Peugeot 508 Hybrid 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 121 of 340

4
119
Rijden

Handmatig schakelen
)
Zet na het starten de selectiehendel in de
stand M
om de handbediende stand in teschakelen.)
Beweeg de hendel in de richting van hetsymbool "+" om op te schakelen. )
Beweeg de hendel in de richting van hetsymbool "-" om terug te schakelen.



Als bij stapvoets rijden deachteruitversnelling wordt geselecteerd,wordt deze pas ingeschakeld als de auto volledig tot stilstand is gekomen. Ophet display van het instrumentenpaneelwordt een pictogram weergegeven.


Bij krachtig accelereren wordt dehoogste versnelling niet ingeschakeld als de bestuurders de flippers achter het stuurwiel niet bedient.
Selecteer de neutraalstand N
nooit tijdens het rijden.
Selecteer de achteruitversnelling(stand R
) uitsluitend als de auto volledigRstilstaat en de voet op het rempedaalwordt gehouden.

De aanduiding Averdwijnt en de aanduiding M en de
achtereenvolgens ingeschakelde
versnellingen worden weergegeven
op het display van het
instrumentenpaneel.
Het schakelen naar een andere versnelling is alleen mogelijk als de snelheid van de auto enhet motortoerental dit toestaan.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelenhet gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak automatisch terug, zodat de juiste versnelling is geselecteerd op het moment dat u het gaspedaal weer intrapt. Bi
j de automatische bediening blijft het altijd mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers achter het stuur wiel, bijvoorbeeld om even snel in te halen. )Bedien de flippers "+"of "-"
achter het stuur.
De versnellingsbak wordt dan in de
desbetreffende versnelling geschakeld, als de snelheid van de auto en het motortoerental dit
toestaan. De aanduiding A blijft op het displaystaan.
Als de stuurbediening enige tijd niet meer gebruikt wordt, gaat de versnellingsbak weer
over op de automatische stand.
Handmatige bediening

Page 122 of 340

120
Rijden
Houd bij het starten van de motor altijdhet rempedaal ingetrapt.
Trek de parkeerrem stevig aan om de auto volledig te blokkeren, behalve wanneer de parkeerrem automatisch wordt bediend.

Selecteer wanneer u de auto metdraaiende motor stilzet altijd deneutraalstand N.Controleer voordat u werkzaamheden onder de motorkap uitvoer t altijd of de selectiehendel in de neutraalstandN
staat en de parkeerrem isaangetrokken.



Stilzetten van de auto
Als dit verklikkerlampje bijhet aanzetten van het contactgaat knipperen, in combinatiemet een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel, duidt dit op een storing in de
versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Voordat u de motor afzet, kunt u:


-
de selectiehendel in de stand Nbewegenom de neutraalstand te selecteren,

- een versnelling ingeschakeld laten. In datgeval kan de auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de parkeerrem
aan om de auto volledig stil te zetten (als de
parkeerrem niet in de automatische stand staat
ingesteld).

StoringKruipfunctie
(rijden zonder gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage snelheid soepeler (inparkeren, file rijden, ...).
Als de motor stationair draait, de selectiehendelin de stand A , M
of Rstaat en het rempedaal
wordt losgelaten, zet de auto zich langzaamin beweging
zodra u het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het gaspedaal bedient).
Uit veiligheidsoverwegingen wordt deze functie alleen geactiveerd als u het rempedaal intrapt
tijdens het inschakelen van een versnelling
vooruit of de achteruitversnelling.
Deze functie wordt uitgeschakeld zodra het
bestuurdersportier wordt geopend. Sluit om defunctie weer in te schakelen het portier en trap het rempedaal of gaspedaal in.

De kruipfunctie werkt niet als de selectiehendel bij draaiende motor langer dan 2 secondenin de stand Nblijft staan en evenmin als u hetrempedaal niet intrapt voordat u destand A
, Mof Rselecteert.

Laat bij draaiende motor nooit kinderenalleen in de auto achter.

Page 123 of 340

4
121
Rijden











Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestar t(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeur t direct, snel en stil.
Het Sto & Star t-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een
aangename rust in het interieur tijdens het wachten.

Werking


Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO"op hetinstrumentenpaneel gaat brandenen de motor wordt in de STOP-stand
gezet:


- als u,
bij een EGS versnellingsbak,bij een snelheid lager dan 8 km/h het rempedaal intrapt of de selectiehendel inde stand N
zet.

