Peugeot Boxer 2008 Handleiding (in Dutch)
Page 111 of 150
126
Brandstof
Te laag brandstofniveau Als het brandstofniveau E
(Empty) is bereikt, gaat dit
verklikkerlampje branden.
U kunt afhankelijk van de
rijomstandigheden, de motoruitvoering
en het profiel van de weg nog ongeveer
50 km met de resterende hoeveelheid
brandstof rijden. Tank bij de eerstvolgende
gelegenheid om een lege brandstoftank te
voorkomen. Het tanken dient met
afgezette motor te
geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Houd de tankdop met één hand vast.
- Steek met de andere hand de sleutel in het slot en draai deze naar links.
- Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de
binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er
storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ca. 90 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en sluit de vulklep.
ONDERBREKING
BRANDSTOFTOEVOER
Bij een zware aanrijding worden de
brandstoftoevoer en de elektrische voeding
van de auto automatisch onderbroken.
BRANDSTOF TANKEN
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar
met een inhoud van 60 en 125 liter. Controleer buiten de auto of u geen brandstof
r u i k t e n o f e r g e e n b r a n d s t o l e k k a g e i s .
Herstel de brandstoftoevoer als volgt:
- druk eerst op de knop onder het
dashboardkastje.
- druk vervolgens op de knop in het accucompartiment onder de vloer bij de
bestuurderszitplaats.
Page 112 of 150
C
B
A
127
SNEL WEER OP WEG
8
A. Metalen pluspool van uw auto
B. Hulpaccu
C. Massapunt van uw auto LADEN MET BEHULP VAN EEN
ACCULADER
- maak de accupoolklemmen los,
- volg de aanwijzingen van de fabrikant op
de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze
bedekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accukabels
los en reinig de polen en de klemmen. Laad om explosie- en brandgevaar te
voorkomen de accu alleen op in een goed
geventileerde ruimte en uit de buurt van
vonken of open vuur.
Probeer nooit een bevroren accu op te
laden: laat de accu eerst ontdooien om
explosiegevaar te voorkomen. Breng een
accu nadat deze bevroren is geweest bij
een specialist die controleert of de accu
inwendig niet is beschadigd en of er geen
scheuren in de wanden zitten, waardoor
het giftige en bijtende accuzuur kan gaan
lekken.
ACCU STARTEN MET EEN HULPACCU
- sluit de rode kabel eerst aan op de
metalen pluspool A en vervolgens op de
(+) pool van de hulpaccu B,
- sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu B,
- sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt C
van uw auto,
- stel de startmotor in werking en laat de motor draaien,
- wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. Accu
Page 113 of 150
128
AccuAccu's bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor de gezondheid, zoals
zwavelzuur en lood. Accu's moeten volgens
de wettelijke voorschriften worden afgevoerd
en mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
erkend verzamelpunt. Het is raadzaam de minpool (-) van de
accu los te koppelen als uw auto langer
dan een maand buiten gebruik is.
Wacht 2 minuten na het uitzetten van het
contact alvorens de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accukabels
los te nemen.
Sluit de ruiten en de portieren voordat de
accupoolklemmen worden losgemaakt.
Wacht na het opnieuw aansluiten van de
accu en het aanzetten van het contact
1 minuut voor u de auto start, hierdoor
kunnen de elektrische systemen
geïnitialiseerd worden. Raadpleeg,
wanneer hierna toch storingen optreden,
het PEUGEOT-netwerk. Nadat de accu langdurig losgekoppeld is
geweest, moeten de volgende functies
geïnitialiseerd worden:
- instellingen van het display (datum, tijd,
taal, afstandseenheid en temperatuur),
- voorkeuzezenders autoradio,
- centrale vergrendeling.
Raadpleeg, als bepaalde instellingen van de
auto zijn gewist, het PEUGEOT-netwerk om
deze opnieuw in te stellen.
Als uw auto van een tachograaf of een alarm
is voorzien en de auto meer dan 5 dagen
niet gebruikt wordt, is het raadzaam de
minpool (-) van de accu (aan de linkerzijde
onder de vloer, in de cabine) los te
koppelen.
Page 114 of 150
BA
E
CD
F
129
SNEL WEER OP WEG
8
Wiel verwisselen
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
Zet de auto voor zover mogelijk op een
horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Trek de handrem aan, zet het contact af en
schakel de eerste versnelling in.
Plaats indien mogelijk een wielblok
onder het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel. 2. GEREEDSCHAP
Het gereedschap bevindt zich onder de
passagierszitplaats vóór.
- Draai de knop een kwart omwenteling
en trek dekist omhoog.
- Druk na gebruik van het gereedschap de knop in endraai deze een kwart
omwenteling om de kist vast te zetten. D.
Sleepoog.
