PEUGEOT BOXER 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Page 131 of 212
129
In geval van pech
8Type BLamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets
in en draai deze linksom.
Type C Cilindervorminge gloeilamp: werk de
contacten uit elkaar.
Type D Halogeenlamp: duw de borgveer open en
verwijder de lamp uit de lamphouder.
Verlichting vóór
1. Grootlicht 2.
Dimlicht
3. Richtingaanwijzers
4. Parkeerlichten / dagrijverlichting
►
Open de motorkap en plaats de motorkapsteun.
►
Steek uw hand achter de lampeenheid om bij de
lampen en gloeilampen te komen.
Verwijder waar nodig de lampeenheid:
► Afhankelijk van het land waar uw voertuig
is verkocht, moet u het schuimrubber voor
bescherming in de winter verwijderen door dit opzij
naar de buitenkant te schuiven.
►
Koppel de stekker los door de borgring te
verwijderen.
►
V
erwijder de twee bevestigingsschroeven van de
lampeenheid.
►
V
erplaats de lampeenheid naar het midden van
het voertuig om deze uit de schuiven te halen. Let
goed op de motorkapsteun aan de linkerkant.
Grootlicht / dimlicht
Type D, H7 - 55W
► V erwijder de afdekking door aan de rubberen
borglip te trekken.
►
Maak de stekker los.
►
Haal de borgveer los door op de middelste klem
te drukken.
►
V
ervang de gloeilamp en zorg dat het metalen
deel goed aansluit op de groef van de lampeenheid.
Richtingaanwijzers
Type A, WY21W - 21W
► V erwijder de afdekking door aan de rubberen
borglip te trekken.
►
Draai de lamphouder los door hem een kwartslag
linksom te draaien.
►
V
ervang de lamp.
Parkeerlichten / dagrijverlichting
Type B, W21/5 W - 21 W en 5 W
► V erwijder de afdekking door aan de rubberen
borglip te trekken.
►
Draai de lamphouder los door hem een kwartslag
linksom te draaien.
►
V
ervang de lamp.
Page 132 of 212
130
In geval van pech
Led-dagrijverlichting
Deze lichtdiodes (led) worden voor de
dagrijverlichting en voor de parkeerlichten gebruikt.
Als de auto is voorzien van led-dagrijverlichting,
neem contact op met een PEUGEOT-dealer.
Mistlampen vóór
Type D, H11-55W
► Draai het wiel helemaal naar binnen.
► Verwijder de schroef in de wielkuip.
► V erwijder de beschermflap.
► Verwijder de bevestigingsklem en haal de
stekker los.
►
Draai de lamphouder en verwijder deze.
►
V
ervang de lamp en let erop dat het metalen
gedeelte goed aansluit op de groeven van de
lampeenheid.
Halogeengloeilampen moeten worden vervangen terwijl de koplampen al een paar
minuten van tevoren zijn uitgeschakeld (kans op
brandwonden). Raak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-pluizende doek.
Controleer na het vervangen of de verlichting
goed werkt.
Zijrichtingaanwijzers
Type A, W16WF - 16W
► Verplaats het glas van de spiegel voor toegang
tot de schroeven.
►
V
erwijder de twee bevestigingsschroeven.
►
T
rek aan de lamphouder om deze uit de pennen
te halen.
►
T
rek de lamp eruit en vervang deze.
Parkeerlichten links en rechts
Type A, W5W - 5W
Page 133 of 212
131
In geval van pech
8
► Wanneer deze aanwezig zijn op uw voertuig
(maat L4), verwijder de twee bevestigingsschroeven.
►
T
rek aan de lamphouder om deze uit de pennen
te halen.
►
T
rek de lamp eruit en vervang deze.
Binnenverlichting
Type C, 12V10W - 10W
Voor/achter
► Druk op de punten aangegeven met de pijlen en
verwijder de plafonnier.
►
Open de beschermflap.
►
V
erwijder de gloeilamp door de twee contacten
te scheiden.
►
Controleer of de nieuwe gloeilampen goed
tussen de twee contacten zijn bevestigd.
►
Sluit de beschermflap.
►
Bevestig de plafonnier in de behuizing en zorg
dat deze is vergrendeld.