Als uw auto is uitgerust met een teller, wordt de
duur van de momenten dat de motor afgezet is,
op
geteld en weergegeven. Elke keer als u het contact opnieuw aanzet, wordt deze teller op0 gezet.
Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem in de STOP-standis gezet. Zet in dat geval altijd hetcontact af en neem de sleutel uit het contactslot.
Het systeem werkt de eerste10 seconden na het inschakelen van deachteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in deSTOP-stand wordt gezet, blijven alle andere componenten zoals de remmenen de stuurbekrachtiging normaalfunctioneren.


Bijzonderheden: STOP-stand nietbeschikbaar

De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:


- het bestuurderportier geopend is,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,

-
de auto sinds de laatste start met de sleutelniet sneller dan 10 km/h heeft gereden,

- de elektrische parkeerrem wordt/is
aan
getrokken,

- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,

- de voorruitontwaseming is ingeschakeld,

- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motor temperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
In dit
geval knipper t het
verklikkerlampje "ECO"een paar
seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.

Page 124 of 340

122
Rijden
START-stand
Het verklikkerlampje "ECO"gaatuit en de motor wordt automatisch gestart (EGS versnellingsbak):
- met de selectiehendel in de stand A
of M
, laat het rempedaal los,
- met de selectiehendel in de stand Nen het rempedaal niet ingetrapt, zet de selectiehendel in de stand A
of M ,
- of schakel de achteruit in.
De
START-stand wordt automatischgeactiveerd als:


- het bestuurderportier geopend is,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder losgemaakt is,

- de snelheid van de auto hoger is dan
11 k m / h (EGS versnellingsbak),

- de elektrische parkeerrem wordt
aan
getrokken,

- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).


Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO"
knipperteen paar seconden en gaat dan uit.

Als het systeem in de STOP-standwordt uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer gestart.
U kunt deze functie op elk willekeuri
g moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"inte drukken.
Het verklikkerlampje in de schakelaar gaat branden en er verschijnt een melding op het
display.

Uitschakelen
Dat onder deze omstandigheden de START-stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.

Page 125 of 340

4
123
Rijden
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contactopnieuw aanzet.



Inschakelen

Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF"
.
Het s
ysteem is dan weer ingeschakeld; het
verklikkerlampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet
m
eer wil aanslaan of direct afslaat: alleverklikkerlampjes branden. Zet in dat geval hetcontact af en start de auto dan met behulp vande sleutel.

Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wiltuitvoeren.
Dit systeem hee
ft specifieke kenmerkenen maakt gebruik van een speciale 12V-
accu (raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT- net wer k).
Het gebruik van een andere dan de door
PEUGEOT voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Maak voor het opladen van de 12V-accu gebruik van een 12V-acculader. De polariteiten
mogen hierbij niet worden omgekeerd.

Onderhoud


Het Stop & Star t-systeem maaktgebruik van geavanceerde technologie.Laat eventuele werkzaamhedenuitvoeren bij een gekwalificeerde werkplaats, bijvoorbeeld eenservicepunt van het PEUGEOT-netwerk, die over alle deskundigheid en speciale gereedschappen beschikt.

Page 126 of 340

124
Rijden





Hill holder
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van hetrempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt,
- bij bepaalde hellingcondities,
- als het bestuurderspor tier is
gesloten.
De hill holder kan niet worden uitgeschakeld.
Als de auto ber
gopwaarts stilstaat, wordtdeze even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat:

- als bij de handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand isingeschakeld,

- als bij de gestuurde handgeschakelde
versnellin
gsbak de stand A
of Misingeschakeld,

- als bij de automatische transmissie de stand Dof M
is ingeschakeld.


Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en deachteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.

Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de hill holder gebruikt. Als u de auto moet verlaten ter wijl de motor draait, trek de parkeerrem dan handmatig aan en controleer of hetverklikkerlampje van de parkeerrem enhet lampje P
op de hendel (elektrischeparkeerrem) permanent branden.



Storing

Bij een storing in de hill holder gaan deze
verklikkerlampjes branden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.

Page 127 of 340

4
125
Rijden




Head-up display
scherm projecteer t, in het directe gezichtsveld
van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet
van de weg hoeft af te wenden.
1
.Inschakelen head-up display. 2. Uitschakelen head-up display (lang
indrukken).3. Regeling lichtsterkte.4.
Hoogteverstelling weergave.

Schakelaars
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft
het de volgende informatie weer:
A.De snelheid van uw auto. B. De informatie van de snelheidsregelaar/-begrenzer.


