Peugeot Bipper 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 61 of 193

59
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
CONTACTSLOT
Stand STOP: stuurslot.
Het contact is afgezet.
Stand MAR: contact AAN.
Verschillende accessoires functioneren.
Stand AV V (Avviemento): startmotor.
De startmotor wordt in werking gezet.
Starten van de motor
Verklikkerlampje startblokkering
Gebruik als dit lampje brandt een
andere sleutel en laat de defecte
sleutel controleren door het
P
e UG e OT-netwerk.
Verklikkerlampje voorgloeien
dieselmotor
Zet het contact in de stand MAR
terwijl de handrem is aangetrokken
en de versnellingsbak in de
neutraalstand staat. Verklikkerlampje geopend portier
Controleer als dit lampje brandt
of de portieren, achterdeuren,
schuifdeuren en motorkap goed
zijn gesloten.
Afzetten van de motor
Zet de auto stil en draai, terwijl de motor
stationair draait, de contactsleutel in de
stand
STOP.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan
het contactslot veroorzaken. Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden
wordt aanbevolen zogenaamde "winter"
brandstof te tanken die speciaal geschikt is
voor (zeer) lage temperaturen.
Wacht tot dit lampje uitgaat en zet
vervolgens de startmotor in werking (stand
AV V ) tot de motor aanslaat.
Hoe lang het lampje brandt, is afhankelijk
van de weersomstandigheden.
Als de motor warm is, brandt het lampje
slechts een kort ogenblik en kunt u de motor
direct starten.
l

aat de sleutel los zodra de motor draait.
l

aat bij temperaturen onder -23°C
de motor gedurende vier minuten
stationair draaien. Dit is belangrijk voor de
goede werking en de levensduur van de
motor en de transmissie.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Starten en stoppen

Page 62 of 193

60
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
HILL START A SSIST
Deze functie, die is geïntegreerd in het
e

SC-systeem, vergemakkelijkt het wegrijden
op een helling, door uw auto, nadat u het
rempedaal hebt losgelaten, ongeveer
2
seconden op zijn plaats te houden. In
die tijd kunt u uw voet naar het gaspedaal
verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
-

als de auto volledig stilstaat terwijl u het

rempedaal intrapt,
-

bij draaiende motor
,
-

op hellingen met een percentage van

minimaal 5%, Werking
Als de auto met draaiende motor op een
helling stilstaat, wordt deze even op zijn
plaats gehouden als u het rempedaal
loslaat en:
-

bij een handgeschakelde versnellingsbak

de eerste versnelling of de neutraalstand
hebt ingeschakeld,
-

bij een elektronisch bediende

versnellingsbak de stand A of M hebt
geselecteerd.
Als de auto met draaiende motor
bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld
is, wordt de auto even op zijn plaats
gehouden als u het rempedaal loslaat.
Als het gaspedaal niet binnen
2
seconden wordt ingetrapt, wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld en
valt de remdruk geleidelijk weg. Tijdens
deze fase wijst een mechanisch geluid erop
dat de remmen loskomen en de auto in
beweging begint te komen. Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de hill start assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten terwijl de motor
draait, trek dan de handrem aan. Controleer
of het verklikkerlampje van de handrem op
het instrumentenpaneel constant brandt.
Storing
Bij een storing in de systeem
gaan op het instrumentenpaneel
deze verklikkerlampjes branden.
Raadpleeg het P
e UG e OT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te
laten controleren.
In de ST

OP-stand van het Stop &
Start-systeem is de hill start assist
uitgeschakeld.
Starten en stoppen

Page 63 of 193

61
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
- bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: zet, terwijl de auto
stilstaat, de versnellingsbak in de
neutraalstand en laat de koppeling los,
-

bij een auto met een elektronsich
gestuurde

versnellingsbak: houd,
terwijl de auto stilstaat, het rempedaal
ingetrapt. Bijzonderheden: geen overgang naar de
STOP-stand
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
-

het bestuurderportier geopend is,
-

de veiligheidsgordel van de bestuurder

losgemaakt is,
-
de achteruitversnelling is ingeschakeld,
-

bepaalde bijzondere omstandigheden

(laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dat niet toelaten.
In dat geval wordt een melding

weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S" gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
STOP & S TART- S y STEEM
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem, dat perfect is
aangepast aan het stadsverkeer, zorgt voor
een lager brandstofverbruik, minder uitstoot
van schadelijke stoffen en een aangename
rust in het interieur tijdens het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S" op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt afgezet: Om te voorkomen dat de motor te
vaak wordt uitgezet als u langzaam
rijdt, wordt de motor uitsluitend automatisch
afgezet als de auto een snelheid van
minimaal 10 km/h heeft bereikt.
In de STOP-stand van het Stop & Start-
systeem is de hill holder uitgeschakeld.
Verlaat nooit de auto zonder eerst
het contact met de sleutel te hebben
afgezet.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af en neem de
sleutel uit het contactslot.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Starten en stoppen