E. Wielsleutel.
F. Schroevendraaier.
WIEL VERWISSELEN
3. RESERVEWIEL
Chassis-cabine
De bevestigingsbout van het reservewiel
bevindt zichrechts achter.
- Draai de bout met behulp van het
verlengstuk A en de sleutel B los en
verwijder het reservewiel.
A.
Verlengstuk wielsleutel.
B. Ratel.
C. Krik.
Page 115 of 150
GH
130
Wiel verwisselen
Bestelwagen
De bevestigingsbout van het reservewiel
bevindt zichrechts achter in de buitenrand
van de laadvloer.
- Open de achterdeuren.
- Maak het beschermplaatje los.
- Steek het verlengstuk A
in het gat en
draai de bout los met de ratel B om het
wiel te laten zakken. - Neem het reservewiel uit de houder met
behulp van de sleutel.
- Draai de handgreep G
los en verwijder
de steun H.
- Maak het reservewiel los en plaats het bij het te verwisselen wiel. - Plaats de krik
C onder één van de
viersteunpunten aan de onderzijde (bij
het te verwisselen wiel).
4. VERWISSELEN
- Wip de wieldop los met de schroevendraaier F en verwijder hem.
- Draai de bouten iets los met de wielsleutel E. Plaats de krik bij uitvoeringen met wegklapbare
treeplank onder een hoek van 45°.
- Draai de krik uit met behulp van de ratel
B tot het wiel enkele centimeters van de
grond verwijderd is.
- Draai de bouten volledig los en verwissel hetwiel.
Page 116 of 150
131
SNEL WEER OP WEG
8
Wiel verwisselen
5. MONTEREN VAN HET
RESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en breng de wielboutenmet de hand aan.
- Draai de wielbouten iets aan met de wielsleutel E.
- Laat de krik volledig zakken en verwijder dezevervolgens.
- Draai de bouten nogmaals aan met de wielsleutel E zonder te forceren.
- Plaats het wiel met de lekke band achter in deauto. - Bevestig de steun
H en schroef
dehandgreep G vast.
- Steek het verlengstuk A
in het gat
endraai de bout vast met de ratel B om
het wiel te bevestigen.
- Berg het gereedschap en de wieldopop. Het noodreservewiel is niet geschikt voor
het afleggen van lange afstanden. Laat
zo snel mogelijk het aanhaalmoment van
de wielbouten en de bandenspanning van
het noodreservewiel door het PEUGEOT-
netwerk controleren.
Laat bovendien de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en het oorspronkelijke
wiel in de plaats van het reservewiel
monteren door het PEUGEOT-netwerk.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken).
6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL
Plaats het wiel volgens de procedure
van stap 5 en vergeet niet de wieldop te
bevestigen.
Zie in de rubriek 9 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
Page 117 of 150
132
Wiel verwisselen
BANDENREPARATIESET
Deze set bevindt zich voorin in het interieur.
Deze bevat:
- een bandenreparatiepatroon A
, met
daarin het afdichtmiddel, voorzien van:
Page 118 of 150
133
SNEL WEER OP WEG
8
Wiel verwisselen
- Maak, als binnen 5 minuten de spanning
van minimaal 3 bar niet bereikt is,
de compressor los van het ventiel
en de 12V-aansluiting. Rijd de auto
ongeveer 10 meter naar voren om het
afdichtmiddel binnen in de band te
verdelen.
- Breng de band vervolgens weer op spanning:
Page 119 of 150
A
B
C
D
E
134
Lamp vervangen
TYPEN LAMPEN
Uw auto is voorzien van verschillende typen
lampen. Verwijder ze als volgt:
LAMPEN VERVANGEN
Type A Volledig glazen gloeilamp: de lamp is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de lamp
daarom voorzichtig los.
Type B Gloeilamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets in en draai hem
linksom.
Type C Cilindrische gloeilamp: druk de contacten uit elkaar.
Type D - E Halogeenlamp: duw de borgveer open en verwijder de
lamp uit de lamphouder.
Page 120 of 150
4
2
1
3
135
SNEL WEER OP WEG
8
Lamp vervangen
KOPLAMPEN
Open de motorkap. Steek uw hand achter de
koplampunit om bij de lampen te komen.
Voer het monteren uit in omgekeerde
volgorde. 1 - Dimlicht
Type D
, H7 - 55 W
- Draai het deksel linksom open en verwijder het.
- Neem de stekker los.
- Druk op de twee haakjes en duw de borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit. 3 - Grootlicht
Type E
, H1 - 55 W
- Draai het deksel linksom open en verwijder het.
- Neem de stekker los.
- Druk op de twee haakjes en duw de borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit.
2 - Parkeerlicht
Type A , W 5 W - 5 W
- Draai het deksel linksom open en verwijder het.
- Neem de met een drukbevestiging gemonteerde lamphouder los.
- Vervang de lamp. 4 - Richtingaanwijzers
Type B
, PY 21 W - 21 W
- Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom.