatige stand).
Druk op deze toets om de lucht
in het interieur te laten circuleren,
het lampje gaat branden.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af te
sluiten.
F
D
ruk, zodra de omstandigheden het
toelaten, op de toets "auto" om de toevoer
van buitenlucht te hervatten en het beslaan
van de ruiten te voorkomen.
3
Comfort
Page 70 of 364
68
5008_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Handmatig verstelbare voorstoelen
Hoogteverstelling
F Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is.
Rugleuningverstelling
F Duw de handgreep naar achteren.
Verstelling in lengterichting
F Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand.
De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt verhinderd door personen of hinderlijke
voor werpen op de vloer achter de stoel om te voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen als dit
het geval is.
Comfort