Achterlichten
1. Remlichten
Type B, P21W - 21W
2. Remlichten / parkeerlichten
Type B, P21/5 W - 21 W en 5 W
3. Richtingaanwijzers
Type B, PY21W - 21W
4. Achteruitrijlichten
Type A, W16W - 16W
5. Mistlamp
Type A, W16W - 16W
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de verschillende
gloeilampen.
►
V
erwijder de defecte gloeilamp en open de
achterdeuren.
Page 134 of 212
132
In geval van pech
► Verwijder de betreffende toegangsklep door
de zeven bevestigingsschroeven te verwijderen
(bestelwagen)
of
►
V
erwijder de betreffende toegangsklep door
eraan te trekken om de klep los te halen (combi).
►
Koppel de stekker los door op de middelste
borglip te drukken.
►
V
erwijder de twee bevestigingsmoeren uit de
lenseenheid.
►
T
rek vanaf de buitenkant aan de lenseenheid.
► Verwijder de zes bevestigingsschroeven uit de
lamphouder.
►
Open de drie bevestigingslipjes en trek de
lamphouder uit de behuizing.
►
V
ervang de gloeilamp.
►
V
oer de handelingen in omgekeerde volgorde uit
om elke gloeilamp terug te plaatsen.
Kentekenplaatverlichting
Type C, C5W - 5W
► Druk op de stip, aangegeven met de pijl, en
verwijder het transparante plastic deel.
►
V
erwijder de defecte gloeilamp door de twee
contacten te scheiden.
►
W
anneer de gloeilamp is vervangen, zorg dan
dat de nieuwe gloeilamp tussen de twee contacten
is bevestigd.
►
V
ervang het transparante plastic deel en druk het
omlaag om het vast te zetten.
Derde remlicht
Type A, W5W - 5W (x 4)
► Verwijder de twee bevestigingsschroeven uit de
lampeenheid.
►
T
rek de lampeenheid naar u toe.
Page 135 of 212
133
In geval van pech
8
► Verwijder de lamphouder door de twee lippen
naar binnen te drukken.
►
V
erwijder de defecte gloeilamp door deze eruit
te trekken.
►
V
ervang de gloeilamp.
Zekeringen
Een zekering vervangen
Laat alle werkzaamheden alleen door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren
Wanneer een zekering door een derde partij
wordt vervangen, kan er een ernstige storing in
de auto ontstaan.
Montage van elektrische accessoires Bij het ontwerp van het elektrische systeem
van uw auto is al rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het repareren van de auto of het oplossen
van storingen die zijn ontstaan door de montage
van accessoires die niet door PEUGEOT zijn
geleverd of aanbevolen, of die niet zijn
gemonteerd in overeenstemming met de
aanbevelingen. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
uitrusting meer dan 10 milliampère bedraagt.
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor
het starten van de motor met behulp van startkabels
of voor het laden van een lege accu.
Deze accu's bevatten schadelijke stoffen (zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever gebruikte accu's in bij een aangewezen
inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk
risico van brand of explosie uit te sluiten.
Was na afloop uw handen.
Elektromotor
Lege 12V-accu De motor kan niet meer worden gestart
en de tractiebatterij kan niet meer worden
opgeladen.
Voorzorgsmaatregelen bij werkzaamheden aan de 12V-accu
Zet het contact af en controleer of het voertuig
niet wordt opgeladen.
Een ander voertuig met startkabels starten
Gebruik de 12V-accu niet om een ander voertuig
met startkabels te starten of de accu van een
ander voertuig op te laden.
Toegang tot de accu
De accu bevindt linksvoor onder de vloer.
Page 136 of 212
134
In geval van pech
► Draai de 6 bevestigingsschroeven voor de
toegangsklep los.
►
Zet de toegangsklep omhoog en verwijder deze
volledig.
De accu loskoppelen
► Kantel de hendel ( 1) omlaag om de klemmen los
te halen.
►
V
erwijder de klemmen (2 ) uit de minklem (-).
Wacht ongeveer 6 minuten na het afzetten
van het contact voordat u de accu
loskoppelt.
Maak de accuklemmen niet los bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accuklemmen
eerst los te koppelen.
Sluit de ruiten en de portieren voordat u de
accukabels loskoppelt.
Als de accukabels weer zijn aangesloten, moet u het
contact aanzetten en vervolgens 1 minuut wachten
voordat u de motor start, zodat de elektronische
systemen kunnen worden geïnitialiseerd. Wanneer
er zich na deze handeling kleine storingen blijven
voordoen, neem dan contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
We raden aan om de klem (-) van de accu los te koppelen als het voertuig langer dan
een maand niet wordt gebruikt.
De beschrijving voor de laadprocedure voor de
accu is slechts indicatief.
Als de accu langere tijd losgekoppeld is geweest,
moet u de volgende functies mogelijk nieuw
opstarten:
–
de displayparameters (datum, tijd, taal, afstand en
temperatuureenheden);
–
de zenders van het audiosysteem;
–
de centrale vergrendeling.
Sommige instellingen worden geannuleerd en
moeten opnieuw worden ingevoerd; neem contact
op met een PEUGEOT-dealer.
Als het voertuig is voorzien van een tachograaf of
alarm, dan raden wij aan om de minklem (-) van
de accu (links onder de vloer in de cabine) los te
koppelen als het voertuig langer dan 5 dagen niet
wordt gebruikt.
Page 137 of 212
135
In geval van pech
8De motor met een hulpaccu en
startkabels starten
Start de motor nooit als er een acculader is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V of hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12 V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (zoals
audiosysteem, ruitenwissers en verlichting) van
beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor (zoals
ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
Het starten van de motor met een andere accu moet
in de motorruimte worden gedaan.
►
Open de motorkap.
A. Positieve metalen aansluitklem op het voertuig
B. Hulpaccu
C.Massapunt van het voertuig
De positieve metalen klem A is toegankelijk via een
klep op de zijkant van de zekeringkast.
Alleen aansluiten op de aangegeven klemmen en zoals hierboven afgebeeld.
Wanneer dit niet wordt aangehouden, bestaat er
kans op kortsluiting!
Bij een dieselmotor
► Sluit de rode kabel aan op de metalen klem (A),
daarna op de positieve klem (+) van de hulpaccu
( B ).
►
Sluit een uiteinde van de groene of zwarte kabel
aan op de negatieve (-) klem van de hulpaccu (B ).
►
Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op het massapunt (C ) van uw voertuig.
►
Stel de startmotor in werking en laat de motor
draaien.
►
W
acht totdat de motor stationair draait en haal
dan de kabels los.
Met elektromotor
► Sluit de rode kabel aan op de metalen klem (A),
daarna op de positieve klem (+) van de hulpaccu
( B ).
►
Sluit een uiteinde van de groene of zwarte kabel
aan op de negatieve (-) klem van de hulpaccu (B ).
►
Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op het massapunt (C ) van uw voertuig.
►
Start de elektromotor
.
►
Koppel de groene of zwarte kabel los van het
massapunt (C ) van uw voertuig.
►
Koppel de rode kabel los van de metalen
aansluitklem (A ) van uw voertuig.
►
Laat het voertuig minimaal 20 minuten draaien.
Laden met behulp van een
acculader
► Toegang tot de accu, linksvoor onder de vloer.
► Maak de accukabels los.
►
V
olg de aanwijzingen van de fabrikant van de
acculader.
►
Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met
de negatieve klem (-).
►
Controleer of de klemmen schoon zijn.
Als ze
zijn bedekt met sulfaat (witte of groene afzetting),
verwijder ze en maak ze schoon.
Laad de accu uitsluitend op in een goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of
andere bronnen van vonken, om elk risico van
brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Probeer een bevroren accu niet op te laden;
deze moet eerst worden ontdooid om de kans op
Page 138 of 212
136
In geval van pech
explosies te vermijden. Als de accu is bevroren
voordat u deze oplaadt, laat de accu dan
nakijken door een specialist; deze controleert of
de componenten binnenin niet zijn beschadigd en
er geen barsten in de behuizing zitten, omdat de
kans op lekkage van het giftige en corroderende
zuur bestaat.