Page 64 of 193

62
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Bijzonderheden: automatisch activeren van
de START-stand
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
de auto wegrolt op een helling,
-


de motor ongeveer drie minuten geleden

is afgezet door het Stop & Start-systeem,
-

bepaalde bijzondere omstandigheden

(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dit niet toelaten. Gebruiksvoorschrift
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt,
wordt de motor in sommige gevallen niet
weer gestart.
e

r gaat dan een verklikkerlampje branden
of er wordt een melding weergegeven die
aangeeft dat u het koppelingspedaal volledig
moet intrappen om de motor weer te laten
starten.
Als de motor automatisch is afgezet
(STOP-stand) en de bestuurder zijn
veiligheidsgordel losmaakt en een
voorportier opent, dan kan de motor
uitsluitend weer met de contactsleutel
worden gestart. Dit wordt aangegeven door
een geluidssignaal in combinatie met het
knipperen van het verklikkerlampje Service
en het weergeven van een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Als de motor automatisch is gestart (START-
stand) en de bestuurder gedurende de
daaropvolgende drie minuten de auto niet
bedient, zet het systeem de motor definitief
af. De motor kan dan uitsluitend weer met
de contactsleutel worden gestart.
Overgang naar de START-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S" gaat uit
en de motor wordt gestart:
-

bij een auto met een handgeschakelde


versnellingsbak: trap het
koppelingspedaal volledig in,
-

bij een auto met een elektronisch
gestuurde

versnellingsbak:


laat het rempedaal los met de
selectiehendel in de stand A

of M,


of schakel de achteruitversnelling

in.
In dat geval wordt een melding


weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S" gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
Als in de STOP-stand de
selectiehendel van de elektronisch
gestuurde versnellingsbak in een
andere stand wordt gezet, wordt de
motor weer gestart.
Als de motor bij stilstand op een
helling automatisch wordt afgezet,
moet, aangezien de hill holder uitsluitend bij
draaiende motor werkt, de motor opnieuw
gestart worden en een versnelling worden
ingeschakeld alvorens het rempedaal kan
worden losgelaten.
Starten en stoppen

Page 65 of 193

63
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Uitschakelen
Als u geen concessies wilt doen aan
het thermische comfort, kunt u het
Stop & Start-systeem uitschakelen,
zodat de airconditioning continu blijft
werken. Het systeem behoudt na het starten
van de motor met de sleutel dezelfde
status (ingeschakeld of uitgeschakeld)
als voordat de motor werd afgezet.
U kunt dit systeem op elk willekeurig
moment uitschakelen door de toets "S -
OFF" in te drukken.
Het verklikkerlampje in de toets gaat
branden en er verschijnt een bericht op het
display van het instrumentenpaneel.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Storing Onderhoud
Bij een storing in het Stop &
Start-systeem wordt het systeem
uitgeschakeld, gaan deze
verklikkerlampjes branden op
het instrumentenpaneel en wordt
er een melding weergegeven
op het display van het
instrumentenpaneel.
l

aat het systeem controleren door
het P
e
UG
e OT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor gestart worden
door het koppelingspedaal volledig in te
trappen of door de selectiehendel in de
neutraalstand te zetten. Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het
P e UG e OT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
P e UG e OT voorgeschreven accu's kan
leiden tot storingen in het systeem.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
l
aat eventuele werkzaamheden uitsluitend
door een officiële P
e UG e OT-dealer
uitvoeren.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "S - OFF".
Het systeem is dan opnieuw actief; het
verklikkerlampje in de toets gaat uit en er
wordt een melding weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Starten en stoppen

Page 66 of 193

64
Bipper_nl_Chap04_ergonomie_ed02-2014
VOORSTOELEN
Hoofdsteunen
In hoogte verstellen van de hoofdsteun: druk
de nok in en schuif de hoofdsteun omhoog
of omlaag.
De hoofdsteun staat in de juiste stand als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Maak om de hoofdsteun te verwijderen de
basis van de pen van de hoofdsteun vrij,
druk op de borglip en trek de hoofdsteun
omhoog.
Druk om de hoofdsteun terug te zetten
de borglip in en steek de pennen van de
hoofdsteun recht in de openingen.Ga nooit rijden als de hoofdsteunen
zijn verwijderd. De hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en correct zijn
afgesteld.
Stoelen