Informatie op het head-up
display
C.
De aanwijzingen van het navigatiesysteem (volgens uitvoering).

Raadpleeg voor meer informatie over het navigatiesysteem de rubriek "Audioen telematica".
Dit systeem werkt bij draaiende motor en de
instellingen worden opgeslagen bij het afzetten
van het contact.

Page 128 of 340

126
Rijden
)Druk bij draaiende motor op de toets 1omhet systeem in te schakelen en het scherm uit te klappen.)Houd de toets 2
ingedrukt om het systeem uit te schakelen en het scherm in te klappen.
De ingeschakelde/uitgeschakelde status vanhet head-up display blijft behouden als demotor opnieuw wordt gestart.
Inschakelen/uitschakelen
)
Stel bij draaiende motor de lichtsterkte vanhet display in met de toetsen 3:


- "zon" om de lichtsterkte te verhogen,

- "maan" om de lichtsterkte te verlagen.


Regelen van de lichtsterkte


Het is raadzaam de toetsen uitsluitend bij stilstaande auto te bedienen. Leg nooit voor werpen rondom het scherm (of in de uitsparing) zodat het
uitklappen en de goede werking van het scherm niet verhinderd worden.
Bij bepaalde weersomstandigheden (regen en/of sneeuw, zeer zonnigweer, ...) kan de informatie op het head-up display tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezenvan de informatie hinderen. Gebruik een schone en zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje of microfiberdoekje) om het projectiescherm te reinigen. Gebruik nooit een droge doek, een schuurspons,of een schoonmaak- of oplosmiddel om te voorkomen dat er krassen ontstaan op het scherm of de anti-reflecterende laag beschadigd raakt.
Hoogteverstelling
)Stel het display bij draaiende motor op degewenste hoogte af met de toetsen 4:
- omhoog om het display hoger af te
stellen,
- omlaag om het display lager af te stellen.

Page 129 of 340

4
127
Rijden








Snelheden opslaan
Het opslaan van snelheden geldt voor de snelheidsbegrenzer en voor de snelheidsregelaar.
U kunt vi
jf snelheden opslaan in het geheugen
van het systeem.
Standaard zijn er al enkele snelheden
opgeslagen.)Ga naar het hoofdmenu van het display van
het instrumentenpaneel door op de toets"CONFIG"
te drukken.)Selecteer het menu "Persoonlijke
instellingen - Configuratie" en bevestig uw
keuze.
Selecteren van een opgeslagen snelheid:)druk op de toets " + " of
" -" en houd de toets even
ingedrukt; het systeem stopt bij de dichtstbijzijnde
opgeslagen snelheid,
Voer deze handelingen omwille van de veiligheid alleen uit als de auto stilstaat en gebruik hierbij het display van hetinstrumentenpaneel. Deze handelingen kunnen alleenuitgevoerd worden als de auto stilstaat.

Werking
)
Selecteer het menu "Parameters auto" enbevestig uw keuze.)
Selecteer "Hulp bij het rijden" en bevestiguw keuze.
)
Selecteer "Opgeslagen snelheden" enbevestig uw keuze.)
Wijzig de snelheid.)
Selecteer "OK
" en bevestig dit om de
wijzigingen op te slaan.


Selecteren
)
druk nog eens op de toets " +
" of "- " en houd de toets ingedrukt om een andere
opgeslagen snelheid te kiezen.
Op het instrumentenpaneel wordt de snelheid en de status van het systeem (in-/uitgeschakeld) weergegeven.

Page 130 of 340

128
Rijden





Snelheidsbegrenzer
wagensnelheid de door de bestuurder
ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.

Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaalgeen effect. Alleen door het gaspedaal
tot voorbij het zware punt in te trappen,
kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
H
et inschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen. s
Het uitschakelenvan de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
De in
gestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in hetgeheugen.

Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijnaandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.

Deze informatie wordt tevensweergegeven op het head-up display.
Zie voor meer informatie de rubriek"Head-up display".
1.Toets voor het selecteren van de snelheidsbegrenzer
2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid4.Toets voor het onderbreken/hervatten van
de snelheidsbegrenzing (Pause)5.Toets voor het uitschakelen van desnelheidsbegrenzer



Bediening op het stuurwiel

De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.

Weergave op het
instrumentenpaneel
A.Snelheidsbegrenzing ingeschakeld/onderbrokenB.Snelheidsbegrenzer geselecteerdC.Ingestelde snelheid

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 340 next >