Laad de accu langzaam ongeveer maximaal 24
uur bij een lage stroomsterkte op om schade aan
de accu te voorkomen.
Deze sticker hoort bij het Stop & Start-systeem en geeft aan dat er een speciale 12
V-loodaccu is gebruikt die alleen door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats mag worden losgekoppeld en/of
vervangen.
Wanneer een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde werkplaats de accu heeft
teruggeplaatst, werkt het Stop & Start-systeem
pas weer als het voertuig langere tijd achter
elkaar heeft stilgestaan; hoe lang dit duurt, is
afhankelijk van temperatuur en de laadtoestand
van de accu (kan tot ongeveer 8 uur duren).
Slepen
Algemene aanwijzingenHoud u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto
hoger is dan van de auto die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de
gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet
beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond
altijd een goedgekeurde sleepstang; kabels,
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met uitgeschakelde
motor, werken ook de rem- en stuurbekrachtiging
niet.
Neem contact op met een professioneel bergingsbedrijf:
–
Als de auto is gestrand op de autosnelweg of
autoweg.
–
Als het niet mogelijk is de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te
ontgrendelen of de parkeerrem vrij te zetten.
–
Als het bij een auto met automatische
transmissie niet mogelijk is om deze te slepen
met draaiende motor.
–
Bij het slepen met slechts twee wielen op de
grond.
–
Bij auto's met vierwielaandrijving.
–
Bij het ontbreken van een goedgekeurde
sleepstang.
Het voertuig moet in de vrijloop worden gezet voordat het wordt gesleept.
ElektromotorEen elektrisch voertuig mag nooit worden
gebruikt om een ander voertuig te slepen.
Het voertuig mag echter wel worden gebruikt om
bijvoorbeeld een ander voertuig uit een greppel
te trekken.
Page 139 of 212
137
In geval van pech
8Beperkingen bij slepen
Type voertuig
(motor / versnellingsbak) Voorwielen op de grond Achterwielen op de grond
Dieplader4 wielen op de grond met
sleepstang
Verbrandingsmotor /
Handgeschakeld
Elektrisch
Uw voertuig slepen
Het afneembare sleepoog bevindt zich in de
gereedschapskist onder de passagiersstoel voor.
►
Haal de afdekking los met een plat gereedschap.
► Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
► Bevestig de goedgekeurde trekhaakkogel op het
afneembare sleepoog.
►
Zet de hendel in neutraal.
Als u dit niet doet, is het mogelijk dat bepaalde onderdelen van het remsysteem
beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na
het starten niet meer werkt.
Een ander voertuig slepen
Het vaast sleepoog bevindt zich rechts onder de
bumper.
►
Bevestig de goedgekeurde trekhaakkogel op het
vaste oog.
Page 140 of 212
138
Technische gegevens
Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten
Motoren
De technische gegevens van de motor van uw auto
zijn op het kentekenbewijs en in de commerciële
documentatie vermeld.
Alleen de waarden die beschikbaar waren op het
moment van publicatie zijn in de tabellen vermeld.
Neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats als u de ontbrekende
waarden wilt weten.
Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde,
onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in
de Europese regelgeving (Richtlijn 1999/99/EG).
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gewichten en
aanhangergewichten
De gewichten en aanhangergewichten van de auto
zijn op het kentekenbewijs van uw auto en in de
commerciële documentatie vermeld.
U vindt deze waarden ook op het
constructeursplaatje.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het maximaal toelaatbare treingewicht (GTW) en
de aanhangergewichten gelden tot een hoogte
van maximaal 1000 meter. Het opgegeven
aanhangergewicht dient voor elke extra 1000 meter
hoogte met 10% te worden verminderd.
De aanbevolen kogeldruk is het gewicht dat op de
trekhaakkogel mag rusten.
Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om
de motor te beschermen. Als de
buitentemperatuur hoger dan 37 °C is, moet het
aanhangergewicht worden verlaagd.
Het trekken van een aanhanger, ook met een licht beladen auto, kan een negatief
effect op de wegligging hebben.
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de auto
een langere remweg.
Wanneer de auto een aanhanger trekt, mag
u nooit sneller dan 100 km/h of de plaatselijk
geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk
90 km/h) rijden.