Page 67 of 193

65
Bipper_nl_Chap04_ergonomie_ed02-2014
Hoogte van de zitting
De zitting van de bestuurdersstoel is in
hoogte verstelbaar. Hoger zetten: trek de
hendel zo veel keren omhoog als nodig is
om de gewenste stand te verkrijgen.
l
ager zetten: duw de hendel zo veel keren
omlaag als nodig is om de gewenste stand
te verkrijgen.
Verstellen in lengterichting
Schakelaar stoelverwarming
Druk op de schakelaar.
De temperatuur wordt automatisch
geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
verwarming uit te schakelen.
Til de beugel van de stoel op en schuif de
stoel naar voren of naar achteren tot de
gewenste stand bereikt is.
Lendensteun
Rugleuningverstelling
Draai aan de knop om de hoek van de
rugleuning te verstellen. Draai aan de knop.
Armsteun
De bestuurdersstoel kan zijn voorzien
van een armsteun aan de zijde van de
middenconsole.
k

lap de armsteun omhoog of omlaag om
de voor u meest comfortabele zitpositie te
verkrijgen.
4
ERGONOMIE en COMFORT
Stoelen

Page 68 of 193

66
Bipper_nl_Chap04_ergonomie_ed02-2014
WEGKLAPBARE PASSAGIERSSTOELTafelstand
Duw op de hoofdsteun om deze in de
laagste stand te zetten.
Duw een van de hendels naar achteren. De
hendels bevinden zich aan weerszijden van
de rugleuning.
l

aat de rugleuning op de zitting zakken,
zodat een tafeltje ontstaat.
Weggeklapte stand
Trek als de rugleuning in de tafelstand is gezet
aan de riem op de achterzijde van de stoel,
terwijl u de neergeklapte rugleuning naar voren
begeleidt in de richting van de vloer.
Terugkeer van de stoel in de normale stand
Trek, om de stoel te ontgrendelen, aan de
riem aan de achterzijde van de stoel.
Til de stoel aan de voor- en achterzijde op
en breng hem vervolgens naar voren om de
stoel in de tafelstand te zetten.
Duw een van de hendels naar achteren.
De hendels bevinden zich aan weerszijden
van de rugleuning. Duw gelijktijdig op de
rugleuning en zet deze vervolgens rechtop.
Druk stevig op de rugleuning om de stoel in
de vloer te vergrendelen.
Zet de hoofdsteun met behulp van de knop
aan de zijkant in de juiste stand.


k
lap de stoel alleen weg als er geen
passagiers op de achterbank zitten.
Zorg er bij het verstellen van de stoel
naar achteren voor dat het schuiven
van de stoel niet wordt verhinderd door
personen of hinderlijke voorwerpen op de
vloer achter de stoel om te voorkomen dat
de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het
schuiven van de stoel meteen als dit het
geval is.
Stoelen

Page 69 of 193

67
Bipper_nl_Chap04_ergonomie_ed02-2014
ACHTERBANK MET NIET-GESCHEIDEN
ZITTING EN RUGLEUNING
Tafelstand
Druk de blokkeerpal in en duw gelijktijdig de
hoofdsteun omlaag om hem in de laagste
stand te zetten.
Ontgrendel de rugleuning door op de
twee knoppen aan de zijkant te drukken. Het
rode vlak wordt zichtbaar.
k

antel de rugleuning op de zitting.
Portefeuillestand
Trek nadat u de rugleuning in de tafelstand
hebt gezet aan de riem in het midden om de
zitting uit de achterste verankeringen te halen.
Zet de zitting helemaal rechtop om hem in
de portefeuillestand vast te zetten.
Verwijderen van de achterbank
Zet wanneer de achterbank in de
portefeuillestand staat de dwarsstang
omlaag om de voorste verankeringen
van de zitting te ontgrendelen.
Til de achterbank op om hem uit de
voorste verankeringen te halen.
Zorg ervoor dat tijdens het rijden de
achterbank goed is vastgezet: bevestig
het ene uiteinde van de rode riem aan
de achterzijde van de zitting aan een van de
pennen van de hoofdsteun vóór en het andere
uiteinde aan de zijkant van de zitting.
4
ERGONOMIE en COMFORT
Stoelen

Page 70 of 193

68
Bipper_nl_Chap04_ergonomie_ed02-2014
Plaatsen van de achterbank
Breng de achterbank in de portefeuillestand
aan in de voorste verankeringspunten.
Zet de achterbank in de tafelstand, de
voorste verankeringen en de achterzijde
van de zitting worden daarbij automatisch
vergrendeld.
Terugzetten in de zitstand
Zet de rugleuning van de achterbank
rechtop.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
niet klem komen te zitten.
Vergrendel de rugleuning door deze zo ver
mogelijk naar achteren te duwen. Het rode
vlak is niet meer zichtbaar.
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen achter zijn afneembaar en
kunnen in twee standen worden gezet:
4 omhoog, om ze te gebruiken.
4 omlaag, als ze niet worden gebruikt.
Trek de hoofdsteun naar voren en kantel
hem gelijktijdig om hem omhoog of omlaag
te zetten.
U kunt de hoofdsteun verwijderen door hem
omhoog te zetten, op de blokkeerpal te
drukken en de hoofdsteun gelijktijdig naar
voren en omhoog te trekken.
Steek om de hoofdsteun te plaatsen de
pennen recht in de openingen.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn


verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn afgesteld.
Stoelen

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 200 next >